De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 5 oktober pagina 2

5 oktober 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?KL ' f? l DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 380 In de troonrede, waarmede Keizer FranzJoseph van Oostenrijk het Uongaarsche Parlement opende, heeft de gebruikelijke ver melding der betrekkingen met het buitenland dezen keer door haren vorm zeer de aandacht getrokken. De Keizer noemde de betrekkingen met Duitschland »zoo intiem mogelijk", en die met de overige mogendheden »zeer vriendschappelijk". De Oostenrijksche bladen leiden hier met groote voldoening uit af, dat de bijeenkomst van Skiernevicz noch eene vernieuwing der Heilige Alliantie, noch een nieuwen drie-keizers-bond zal ten gevolge hebben. De verhouding tusschen Rusland en Oostenrijk is dus nog geen intime en de Oostenrijkers zijn daar dankbaar voor. IK Do Staatkundige brieven" van Mr, van Houten hebben een algemeenen grijzen omslag. Maar elke brief op zich zelf heeft er geen. Ware dit wel het geval dan zouden de kleuren, om met den inhoud overeen te stemmen, nogal eens kunnen varieeren: nu eens hard rood, dan licht rosé, een enkel maal groenachtig, dan weder grijs bij zwart af. En de laatste blauw! De zijdelingsche verdachtmaking van algemeen geachte en boven alle schijn van onafhankelijkheid verheven mede-leden in de Kamer; de voor stelling alsof de kiezers zouden moeten toezien dat de eerlijkste onzer Staatslieden niet door hunne financiëele betrekkingen tot de Nederlandsche Bank het landsbelang aan dat dier instelling opofferen, ze behooren niet anders dan in blauwen omslag de wereld te worden ingezonden. Kwaaien zulke aantijgingen in eenig blad voor wat schier ondenk baar is in ons land men zou het eenvoudig een perfidie noemen. Thans is het een eerlijk" middel van bestrijding tusschen.... liberalen onderling. Bij de laatste disoussiën van de Tweede Kamer bleek weder welk een zieucrsblik de. heer Van Baar toch bezit. Hij was zeer togen een herziening van art. 198 der Grondwet. Maar toch als het daartoe kwam, dan bleef hem de overgroote troost, de zalige geruststelling die gelegen is in de volle overtuiging, ja de zeker heid, dat in de naaste toekomst geen andere of nieuwe voorstellen tot wijziging der Grondwet zijn te wachten. Nu dacht iedereen dat het partieele voorstel juist ten doel had om, onder aKe omstandigheden, herziening m de naaste toekomst wél mogelijk te maken. Gekheid het fijne van de zaak heeft alleen de hoer Van Baar begrepen. Waaiwcr men het ook oneens is geweest niet over de vraag of een herziening van art. 198 der Grondwet een zaak van spoedvereischenden aard is. Uit da^ oogpunt had de heer Keuchenius er dan ook geen bezwaar tegeu. Ilij had alleen n voorwaarde en die moest vooraf worden vervuld. Eerst moet de kiestabel herzien en de Kamer op het ledental gebracht worden, dat, volgens de jongste volkstelling of eigenlijk, die van ultimo December e. k. in 's lands raadzaal moet zetelen. Vóór dien tijd geen ontbinding. Hoe meer leden, hoe meer kansen voor de anti-revolutionnaire party Eu de urgentie der herziening? Daarbij heeft de partij geen belang. Een onafhankelijk man is toch die Mr. Leopold Haffmans. Niet alleen dat hij, redakteur van het Venloosch Weekblad, den spot drijft met de pers en haar niet als de vox populi in ons land erkent, maar hij durft ook zijn medeleden alles zeggen. Grondwetsherziening is een perswaan en daarvoor zwicht hij niet. En hij voegt er bij: Nu zult gij denken: dat wil zeggen, dat wij (de overige kamerleden) er wél voor zwichten V God beware mij!" In deze joviale koffiekamer-ironie ligt een hard verwijt. En heeft de heer Haffmans daartoe wel het recht'? Is er niet een tijd geweest waarin hij voor een veel meer obscuren invloed daa dien der pers is gezwicht? ONZE BLADEN. Boven vele andere trokken deze week twee artikelen van den heer Mr. Van Houten de aandacht. Een daarvan verscheen in de Vragen des Tijds, het andere v/as de achtste in de serie der Politieke Brieven van het genoemde kamerlid. In het eerstgenoemde artikel wees de heer Van Houten op het gevaar der koninklijke ministeriën, zooals die van de heeren Heemskerk en Van Lijnden, besprak hij de taak der kroon en voorspelde van deze het ge vaar, dat de beweging tegen den census, werd zij nog langer op de tot nu toe gevolgde wijze tegengewerkt, wel eens een republikeinsch karak ter kan aannemen. lu zijn Politieken brief besprak de heer Van Houten meer dan n onderwerp, dat thans de aandacht trekt in hooge mate. Hij koesterde goede verwachtingen van den stand van 's lands financiën, stelde aan de achterblijvers onder de liberalen", dat wil zeggen zij die zich verzetten tegen de politiek van de heeren Kappeyne en Tak, den eiscli dat zij een programma zullen geven, en ten slotte besprak hij de vernieuwing van hot octrooi der Ncd. Bank in verband tot het feit dat er groote belaugLi'iibMi-'en bij de Bank uijn, die zicli geenszins van bemoeiing met den ijjütiekon &lrlU ontuoudca. De. Standaard is, getrouw aan hare verklaring van de vorige week, reeds militant in den aanvangenden verkiezingsstrijd. Bijna geen nomnser neemt men in handen dat van de bekende strijdvaardigheid geen duidelijke blijken draagt. Drie vaste punten z\jn er die haar leiden op dezen weg: de motie Keuchenius, de bede in 1878 aan het Loo gebracht, en in de toekomst, de grondwetsherziening op uitgebreide Behaal. Het Wag. WeelMad, hoezeer nog steeds art. 20 van het Program niet erkennende, verklaart zich bereid mede te strijden. De Tijd ziet voor het oogenblik in uitgebreide Grondwetsherziening voor hare partij geen heil, zij wenscht door organieke wetten, of zooals zij duidelyker zegt, door alschaffing der schoolwet van 1878, een einde te maken aan liet schoolfetichisme der liberalen, De liberale pers wees onder den indruk van dit alles op het gewicht van den strijd en was eenstemmig in de* wensch naar eene in gehalte versterkte liberale partij in de Kamer. Omtrent de middelen daartoe zeide Het Vaderland, dat men bij deze verkiezing eene keuze moest doen tus schen de beide liberale fractiën: Tak-Kops en Gleichman-Van der Loeff. De keuze van Het Vaderland is bekend. Ons Dagblad wees op de nood zakelijkheid dat men leden zal kiezen, die ernstig grondwetsherziening willen en haar mogelijk willen maken door art. 194 prijs te geven als bepaling in de Grondwet. De N. Eott. Ct. eischte van de liberalen de uiterste krachtsinspanning om de kerkelijke partijen te slaan. Het Handels blad drukte nogmaals op de wenschelijkheid van eene leiding voor de liberale partij en vermeldde met ingenomenheid het programma van den heer van Weideren Eengers. Onder al deze politiek houdt eene voordracht van het ministerie om trent een traetaat betreffende den letterkundigen eigendom met Duitsch land de letterkundige en tooneel-kringen bezig. Het N. v. d. Boclth. maakte en ernstig bezwaar tegen het aan kostbare banden leggen van het vertalingsrecht, en voor de Tooneeldirectiën kwam de heer A. van Lier in een aan de pers medegedeeld adres op. De Middelb. Ct. bevatte eene uitvoerige beschouwing over algemeen stemrecht van de hand van den heer P. C. F. Frowein; het Dagblad gaf een zeer bruikbaar overzicht der K\jksinkomsten; De Tijd behan delde het Regeeringsstelsel in Indië, en De Maasbode wees op republikeinsche verschijnselen in Nederland. WARME KADETJES. Een Zaterdag-avondPraatje. LVII. Het was een geweldig standje dat de gemoederen der bewoners en vooral van de bewoonsters der N. straat in een der nieuwe buurten in beroering bracht. Ik ben geboren Amsterdammer en dus ook verschrikkelijk nieuwsgierig uitgevallen, zoodat het van zelf spreekt dat ik poolshoogte nam om te weten to komen wat wel de oorzaak van het kabaal was. ..Wel juffrouw," zeide ik tot eender vrouwen die het hardst schreeuwden, wat is er eigenlijk aan de hand? Er is toch geen brand of geen ongeluk voorgevallen ?'' Wel neen ik", sprak de juffrouw, maar 't is toch erg genogt hoor; die nuchtere slachter die hier in de buurt woont, heeft hier een berg plaats voor zen vee en nu zet die nare vent er soms koeien en ossen en kalveren in die der dan wePres een nacht in motten blijven en eoms nog wel langer; die arme schepsels krijgen in al dien tijd geen snars te vreten en ze bulken dat hooren en zien je vergaat," 'k Heb al geprobeerd om bij ze te komen en de stumpers wat eten te geven," zeide eene andere vrouw, maar je kunt er niet bij komen; Menschlief, 't is warentig een zonde en een schande, overdag mot je hard tobben en werken en 's nachts buiken die beesten zoo allerakeligst dat je geen oog dicht kunt doen." Ma kinderen liggen den heelen «acht ie grienen," riep een derde vrouw. Ja, 't is alsof het al niet mooi genoeg is dat een meusch met die lamme muggen is aangehaald! interpelleerde eene vierde dame, en dan die verschrikkelijke stank die uit dien stal komt, ajasses!" We krijgen er allerlei ongedierte ook door," schreeuwde eciie vijfde spreekster. Terwijl deze mededeelingcn mij gedaan werden, kon ik mij overtuigen dat zij, ten minste voor een deel, op waarheid berustten, want de opgesloten dieren maakten een verschrikkelijk kabaal en de atmosfeer rook niet precies naar eau de cologne. Dat de politie daar nou niks aan doen kan !'' riep een van de vrouwen. Praat me niet van de Politie, mensah!" zeide eeae andere, als er een muizenkeutelije op de stoep van een groot heer ligt, daa zijn er wel tien agenten bij de hand om dat op te redderen, maar vrij arme mensclien motten maar zien hoe we der kommen, voor ons bestaat de Politie enkel om ons af en toe 'reis in te rukken." Ik ben, men weet zulks, er altijd op uit om de overheid te respecteeren en, zooveel mij zulks mogelijk is, te trachten dat dit ook door anderen ge schiede ; ik vond het dan ook ditmaal zaak om eenige kalmeerende woor den te spreken. Jullie menschen zijn ook nooit tevreden" begon ik, je klaagt steen en been dat je in duistere en bedompte straten en stegen en in bekrom pen, vochtige huizen woont en dat je nooit eens in de vrije natuur komt en nu, nu je een paar koeien in de buurt krijgt en haar gebulk je aan landelijke geneuchten herinnert, is het alweer niet goed." Als je ons voor het lapje houdt, mot je 't zeggen, ouwe grappenmaker!" riep een van de vrouwen. Ik meen het oprecht", repliceerde ik; wat nu die zoogenaamde stank betreft, ik vind dat de klaagliederen daarover vrij overdreven zijn; de geur van koe-mest is niet zoo heel onaangenaam en bovendien heel gazond, dat moest jullie toch wetqn "

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl