Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 379
avond op en wel 'Rose Domino's van de la Cour en Hennequin en De
Haan kraait van De Najac.
? Het eerste ia grappig en doet ons een blik slaan in het leven van twee
Parijsche mannen, die, hunne vrouwen wat wijs makende, liever het
balteasquéin de Opera bezoeken dan thuis bij hun vrouwen zitten. De
wouwen gaan er ook heen, om te zien of hun mannen er zijn; beiden
eijn zij gekleed in rose domino's, maar het kameniertje van een der
dames, dat ook gaarne het bal zou bijwonen, gaat er ook heen in rose
domino. Dat de grappigste verwisselingen op het bal plaats hebben,
behoeft zeker niet vermeld te worden. Verwonderlijk is het, dat schrijvers
als De !a Cour en Hennequin, die zoo goed met hettooneel bekend zijn,
Zoo een ongelukkig slot aan elk der drie bedrijven gemaakt hebben; zij
gaan alle drie als een nachtkaars uit.
Dit is jammer voor de acteurs, want daardoor vergeet men steeds te
ftpplaudisseeren, al vindt men spel en stuk nog zoo goed. Het stuk werd
uitmuntend gespeeld; Van Zuylen leverde ean geestige type van een
ouden bon-vivant. Het is opmerkelijk, dat denzelfden avond, dat men
Les lionnes panvrcs schorste, in dit blijspel eene danseres Foedora voor
komt, die tot dezelfde soort vrouwen behoort, waartoe SerapJiins in
Augier's stuk ook moet gerekend worden. Het onderscheid is alleen
maar, dat de een zich verkoopt voor lekkere soupers en de andere voor
mooie kleeding.
, Het blijspel van Najac: de Haan kraait was zóó flauw, zóó min, dat
het spel van Mevr. de Graef en de heeren Van Zuylen en Van
Nieuwland ook niet n der toeschouwers kon bewegen een applaus te doen
hooren.
In de Duitsche Opera debuteerde de lyrische tenor F. Er], van wiens
debuut als Tamino ik verleden week gewag maakte, als Lionel en Manrico
en ik moet zeggen, dat hij de goede opinie, die men van hem had, na
Zijn Tamino heeft weten te handhaven. Ja, meer^lan dat, hij liet in de
twee laatste partijen de fouten, die men in zijn eerste debuut opmerkte,
minder uitkomen en legde veel meer warmte in zijne voordracht.
Vibreerde hij als Manrico in het begin van den avond, later werd
Zijne stem krachtig en vast, zoodat hij veel lof van het nogal talrijk
opgekomen publiek inoogstte, dat hem herhaalde malen terugriep.
Zijn Lionel was de beste der drie debuut-rollen; de gemakkelijkheid,
waarmede hij hier de hooge tonen zong, deden den grooten omvang zijner
stem duidelijk uitkomen. Wanneer dit schrijven onder de oogen van liet
publiek komt, is wellicht het oordeel der Directie reeds bekend; hoe dit
moge zijn, ik hoop, dat de Directie dezen zanger voor'onze opera zal
behouden. Moge hij niet onberispelijk zijn, de Directie zou, hem latend
gaan, niet gemakkelijk een betere vinden ; de ervaring heeft maar al te
duidelijk geleerd, dat goede lyrische tenors niet zoo gemakkelijk te vin
den zijn.
1 De heer Rathjens voldeed als Graaf Luna zeer goed, hij zingt zeer
beschaafd en met veel gevoel. De aria in het tweede bedrijf wilde hij
echter te mooi zingen en week. daardoor wel eens al' van de geschrevene
muziek. Mevr. Jaïde oogstte n als Nancy n Asucena veel lof; de
Einlage in Martha toonde ons weer, over welke groote etemmiddelen
deze zangeres te beschikken heeft.
Mevr. Charles-Hirsch toonde als Martha en Leonore, dat zij een uit
muntende voordracht en goede coloratuur heeft, eigenschappen, die ons
van verleden jaar bekend zijn, maar ook, dat havo stem niet krachtig
genoeg is, om zich steeds, wanneer het nooclig is. te doen geiden.
De heer Behrens zong Plumkett, meer behoeft zeker niet gezegd te
Worden.
De heer Ziehmann schijut de lieveling van liet Rotterd. publiek te zijn,
want bij was de eenige der terugkomende artisten der opera, die met
applaus werd begroet.
De dames Flor, Von Dötscher en Retaque en de heer Basch hebben,
zooals ik verneem, Zondagavond in Figaro's oclixcit veel succes gehad;
ik heb geen gelegenheid gehad hen dien avond te hooren.
Zoo is dan weer de Opera in vollen gang, alleen de heer Labatfc, de
helden-tenor van dit seizoen, ontbreekt; hij is nog te Stockholm en zal
eerst in het begin van October hier optreden; de Directeur zal dus ge
dwongen zijn, vooreerst lyrische of comische Opera's te geven.
25/9 '81. M. II.
DE FBANSCHE OPERA.
De wensch, waarmede ik mijn vorig overzicht besloot, is vervuld. De
thermometer is den heer Van Hamrne genadiger geworden en de artisten
spelen niet meer met de parels zwee!- op het voorhoofd. Ook is de quacstie
van een nieuw debuut van twee afgewezen zangers van de baan, dat is
een bron van opwinding minder. Het ia vreemd, maar toch waar: van 'aet
oogenblik af, waarop men zich moeite gaf de heeren Artiires on Boussa
te behouden, voldeden zij minder. Eerstgenoemde was Escamillo ia
darmen en als Georges d'Orbel (La Traviata) zwak, en de heer Boussa
zorgde door dikwijls onzuiver te zingen vooral ia Mi.gnon, dat men zijn
afwijzing niet te zeer betreurde. Eeeds zijn hun opvolgers in aantocht,
evenals die voor de eerste bas en de dugaaon. Moge de heer Van Hamme
gelukkig zijn geweest in zijn keuze, opdat wij spoedig door de debuten
heen komen!
Aan afwisseling ontbrak het niet tot hiertoe. Dat heeft zijn goede zijda,
maar ook gevaren. Gelukkig voldeden de laatste voorstellingen wat het
ensemble betreft vrij wel aan de eischeu. Inzonderheid geldt dit van de
reprise van Carmen, waarvoor men zich blijkbaar veel moeite had gege
ven. Evenals in het vorige jaar vervuld mlle. Lender de titelrol. Den
avond te voren had zij als Azucéna (in Le Trouoèrc) haar rentree gedaan
en dat wel op verdienstelijke wijze en weinigen dagen latsr trad zij als
Léonor in La Favorite op. Men ia hier teu aanzien van mlle. Leader
niet toegevend. Er zijn, artisten die stormenderhand de gunst vt,n het
publiek veroveren: mlle. Lender behoort niet tot dezen. Haar jeugd en
weinige ervaring werden zelfs niet als verzachtende omstandigheden
fangenpmen, toen zij., da verpletterende rol vau Fidès in Le Prophete
vertolkte. Toch was men wat contr'alto's aangaat hier alles behalve verwend.
Ik wil geen namen noemen, maar da habitués herinneren zich weinig anders
dan versleten of schrille stemmen,toebehoorende aan dames die reeds lang sur
Ie retour" waren. Mme. Ferminet,die een paar jaren het emplooi van sopraan
en alt vereenigde, kon mij in het laatstgenoemde nooit bevredigen. Zij
moest haar stem geweld aandoen.
Ongetwijfeld is mlle. Lender geen Albni, maar ze heeft een aangena
me ronde stem, die gemakkelijk van hoog tot laag daalt of van laag tot
hoog klimt; zij faalt soms in de hooge tonen maar minder dan vroe
ger. Dan draagt mlle. Lender goed voor, zij gevoelt wat zij zingt en haar
muziek is ongedwongen. Soms kon zij wat meer passie aan den dag leg
gen, maar in den regel is haar actie prijzenswaardig. Eindelijk heeft
mlle Lender het voorrecht van een fine présence", hetgeen bv. in
Carmen, Favorite, JReine de CJtypre, waar zij geen moederrol te vervul
len heeft, zeer welkom is. Over het geheel kan men mlle. Leuder dus
een aanwinst noemen voor het opera-gezelschap en het zou mij niet ver
wonderen indien de nog jeugdige artiste langzamerhand door het meer
ontwikkeld deel van het publiek moer en meer werd gewaardeerd. Zij
verdient dat.
De tenor Maury, die als Maurique bij de stembus zegevierde zal hard
moeten werken om op den duur te voldoen. Hij is zijn rollen nog niet
meester en heeft bovendien door den aard zijner stem met moeielijkheden
te kampen. Vribeeren en weinig gemakkelijkheid in de hoogte zijn de
klippen waarop hij telkens stuit. Het zou jammer zijn indien hij schip
breuk leed, want hij heeft veel goeds, en tenors zijn dun gezaaid.
Barytons zijn beter te vindon; Do Vries is zeker niet een van de minste die
hier waren geëngageerd, maar hij heeft met herinneringen aan zijn voor
ganger, met het diapason te kampen en zijn succes haalt niet bij dat hetwelk
hij vroeger hier behaalde. De zanger is niet nieuwer geworden maar het pu
bliek is veeleischender. Selrack blijft populair. Telkens wanneer hij op
treedt klinkt hem applaus tegen en zelfs als hij ns minder gelukkig is
ontbreekt het hem niet aan bijval. Het is jammer dat deze tenor
leger zoo ongelijk is in hetgeen hij doet. Soms let men op spelers
terwijl hij zingt, omdat men voor een vervaarlijke couac" vreest;
soms brengt hij tonen voor den dag, die men niet had verwacht, zoo
helder en frisch, dat een fort tenor het niet beter zou doen.
Ware Selrack een even goed zanger, als hij door de natuur goed bedeeld
is. hij zou zelfs te Parijs niet misplaatst zijn. Waarschijnlijk is hij te vroeg
aan den gang gegaan en heeft zijn stem door ontijdige inspanning geleden.
De tweede tenor léger Valdij is een aangenaam zanger, met een kleine
stem, dat. is beter dan eea met een vervaarlijke stem en die slecht zingt.
De nieuwe larnetta Derval hesffc weiaig stem, maar speelt niet kwaad.
Van de dames kan ik ditmaal weiiig zeggen. Mme. Ferminet trad nog
slechts iu deze rollen op (Rachel, Valentine, Leonore) ea daarvan is de
eerste verreweg do beste. Spoedig zullen wij haar als Norma en Selicn hoo
ren. Mme. Cecilo uórin heeft als Micaela voldaan; in La Traviala moest
zij wegens ziekte worden vervangen door mlle. Duehateau. Een
audarniaal wat over de danseressen.
Den Haag, 23 Bept. D.
WANDELINGEN* OP DE TENTOONSTELLING.
IV.
Brussel, 22 September 1884.
't Is reeds meermalen opgemerkt dat de belgische van vele andere kun
stenaars het best slagen in do portretten. L'at zulke schilderstukken
ook het incest winstgevend zijn weet iedereen. Geen wonder dus dat vele
schilders, het gebrek aan belangstelling voor andere werken ziende,
portretteurs worden. \Vij noemen als voorbeeld slechts Em. Wautera en
G. Guflens, dio op ander gebied zooveel voortreffölijks leverden. Beiden
hebben hunne onlangs voltooide portretten niet eens ingezonden, E.
Wauters is door niets vertegenwoordigd. GufFüiis door twee cartons, het
eene voorstellende het overdragen der ark naar Jerusalem, het tweede
prins Karel (Karel V) clou eed afleggende in de handen van Jan van der
Werve, burgemeester van Brussel, ten jare 1515; werken van edelen en
ernstigen aard gelijk wij 't van Guffens gewoon zijn.
Wij komen op de portretten terug, waartoe velerlei soort werken klan
ken gerekend worden; daaronder b. v. Da teekcnles van Edgard Farasijn,
een allerliefst, geestig en welgeteekend portretbeeld van vijf kinderen in
verschillenden ouderdom, 't Is waar, de Vfouwenkop met middeleeuwsche"
dracht van T. A. Fielitz, te Parijs is belangrijker dan de beeltenis van
dun bisschop Doutrcluux van J. Matthieu Nissen; maar ook Fielitz heeft
blijkbaar een portret gemaakt, en't karakter wel getroffen, evenals, schoon
in mindere mate, Fantin Latour in het portret van het schilderende
meisje, dat hij L' Etude noemt.
Wij hebben er niets tegen dat de schilder uit zijn portret een genrebeeld
zoekt te maken. Integendeel: elke poging om den afgebeelden'persoon
in eene omgeving te stellen die hem eigeuaard:g is, bevordert de harmonie
ca het leven van het beeld. Van menig portret in den volsten zin des
woords, waarop slechts oen grauwe achtergrond is gepenseeld, maakt
juist, als wij 't zoo mogen noemen, het portretachtige, namelijk do pose
des afgebeelden een bolachelijken indruk. De toeschouwer komt slechts
daarover heen door do verzekering vanclen catalogus: Dit is een portret",
dus een persoon die bepaald poseert en daarvoor bstaalt.
Nu geschiedt hot ook dat, door het ontwijken van noodelooze (?) bijza
ken, het portret in zijnen achtergrond te kleven schijnt. Dit is het geval
met het verdienstelijke Portruit d'ttne parlslcnne van Charles Giron,
wiens Deux soeurs van de Gentsche tentoonstelling zich iedereen herinnert.
De Kesel's poitretten hebben minder deze eigenaardige fout. Ook J. da
Vriendt heeft aan zijne couleur crème geldeede dame eene eigenaardige
aantrekkelijkheid en reliëf weten te goven. Wij aarzelen ook niet Yvonne
van Lu'i'ebvve een portret" te noemen; de roodo hoed strijdt niet met
die qualilicatio, integendeel; men zegge dan 't is een kaï'akterkop"; des
te beter. Ook bij Saint-Cyr's Meisje aan 't strand is blijkbaar het meisja
en Biet het strand, wat geheel als bijzaak verschuilt» geportretteerd, al