Historisch Archief 1877-1940
No. 379
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ontbreekt ook daaraan het krachtig leven. Wij zouden eene dergelijke
aanmerking willen maken op de portretten (761, ds historieschilder
Ittenbach; 768 de twee Zusters) van H. J. Sinkel te Dusseldorf; maar, toch
valt daarbij eene ernstige studie niet te ontkennen.
't Is reeds veel, van sommige kunstenaren te kunnen zeggen dat zij hun
onderwerp bestudeerd hebben. De studie is niet meer in de mode bij de
jongeren van Apelles. l)e geestigheid van den kinderkop genaamd Grand'
mama/n, van Carolus Fremerie, kan den belachelijken achtergrond niet
verontschuldigen. Of de ontkleede dame, door den schilder Khnopff, dien
wij reeds aanhaalden, Vne Sphinge genoemd, een portret is zouden wij
niet durven beweren, maar wel dat het bekoorlijk gekleede kind, Henry
de Woelmont voorstellende van denzelfden schilder allerliefst en boeiend
ia. Khnopff heeft tweeërlei palet. Door het eene verheft hij zich, door
bet ander vernedert hij zich tot eenen excentrischen impressionist.
Men zou ons nu verder kunnen aanmerken dat ook de d i e r e n s c h i
lder s in den regel portretteurs zijn, die 't soms van de eigenlijke por
tretschilders winnen, 't Is waar: bijvoorbeeld de voortreffelijke De Pratere.
Doch daarover nader.
Laten wij nu eens omzien naar zulke werken die door rijkdom van
compositie, door adel en oorspronkelijkheid van gedachte, en dergelijke
eigenschappen, die een groot kunstwerk in de eerste plaats moet bezitten,
onmogelijk tot het portretgenre kunnen gerekend worden. B, A, G.
PAVILIOEN-SCHILDERIJEN DE VOS".
IV (Slof.}
Van den Heer E. Koster verciert eene geanimeerde schepenparade, die
door deskundigen allicht voor De Ruyters beroemde aftocht van Wielin
gen gehouden zal worden, de verzameling. In No. 172 krijgen we, van
den zelfde, met het fameuze geval van Chatbam te doen; de vlag trekt
hier wel wat veel de aandacht. Op 186 (zeeslag van Kijkduin) is de lucht
vooral van een uitstekende kompozitie en mooi van effekt; het water
komt mij minder geslaagd voor. No. 206 is van 's Heeren Kosters 4 bij
dragen ongetwijfeld de fraaiste: Verwoesting der fransche vloot in de
laai van Vigo en doet den auteur onder dia kunstenaars plaats nemen,
wier werken maken, dat we, p. slot van rekening, toch vele goede kanten
aan 's Heeren de Vos' onderneming vinden.
Van een kunstenaar, die maar korten tijd in OLS midden is opgetreden,
zijn No. 181 en 210. De Heer Maurits Léon heeft het fiere woord van
Villem III in beeld moeten brengen: het beste middel om den
onder<ing der republiek niet te zien, is: op haar laatste bolwerk te sneuvelen."
/ijne andere kompozitie is: Jan Willem Friso, voor Rijgel. Ook deze
schilderij had een paar gedenkwaardige woorden te veresuwigen: Mijne
soldaten weten hoe 't gegaan is, en dat is mij genoeg"; en toeneen bom
in de tent van den Stadhouder viel: Arme Ducerceau, hij heeft er het
hachjen bij ingeschoten!" Ook om zijn kleur (niet slechts om de juistheid
van- uitdrukking) was de jong gestorven kunstenaar een veelbelovend
vertegenwoordiger van het tijdperk, waarin hij optrad.
De Heer L. Lingeman opent de 3e serie der tafereelen. De eerste loopt
van het jaar 40 tot het einde der XHIe Eeuwen bev.at slechts 27 stukken.
de tweede omvat de Henegouwsche, Beyersche en Borgondische
stamhuizen tot en met den edelen Carel den Stoute; de derde vangt met
Maria van Borgondiëaan en eindigt met het jaar der beeldstormerij. Do
zeven volgende series sluiten mot de jaren 1581, 1C25, 1648, 1072, 1697,
1795 en 1861. Voor wie geen vreemdeling is in onze geschiedenis, heb
ben al die jaartallen hunne beteekenis. Toch is eene andere indeeling,
vooral van de XVIIIe en XIX Eeuwen, niet ondenkbaar.
De Heer Lingeman is een der hoilandsche schilders van wie het betreurd
mag worden, dat zij geen grooter getal werken voltooid hebben; maar
bij een weinig meer charakterkennis zou de Heer de Vos hebben ingezien,
dat men den lieer Lingeman eerder eene Maria van Eeygersberch dan
eene Maria van Borgondiëhad. kunnen vragen. De hoofdpersoon is, te
midden der 14 anderen, hier dan ook niet al te wel geslaagd.
De Heer J. A. Neuhuya verdient een kompliment voor zijn no 231
eene patriotten-scèwe die mooi verlicht is en uitmunt door juistheid
der bewegingen. Ware de kunstenaar niet genoodzaakt geweest een lang,
in plaats van een breed schilderij te leveren, dan had hij misschien iets
nog voortreffelijkere geleverd. Ook zijn Slag van Gastricum is een verdien
stelijk stuk; de mêlée ia uitnemend uitgedrukt.
De Heer Peduzzi behoorde tot die welgezinde penceelvoerders, wier star
Vroegtijdig is ondergegaan, zonder al te veel rouw te verwekken: toch
is in zijn Dood van Witte Corneliszn de With" het wechsterven vanden
koenen batailleur" zeer goed uitgedrukt; de zelfopoffering van
Hambroek" is veel middelmatiger en de te weinig gewaardeerde held Cornelis
da Witt had een kloeker historiograaf verdiend. Nic. Pienemana Dood van
De Ruyter is overbekend door Kaisers geslaagde gravure; zelfs mocht
Pieneman willen dat in zijne schilderij zoo veel balans was, als de
plaatdruk doet onderstellen.
En nu Rochussea! Indien de Hoilandsche schilderkunst en de hoilandsche
proza-dichtkunst, ia de XlXe Eeuw, geene andere vertegenwoordigers
hadden, dan Charles Rochussen en Coenraad Busken Huet, dan zou
ons volk nog met een rijk gelauwerde banier naast de Franschen,
Engelschen en Duitschers kunnen optreden. Ieder-een (elke beschaafde) voelt,
waarom ik die twee mannen in oenen adem noem. Zij zijn aan elkaar
verwant.
Morgen verschijnt van mij een deel Verspreide verhalen, waarin ik
(n'en déplaise mijn besten vriend Dyserinek) Huet het volgende
te-gemoet-voer:
Men meent, dat gij te sterk een nadruk hebt gegeven
Aan 't woord, dat gij (ala elk) twee vaderlanden" hebt:
Wat schaa, zoo ge, ia ons Pietseli, maar toovert, lieersclit en schept!''
En inderdaad ondanks, op zoo menig punt, het verval der smaak
bij de Franschen-zelven zij blijven de toongevers op het tooneel der
kunstvormen. In mijn vroegste kindsheid bezocht ik een engelsche dag
school Bfor young ladies and gentlemen" ea, evenals Cocstantin Huygens,
met zeer gevoelige reukzenuwen begaafd, kon ik altijd de kinderen der
engelsche familien, zonder ze te zien, van de hollandeche onderscheiden,
eu zeer tot mijn genoegen. In die gezinnen waakte de zindelijkheid
(door de Hollanders aan hunne huizen en straten besteed) over
de personen, en men gebruikte er een zeepsoort, waarvan ik den geur
nooit vergeten zal.
Iets dergelijks doet de fransche geest in de kunst. Maak het fransche
element in uwe werken zoo gering als gij wilt; maar laat het er niet in
ontbroken; het zou u te staan komen op het verlies van het radikaal
der beschaving. Ik weet wel, dat Schubert en Tidemand groote dichters zijn;
ik weet zelfs wel, dat een ongelukkige Franschman ergends, in de Schone
Müllerin des eersten, Müllers (des textschrijvers) Bachlein" met Bagiie
vertaald heeft, maar dat doet er niet toe. Ook Schandinaven en Oosten
rijkers zouden niet zijn, wat ons in hen bekoort, zonder dat de fransche
Beschaving met hare zijden vleugelen hunne voorhoofden had aangeraakt...
En daarom heb ik dubbel gejuicht in de viering van Rochuasens Jubilseum
en ik betreur de barbaarschheid, die den smaak- en gevoelvolleo,
vindingrijkea teekenaar en kolorist altijd korrekt en gracieus als album" heeft
aangeboden de handteekeningen (!) van 600 landgenoten, de
handteekeaingen, zonder meer! Ik dacht, bij het lezen, dat men zich in een
germa«isme verloopen had: Handzeichnungen" maar neen, doodeenvoudig
600 krabbelingen, die, zelfs uit een kalligrafiesch oogpunt, alles te
wenschen overlaten. Och, de eenvoudigheid is zoo schoon. Is het niet
heerlijk, is het niet hartverheffend, wanneer men naar het Monument van
Büderdijk vraagt, gewezen te worden op den steen in de St.-Bavo-kerk,
die, door negen romein-kapitale lettera de pr&zumptie voet geeft, dat de
groote man daar begraven ligt ? En wat is het zuinig!
Al had de onderneming van don Heer de Vos ons alleen de 27 meester
lijke schetsen van Rochussen geleverd, wij zouden den man zegenen.
Zie mij den 'beau ragout der gewelddadigheden van Maerten van Rossem
eens aan, No. 28! het mooye effekt in het tafereel van Jan Haring; het
ontzet van Leyden; den maneschijn no 109! No. 115, het feit van
Maurita met den Graaf van Varax, gekenmerkt door eene pikante verlichting,
waarvan Rochussen 't geheim heeft; het historiesch charakter in no. 117
Visite des princes d'Achem au camp de Maurice devant Grave"; de heer
lijke détails in 166: Anoblissemant de Pamiraal de Ruyter" en in 214:
Proclamation du Priuco Guillaume IV comme stadhouder héréditaire".
't Is of Isaac Israëls bij den meester van no. 221 Les corps francs ter
school is geweest. En het tooneeltjen aan de Goêjan-Verwelleusluis, en
Napoleon, op zijn avondwandeling met den Hertog van Vicenza; on vooral
dis Van Beuningen, tegenover de fransche Edelen! Men moet, t' eeniger
tijd, eens eene ten-toon-stelling geven alleen van Rochussens
pavilioenschilderijen; dat zal een opwekkend en harmoniesch kunstgenot zijn.
Tot de kunstenaars, dia later veel beter werk geleverd hebben, dan
waardoor ze in het Paviljoen De Vos vertegenwoordigd werden, behoort
de Heer II. J. Scholten. No. 72 (Dood van Maximüiaan van llgmond)
en 191 (Cornelis Tromp tot Graaf van Syllieslmry verheven) zijn de beste
van zijne 5 bijdragen. Ook de lieer Taanman en, niemant minder dan Alma
Tademazoümen verkeerd beoordeelen, als men het hier voor--bandene tot
maatstaf nam van hun kunstvermogen. Tadama schilderde het geval der over
brugging van de Beresiua door kapt. Benthieu; maar zonder het onder
schrift wordt niemant uit de sombere massa wijs. Trouwens de Heer
Tadema is een der genen, uit wier vroegste werken het schitterend talent
dat, de latere kenmerkt niet voorspeld wordt. Napoleon f>p de vlucht is
door dea Hr. van Trigt geleverd; de voorgrond is wat kort; anders
het onderwerp is wel uitgedrukt. Op het tafereel Se Prins van Oranje
voor Leuven, van zeer kleine proportie, zijn de paarden niet gelukkig.
Een eigenaardig leven ontbreekt niet in het tafereel door Gerstenhauer
Zimmerman geleverd: S'oinola de verdedigers van Breda
JcompUmenteercnde. Met behulp van de sedert bekend geworden schilderij van Velasquez,
zou men het aïweêr beter doen. De onderwerpen, door den Heer Aug,
Taurel behandeld, waren niet van een aard om tot eene sterke
charakteriatick uit te lokken; daarentegen zijn er bij de 12 schilderijen van wijlen
den Heer A. F. Zürcher verscheidene, dio hem als dea man van vinding
en natviurwaarnemitig eer deden.
Maar tot da belangrijkste elementen der reeks behooren de 55 doeken
van den Heer B. Wijnveld. Het zou onbillijk zijn eene aanmerking, die
ik op de gehesle verzameling met weinige uitzonderingen gemaakt heb,
meer bizonder tegen dezen talentvollen kunstenaar te keeren; maar bij
al de verdiensten van kompozitie, uitdrukking, belichting en kolorisme,
die men bij hem waarneemt, betreurt men, bij de midde'eeuwsche onder
werpen hier nog meer dan elders, dat de liostuumkennis en de weten
schap van het charakter der eeuw zoo weinig aan het woord is geweest.
Als men, boden ten dage, intusschen de hier voor-handen scheppingen
van Sochu3seu, Egenberger en Wijnveld overziet, laat men niet na, met
zekeren weeraoed te bedenken, welke schoonu historische tafereelen da
nederlandsche kunst zou aangewonnen hebben, indien de Regeering, of
vermogende partikulieren, door bet initiatief van De Vos waren aange
spoord geworden, om iets voor ? de groote, historische kunst te doen.
Reeds ia uit de hier geëxpozeerde tafereelen voor jongere schilders veel
te Iseren, en zou het een schoone onderneming zijn er een keuze uit te
doen van vaderlandsche gebeurtenissen, die met graveerijzer of etsnaald ver
menigvuldigd, ja, met goeden uitslag en winst, vertaald konden worden.
25 S. 84. Alb. Tb.
LETTERKUNDE.
LETTERKUNDIG SMAAKBEDERF.
I. .
Henri, ga je mee wandelen?" zei ik na de koffie tot mijn kleinen
aevenjarigen neef. Het was op een dier snikheete, benauwde Augustusdagen.
Het kind was merkwaardig stil geweest onder bet moeizaam
naar-binnen.werken vaii 2ija .boterham merkwaardig Bul voor zijn doen. .De overige