Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 380
Het is mij aangenaam deze gelegenheid te hebben kunnen aangrijpen,
om op te merken, dat niet allo moderne duitsche blijspelen berekend zijn
louter op het in werking brengen der lachspieren van de minst ontwik
kelden onder het publiek.
2 Ofct., 84. Alb. Th.
DE FRANSCHE OPERA.
Het gezelschap van den heer Van Hamnt6 werd sedert mijn vorig schrij
ven versterkt door het aannemen van den heer Derval (laruette), die
achtereenvolgens als notaris in Le Voyuge en Chine, Zizcl in Si fétais
roi en Domenico in llaydèdebuteerde, weinig stem heeft, maar een
geroutineerd acteur is. Afgewezen werd de eerste danseuse mlle. Tdlor.
Waarom zij werd afgewezen, terwijl mlle Zuliani werd aangenomen, zou
ik niet met zekerheid durven zeggen. In techniek en distinctie overtreft
de eerste de laatste vér.
Misschien vond de jeunesse dorue" mlle. Tellor wat lang. En lang is ze,
dat ontken ik niet, hoewel dit, mijns inziens, voor eene danseuse iioble",
die veelal het middelpunt van een groep moet zijn, geen bezwaar is.
Mlle Zuliani is eer wat de Fransehen noemen boulotte". Ik vestig de
aandacht der lezers op de 2e danseuse, mlle Noiil, een zeer bevallige,
vlugge en van haar zaak zekere ballerine. Van het talrijke balletpcrsoneel
valt overigens niet veel te zeggen, dan dat het talrijk is. Men vindt er
aardige gezichtjes en figuurtjes bij, maar ik had gehoopt dat de
balletmeester met zijn talrijke schare nu eens iets anders zou te zien geven dan de
gewone, stereotiepe passen en groepen. Het is de ouds kost gebleven,
alleen de cjuaulitoit is vermeerderd. Kan men zich iets onzinnigers voor
stellen, dan die passen, die men elk jaar ziet uitvoeren en die gewoonlijk
daarmede eindige», dat de danseres eenige malen achtereen kringen
beBchrijl't, steeds met grooter snelheid? En wee haar indien zij niet tege
lijk met de laatste noot van de muziek in postuur staat met een glimlatu
op de lippc-n! Ik hob zeer verdienstelijke danseuses zien afwijzen, omdat
ze niet precies op tijd uitkwamen". Ilier geldt het eind goed al goed".
Voorwaar de danskunst is in verval en wat men daarvan bij ons te zien
krijgt is den naam kunst" nauwelijks waardig.
In Si feta is roi namen de afgewezen artisten, Alix Guérin, Bons sa en
Artières afscheid van ons. Laatstgenoemde was nog het voorwerp eener
demonstratie, of betooging. Men applaudisseerde met een warmte, die te
groot was om niet verdacht te zijn; het was een laatste protest der min
derheid tegen de meerderheid die hem afwees. Is de directie gelukkig ge
weest in de keuze der nieuwe artisten V Ton aanzien van den tweeden
bas moet ik nu reeds ontkennend antwoorden. De heer Longrois is een
zanger van talent, e-sn handig acteur; hij heeft bovendien een
zeer gunstig uiterlijk. Maar geen hazenpeper zonder haas, geen
operazanger zonder stem. En nu heeft de heer Longrois wel stem, maar
lang niet genoeg, en dat kan evenmin worden verholpen als over het
hoofd gezien. Nog eer dan de residentie zal de hoofdstad keunis hebben
gemaakt met de nieuwe dugazon mlle Guilbert. Zij debuteert hier voor
den eersten keer als Urbain in Les Iluguenots. Meyerbeei's opera zal
tevens tot debuut dienen van den eersten bas Bordenvuve, die ook in
1876?77 hier dat emplooi vervulde. De hesr Bordeneave heult, zonder
het te willen, de directie moeilijke oogenblikken bezorgd.
Hij zou Zaterdag jl. aJs Orovcse in Norma optreden. Maar hij kwam
niet. Wat te doen? Te Amsterdam was Guiïlaitme Teil aangekondigd,
een opera, waarin een groot gudeelts van het personeel moet optreden.
Toch wist de heer Van Ilamrae raad en zoo geschiedde het dat op den
zelfden avor.d in de hoofdstad Guillaumc Teil, in do hofstad Faust
werd gegeven. Als extra kreeg men mme.Ferminet en niet Cécile Guérin
als Marguérite te hooren. Het is altijd interessant een artiste van talent
te hooren in een rul, die niet tot haar emplooi behoort. Mme Ferminet
was nog eenmaal als Marguérite opgetreden, dat was eenige jaren geleden,
en ik geloof dat het sedert dien gebruikelijk is geworden 'act trio Anges
purs" te bisseeren, hoewel dat uit een dramatisch oogpunt
allerhinder]}jkst is.
Ieder zal toegeven dat mme Ferrainet niet bepaald de meest geschikte
persoonlijkheid is voor Marguérite; toch bad zij veel succes ook in deze
rol, waarvan zij natuurlijk de dramatische gedeelten het best weergeeft.
Bjj deze opvoering (rof het dat broeder en zuster werkelijk ook in die
verhouding tot elkander stonden. Over den heer Laville valt nog niet
veel te zeggen en ik behoud mijn oordeel nog voor, temeer omdat hij te
Amsterdam reeds in Le Maifre do Ckapdlo is opgetreden en men hem
daar dus heeft leeren kennen in een rol, waarvoor hij zich wél luid voor
bereid, hetgeen niet het geval was met Fuust.
Het is te vreezen, dat de debuten vooreerst nog niet zullen zijn afguloopen.
Den Haag, l ct. 1884. D.
L E T T E II K U N D E.
PIERRE CORNKILLE,
t l Oktober lüi. ?
In de nacht van 30 September op l Oktober, liiSi, 11 jaar ua Molière,
toen Racine zijn oorspronklijksten titel nog verwerven moest, stierf te
Parijs de Nestor der Fransche Academie Pierre Corneille. De bravo
burger had een groot gedeelte van zijn leven in zijne geboorteplaats Rouen
gesleten, waar zijn gezin, te-zamen met dat van zijn broeder en zwager
Thomas, een dubbel huis bewoonde. Zijn grooten raam moest hem
echter door Parijs worden verschaft. Toen hij de eerste tegen
werking te boven was, dorst men den beroemden man niet meer
aan. Le grand Corneille" was in ieders mond bestorven; grand
niet slechts tegenover zijn broeder Thomas, maar ook grand
tegenover Racine, grand in de Eeuw van Louis XIV. Men verhaalt, dat,
toen Corneille, op zekeren dag, na eene onthouding van twee jaren, den
schouwburg bezocht, de akteurs plotselijk hun spel staakten en het
geheele publiek, met den grootca Condó en den Prins van Couti aan het
boofd, uit eerbied opstond. Racine sprak slechts de overtuiging van geheel
Frankrijk uit, wanneer hij in de Acudémie, na zijn dood, van hem ge
tuigt: Frankrijk zal zich, ten allen tijde, met vreugde herinneren,
dat, onder de Regeering van zijn grootsten Koning, zijn grootste dichter
gebloeid heeft."
De spreekwijze leau comme Ie Oid" moge niet in den mond van alle
Franschen gelegen hebben, dat men er een proverbiaal charakter in
heeft meenen te herkennen, is reeds een bewijs voor de populariteit van
Corneilles roem.
Ik verklaar mij, dat de Duitschers, sedert den vernieuwden opgang,
door Lessing gemaakt, geen recht doen aan da groots tragici
der Eeuw van Lodewijk den XIVc. Ik kan begrijpen, dat
bewonderaars der tooneelwerken van Gotthold Ephraïm en van
Schiller om de nieuwe blijspelschool op haar plaats te laten geen
orgaan hebben om de denkbeelden van Corneille en Racine in zich op te
nemen, geen gevoel om in hun geestdrift te deelen. Maar dat Nederlan
ders, die op een standpunt staan, waar zij aan geen engelaehe noch duit
sche volksvooroordeelen geketend te zijn, de grootheid dier dichters mis*
kennen, is moeilijk te vatten.
Men vindt Racine misschien, als man van smaak en taalbeheerscher,
al te vlekkeloos. Dat maakt wel eens ongeduldig. Maar het naïeve, dat
naast het verhevene in Gorneillo gevonden wordt, de sporen zijner vor
ming in de studie van het Spuaiische tooneel, zijne geschiktheid ook voor
het blijspel in een woord de veelzijdigheid en natuurlijkheid van zijn
dichterlijken geest, moesten hem, in onze dagen, eene algemeener hooge
waardeering verzekeren.
Hij is, niet Molière, zeker de krachtigste vertegenwoordiger van het
Fransche charakter: ridderlijkheid in den edelsten en ruimsten zin, vader
landsliefde, geestdrift voor het hooge en grootsche, wat tederheid niet
uitsluit, gehechtheid ook aan de uiterlijke vertooning der gevoelens vau
deugd en eer, treft men, in de schoonste treurspelen van Corneille, on
ophoudelijk aan, en het religieuze, dat er, ook bij heidensche toestanden
in voorkomt, belet toch niet, dat aan het dusgenaamd waarachtig
menschelijko" alle recht wordt gedaan.
De geschiedenis van Corneille werpt ook zulk een eigenaardig licht op
zijne gestalte, dat dit reeds voldoende moest zijn om hem door onzen tijd
genoot bij voorkeur tot een onderwerp van beoefening te maken.
Zijn eerste komedie, Mélite, levert het verhaal van een geval uit zijn
leven: de liefde, nameiijk, die de minnares van een vriend voor hem op
vatte, toen deze den jongen dichter bij haar had ingeleid. In zijne eerste
beroemde tragedie, Hcdée, vinden wij hem bezig eeue stof te bawerken,
die en door de ouden en door Shakespeare behandeld is. In 1686 volgt de
Gid, dien men eene trayi-comédie genoemd heeft?benaming, die in onze
tijd er geen blaarn op kan werpen.
Men kent de opschudding, die het 'spel te-weeg-bracht. Alexandve Dumas
fils keert van Riehelieu de beschuldiging af, dat hij uit naijver de vertoo
ning van het werk bestreden had. Het zou geschied zijn uit politiek be
leid tegenover Spanje. Hoe 't zij: Boileau, de fijne kunstrechter getuigt
er van:
En vain contre Ie Cid un rninistre se ligue:
Tout Paris pour Chimène a les yeux de Rodrigue."
De Spanjaarden zagen geen zwarigheid, om het stuk, waartoe de stof
aan hunne literatuur ontleend was, weder in. het Kastiliaansch over te
zetten.
Toen kwamen Horacc en Cinna. Belangrijk is ook de sedert de Middel
eeuwen, ongehoorde poging, om, in I'oli/eucte, het Christendom op het too
neel te brengen. De abbède Feller verhaalt, dat aan Corneille door zijn
biechtvader tot boete was opgelegd het Eerste Boek van het werk der
Imitatio Ckrittti in fransche vacrzen te vertalen. Bij de uitgave werd
de bewerking zoo goed ontvangen, dat het den dichter bewoog ook de
drie andere boeken over te zetten. Maar hoe groot de rekbaarheid van
's dichters geest geweest moog zijn hier leed hij schipbreuk. Niets
onverccnigbaarders dan de altoos eenigszins pompeuze ceuwgeest van Louis XIV
en de tedere, geheimzinnige eenvoudigheid van Thomas a Kempis. Som
mige zedemeesters hebben uit het bewerken van dit ascetiesch boek door
den grooten dramalist wel eens een argument tegen het Tooneel willen
putten; jammer voor ben, dat de godsdienstige Corneille de Imitatio nog
van een dozijn schouwspelen heeft laten volgen. Corneille leefde nog in
een tijd, dat de stelling l'art pour V art onbekend was. Niet minder dan
Vondel verontschuldigde hij zijne meesterstukken met de opmerking, dat
er nuttige lessen uit te putten waren. Die geniën streefden de wajrheid
en gerechtigheid na, en de schoonheid Uur fut donnépar surcroit.
Geboren te Rouen, den Gn Juni 16U6, uit een kortelings in den adel
opgenomen magistratengcslacht, overleed Mcssire Pierre Corneille, Sieur
do Damville, in. behoeftige omstandigheden.
De toas les poétes, c'est Corneille qui a créó l'idéal Ie plus parfait da
1'héroïsme, du dtvouement et de l'abncgation," zegt Cliaiies Louandre.
Geen wonder, dat een man van zulke natuur, en van wien, ofschoon hij
den heldenmoed niet alt ijd in het leven heeft overgedragen, Turenne gezegd
had: Ou doue Corneille a-t-il appris l'art de Ja guerre!" twee zenen
naliet, die met roem in het Fransche leger gediend hebben 1); geen wonder
ook, dat des vromen dichters derde zoon in den geestelijken stand trad.
Een erfgenaam van zijn genie heeft hij, onder zijn kinderen, niet gehad.
Jean Marie Nisard heeft van hem gezegd: God verhoede, dat de groots
Corneille ophoude populair op ons tooneel te zijn: van dat oogenblik af
zouden wij ophouden eene groote natie te zijn:" te-recht: want, zoo als
Charles Louandre opmerkt: II ne s'adresse pas seulement a, l'esprit, il
s'adresse surtout a la conscience."
Wij hebben, dezer dagen, volgends Busken Huet, den laatsten voor
namen" hollandschen dichter gevierd. Ik geloof en hoop niet, dat deze voor
spelling in vervulling zal gaan; zelfs, diuxkt mij, sedert de geboorte van
eenige jongeren, die de nederlandsche harp bespelen, de stelling reeds
weerlegd; maar laten we, in allen geval, de gelegenheden niet ongebruikt
laten om te toouen, dat wij het genie innig en luide vereeren, waar het
zich ook voordoe.
30 S., 84. Alb. Th;
1) De jongere sneuvelde iu NoilorlanJ, voor Grave, in 1071.