De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 5 oktober pagina 5

5 oktober 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 380 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Naarmate ?de opvoering van Goethe's Faust, voor eenigen tijd door den directeur van het Grand heatre met zijn hollandsch tooneelgezelschap" ondernomen, minder met schitterend welslagen is bekroond, naarmate de naam van mej. Bolmer, die thans voor hem Natlian der Wcise vertaalde, minder in de hollandsche literatuur befaamd is, des te meer zal het nu door de vereerders van Lessing op prijs worden gesteld, dat die directeur nu weder dat vermaarde Duitsche tooneeldicht voorliet voetlicht brengt. En wij, wij willen beginnen met hot geven eener om schrijving van de tweeërlei soort Lessing-vereerders, die ton onzent bestaan, om aan te duiden door, welk publiek de opvoeringen van Nnthan kunnen worden gesteund, welke de aard van het te behalen succes zal kunnen zijn. Vooreerst rekenen wij daartoe die Amsterdammers, weike gewoonlijk modernen" worden genoemd, die heeren, vooral die dames, wier groot ouders naar den geest in 't begin dezer eeuw tot de aristocratische orthodoxie onder de hervormden behoorden, wier geslacht zich door de verbreiders der moderne theologie", als Ds. Meyboom, Kéville, Pierson, Huet, allengs meer, religieus en politisch, geliberaliseerd heeft, om eindelijk de leer eener ongeopenbaarde christen-godsdienst toegedaan te worden en, gedeeltelijk, zich lid te maken der Vrije Gemeente", en die gaarne op het tooueel in den schoonen stijl eens beroemden schrijvers de grondgedachten hunner gods dienst, de groote wet van hun zedelijkheidsstelsel hoorcn uitgedrukt en verheerlijkt. Zij wonen gaarne de vertolking bij, in samenspraken tnsschen verschillende personen, van een zeker decor omgeven, van een der meest overtuigende, wijsgeerigste, oprechtste en treffendste hymnen, waaraan ooit het grootsche verschijnsel, dat zich onder den zedigen naam van ver draagzaamheid" verbergt, tot onderwerp strekte. Zij bewonderen hier Lessing als den man, die het eerst en het krachtigst het negentiendeeeuwsch liberalisme hesft vooruit-gezien en gepredikt, die sectenhaat heeft willen uitroeien, eene natuur-godsdienst, met pantheïstische nuancen, meer algemeen begrijpelijk en toegankelijk heeft gemaakt, als een eersten omschrijver en afbeelder van het achttiende-eeuwsche inenscheuliefde'-'begrip, eener hartverruimende moraal, vrij van kerkelijke vooroordeelen en bekrompenheden, is opgetreden. Zij aanschouwen gaarne deze hooga en vrije morale en action", zij hooren gaarne de groote deugd en groote wijsheid van Natlian op de planken. Hun anti-kerkelijkheid stemt hen vóór Lessing's denkbeeld den schouwburg te maken tot Bildungsschule der Menschlichkeit". De practijk hunner wereld beschouwing op sociaal gebied zien zij volgaarne op het toonoel vertoonen, in deze gedramati seerde verheerlijking der menschlievendheid. Ten tweede tellen wij tot de vereerders van Lessing hen, die hem als zoodanig in algemeene impressie hebben opgenomen n hen, wien zijn bcsld duidelijk in vaste omtrekken voor den geest staat vaït gelijk zijn stand beeld op de markt teBrunswijk als groote voorbereider der beschavingsperiode van onzen tijd, als gloeiend revolutionair, als geïnspireerd denker en krachtig strijder, a!s de man, die hot reusachtige overgangstijdperk mee heelt helpen vormen, dat oi;s scheidt van da wereld des gezags, a!s vriend en vijand tevens van Voltaire, als medestander van Diderot, waarvan hij het tooneelwerk in Duitschland overbracht, als geest, die begreep, dat het Engelsche burgerlijk drama o. a. de I-'ransche omwenteling voorbereidde, die den grondslag hielp leggen der nieuwere literaire critiek, met zijn lAtcratut'brïefen, zijn Laohoon en zijn Hamtiirgische Drama turgie, als hoofd en hart, dat alleen reeds bemind zou wezea door tooueelvrienden om zijn rijke illusie van het algemeene alles omsluitende catlorale tooneel, in Hamburg te grondvesten. Zij begrijpen, dat Lessing begonnen is het tooneel te democratiseren, het meer als aanzienlijke sociale macht op den voorgrond te d.cen treden, zijn plaats in de maatschappij heeft verwijd, door het te doen stijgen en zijn ware beteekcnis meer nabij te brengen ia de schatting der menschen. Indien da tooneelgebouwen tot paleizen zijn geworden op do pleinen aller groote steden, tot paleizen, waar plaats is voor iedereen, indien tooneelschrijvers en spelers gestegen zijn in de oogen der burgerij, aan Lessing komt de eer toe hiervoor den grondslag te hebben gelegd. Al begrijpen dus zij, de vereerders, die ?wij in de tweede plaats noemden, dat men thans andere eischen stelt aan den tooneelschrijver, om onmiddelijk van zijn werk kunstgenot te kunnen smaken, dat wij thans honderd en honderd vijftig jaar verder zijn dan hij en onze geestes-stemming, na door zooveel schokken en beroeringen ver vormd te wezen, van den kunstenaar het gebruik eener andere schoonheidsgrammatica verlangt, als die, moreele en rethorische, welke Lessing voor zijn Nathan heeft moeten bezigen, toch gaan zij op om zija werk te aanschouwen, als hulde aan hem, die zooveel goeds verrichtte. Ziedaar dus naar onze meening het publiek aangegeven, dat de hr. v. Lier in zijn zaal mag verwachten. De reden, waarom zij, die, vóór alles, onmiddellijk kunstgenot in den schouwburg zoeken, kunstgenot zonder bijbedoeling, zij, die een schouwspel wenschen bij te wonen, dat een oprechte afspiegeling van het leven bohelst en die daardoor wenschen te worden geschokt en geroerd, dis in het uur, dat zulk een schouwspel zich voor hen ontrolt, zoo zeer er in op wenschen te gaan, dat zij den maker seiner vergeten om zijn werk, de reden waarom van dusdanig gestemde lieden niet het talrijkst bezoek noch liet warmst applaus kan worden te gemoet gezien, is af te leiden uit den aard van het stuk zelf, uit de periode in Lessing's geestesleven, dio NatJtan der Welse deed ontstaan. Wanneer Macaulay Lessing den eersten criticus van Europa" noemt, bevreemdt dat niemand, maar juist wijl hij ook naar tijdsorde van de ecrsteu was, welke den naam van criticus, naar zijn hedendaagsche literaire beteekenis, verdienen, omdat zijn gansche geest ingenomen word door do nieuwe critiek, de nieuwe theorie, die werd geboren, kon hij niet tegelijkertijd da practijk dier theorie vertegenwoordigen en geeft men Baumgartner ge lijk, wanneer deze Lessing tot Shakespeare zeegen laat: lieer! heer'. zonder te handelen naar des heeren geboden. Het is merkwaardig, hott weinig in de Lessing-literatuur, van Lachmann af tot Kehorn toe, het esthetisch-critische gedeelte vertegenwoordigd is. Wij bedoelen dat, of gij Danzel en Guhrauer, Schwarz, Friedrich Schlegol, von Eichendorff, Zei ler, Gervimw of David trausa er naar vraagt, zij u niet zeggen, waarin de kunst-schoonheid, om hot zoo te noemen, van Lcssing's tooneelspelen bestaat. Men is het eens, dat de voortbrengselen zijuer eerste periode) zijne burgerlijke" tooneulstukken, onder Engelschen invloed vervaardigd, Der junge Gclelirte, Die Juden, Der Freigeist, vooral Miss Sara Sampson en Minna von Barnhclm meer tooneelwaarde bezitten dan Nalhant ofschoon men u ook van hen m'et met den vinger aanwijst: zie, dat is EU schoon. Doch de waarde van Nathan als drama werd door niemand be toogd. Herder zegt, dat NatJian een dramatische Schic';salsfabel" is, Wilhelm Wackernagel meent, dat het stuk slechts een [geniale] getuigenis van Deisme inhoudt. Ilobert Koenig beweert, dat de polemische Lehrtendenz" aan de kunstwaarde van het stuk schade doet, Baumgartner spreekt er van, hoe arm het stuk aan handeling" is. zelfs Ph. Laicus wijst alleen de wijsgeerige en moreele bedoelingen er van aan. Zoo ten slotte Lessing zelf aan zijn broeder schrijft: Es kann wohl sein, dasz niein Nathan im ganzen wenig \Virkung thun würde, wenn er auf da~s Theater kiime, welches wohl nie geschehen wird" en het geheele stuk alleen als strijdschrilt beschouwt tegen de theologische geleerden, wien hij daarmede zijn laatste antwoord wilde geven, dan blijft eener critiek als de onze slechts de taak over, aan te stippen, hoe Nathan is geworden, gelijk wij het boven beschreven, waarom op dit tijdstip van Lessing's leven, 1778-79, gcene schepping naar andere methode door hem in 't leven ge roepen worden kon. Wij nemen de vrijheid ons dit voor te behouden voor de bespreking, welke der opvoering van Nathan gewijd aal worden, na dat die in de Amstelstraat zal hebben plaats gehad. 2 Oct. '84. K. J. W. Een Damesdokter. In 1859, den lOden November, weerklonk van Londen tot Melbourne, van Berlijn tot New-York de roem van Duit-chlands Lieblingsdichter"?Schiller: het was het eeuwfeest zijner geboorte. Gisteren, den Isten Oktober, 1884, was het de sterfdag van een der hoofddichters vaa een anderen landaard, do viering van wiens geboortedag, na drio-hondeid jaar, velen onzer wel niet meer zal wechgelegd zijn; reaar zoo, in andere beschaafde landen, den Isten Oktober een hoofdartikel der dagbladen aan Pierre Corneille gewijd werd, in dien graad van mondigheid wordt ten onzent 's volks kunstzin nog niet erkend en dat bij een volk van ouds zoo sdiouwbnrglievend! Maai- ook de smaak van 't algemeen zal allengs beter worden. Toch niet door Schillers vaan in top te hijsehen en de banier van Corneille te laten vennuffcn tusschen het vloeipapier der kabinetlade. Nordenskiold, wiens blik zoo min als zijn rechtsgevoel betwist zal worden, noemt, in een brief uit Stockholm van 13 Aug. 1867 (autograh'esch te vinden in de Galerie contemporaine) de Fransche the first nation of the world". Zoo zij het niet in allo opzichten is, in de waereld der dramatische kunst zal haar bezwaarlijk do eerste plaats kunnen betwist worden. ToA verdient h«t duitïche blijspel, aan 't hoofd deze" genoemd, eene eervolle vermelding. Er komen, onder de werken der nieuwere Duitsche Komedie-School, niet vele voor van zulke degelijke hoedanigheden en zoo goede smaak. Gisteren had de als Laatste" aangekondigde voorstelling plaats, voor een wel bezette zaal. Het Nederlandsen- Toonoel" speelt dit vrij woelige stuk met lust en oplettendheid. Het thema is allereenvoudigst. In een Damcn-Stift" is de oude dokter overleden. Do Diroktrice omringt zich gaarne van jong leven cu heeft haar keus laten vallen op den zoon van een overleden vriend. Deze jonge arts maakt zijne benoeming in het ge sticht mogelijk door voor te geven, dat- hij getrouwd is. Deze leugen om best wil brengt zeer komieke verhoudingen voort. Hij geeft zijn zuster voor zijn vrouw uit, en de bizonderhaid dat deze geëngageerd is met Helmholz, den rentmeester, brengt toestanden mee, dio braaf stof geven aan de nieuwsgierigheid, de achterdocht en kwaadsprekendheid der bedaagde jonge-jufvrouwen, die het gesticht bevolken. Do jonge dokter eindigt met zijn fout te herstellen, door met een freuletjen een huwelijktesluiten, dat reeds met beleid van den aanvang af is voorbereid. Met animo en het gewone goed begrip werd het stuk gespeeld. Mevrouw Kleine, de moeder van het gesticht, vertegenwoordigt er de beminnelijke wijsheid in. Verschillende oude jonge-jufvrouwen (door de Dames Stoetz, De Vries, Ghr. Poolman en Van Sluiters met takt en schakeering voor gesteld) vertegenwoordigen minder goede hoedanigheden, onder anderen ook een tintjen huichelarij wat aan het stuk wel eenigszins de bestem ming bijzet, om de humaniteit boven den godsdienstzin te verheffen; zeker door ons m'et bij te stemmen. Mej. Lorjéen Mej. Joséphine de Groot hebben, bij afwisseling, de rol eener nog al waereldschgezinde, maar goedhartige en hulpvaardige jonge vrouw gespeeld, in beider eigen aardigheid dit maal niet nader aan te duiden. Mej. Sophie van Biene heeft zoo veel mogelijk het misteekende en overtollige rolletjen van de eenvoudige" Anna von Kolbow gered. Mev. Rössing-Sablairolles vervult met veel talent de voornaamste en met de meeste liefde door de auteurs (M. en L. Gunther) geteekenda partij eener halve ingénuité, de dochter van den Baron von Rehfeld, die, naar mate zij zelve links of rechts helt, haar vader wil doen hertrouwen of niet. Mej. Weiman wint in losheid; zij speelde voor Ulrike de dienstmaagd". Mej. AdèleGodoy, de nieuweling, licei't nog veel aan praktijk te winnen. De Heer Tourniaire was, in de rol van den jongen arts, uitmuntend, Weinige onzor akteurs zijn, in hun tgon, zoo vrij van die tooneelmelodie, die men wel eens met den oneerbiedigen naam van slender" heeft aan geduid. De Heer Ising was als verouderend jong gezel, rentmeester llelmholz, convenable. Insgelijks de lieer Schwab als tuinmansjongeni verliefd op Ulrike. De lieer Jacques de Boer speelde voor den ouden berlijnschen Professor, dien de auteurs een gedeelte van mgn familienaam hebben toebedeeld. Het komt mij voor, dat het onderstelde charakte door den Heer de Boer goed werd weergegeven; de Heer Morin, dio wel niet met de illuzie door Delaunay gewekt boven de sestig jaar fr amoureux speelt, maar toch als verliefd weduwnaar nog zeer preaen.t»bel is, vervult da,-rol vaagden Barga von Kehfeld.aaar deu eiscb, .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl