De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 12 oktober pagina 2

12 oktober 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

neelen, per ulatie zijne candidatuur in te trekken, maar (e vergeefs. Wanneer «werxicht verschijnt zal do uitslag van den poll, (verkiezing der candidaten door de Associatioii) bekend zijn, het is echter meermalen voorgekomen, dat de uitkomst van den poll %niet die van de stembus was. Onder de candidaten, wier benoe ming men wel ais zeker kan beschouwen, behooren de oud minis ter Van Ilumbeeck en de, door het cleiïcaal ministerie afgezette gouverneur van Brabant, lleyvaert. Uit Egypte komen deels slechte, deels verontrustende lijdingen. Kolonel Stewart, de wakkere metgezel van Cordon, heelt op den Nijl met ecne stoomboot schipbreuk geleden en is door de in boorlingen vermoord. De Fransche consul te Khartoem, Herbin, heeft waarschijnlijk zijn lot gedeeld, tltst bericht omtrent het her nemen van Berber door generaal Cordon is niet bevestigd, en het schijnt, dat de veiligheid van Khartoem opnieuw ernstig wordt bedreigd. De Ifaliaansche regeering heeft zich niet slechts aangesloten bij het protest der mogendheden tegen de schending der liquida tie-wet, maar ook bij het proces, dat door de leden Van de Caisse de la Deüe tegen do Egyptische regeering zal worden gevoerd. IS I JK 3* l, A H. Er moet geld zijn voor de verkiezingen kondigt de Standaard aan; vooral de anti-revolutionnaire candidaten moeten offeren. En hoe dan met den zuiveringseed van art. 83 der Grondwet, ? Ik zweer, dat ik om tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Gene raal te ivorden benoemd, directelijk of indirectclyk aan geen e personen, hetzij in of luiten hd bestuur, onder nat naam of voonvcndscl ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal." Dr. Kuyper heeit er een christelijke interpretatie voor gevonden. l)at artikel verbiedt stemmen te koppen, niets anders. Maar, stelt men u candidaat, b. v. in Amersfoort, en maakt men daar verkiezingskosten", zeg van duizend gulden, dan heeit hot niet het allergeringste met den zuiveringseed te maken bijaldien gij die volle duizend gulden openlijk uitbetaalt." Het is een echt christelijke onderscheiding. Wiu ook maar n stuiver uit zijn kas heeft laten gaan of zal laten gaan, om daarvoor n stem te eigenen, die zondigt, voor dien ware de zuiveringseed meineed?' Edoch wie duizend gulden openlijk uitbetaalt" om indirecteli/lc, onder den naam van verkiezingskosten", de stemmen der meerderheid to eigenen, noodig om to worden benoemd" hij is van alle zonden vrij en mag gerust zwtran: zoo waarlijk helpo mij God Almachtig! liet is nóg duidelijker dan in de taal van Tartuffe: Jo puis vous dissiper ces craintes redicules, Madame; et je sais l'art de lever les scrupules. Le ciel cléfend, de vrai, certains contentements; Mais on trouve avec lui des accommodements". ONZE BLADEN. Wij zouden grooter ruimte moeten hebben dan ons ten dienste staat, om van het omvangrijke debat iu de pers over de aanstaande verkiezin gen ook maar in ruwe lijnen een juist beeld te schetsen, wij volstaan met enkele hoofdpunten, Do Standaard is midden in de voorbereiding van den strijd. De arti kelen en entrofilets volgen elkander onophoudelijk, nu eens om het stand punt (eerst censusverlaging en dan grondwetsherziening) uiteen te zetten, dan weder om te polemiseeren, en eindelijk om aan de geestverwanten wenken te geven, aangaande de tactiek bij de verkiezingen te volgen. De Nieuwe Mott. Ct, stond het anti-revolutionnaire orgaan in drie ar tikelen te woord. De achtste brief van Mr. Van Houten werd in ons Dar/blad nog be handeld door. Mr. J. A. Levy, en hot vroeg Vaderland naar aanleiding der verdeeldheid in de liberale partij: Waarom scheuring? Inmiddels verscheen een negende brief van denzelfden schrijver, waarin hij ons Dagblad en Hei Vaderland aanviel wegens hun strijd tegen de parlementaire fractie Tak-Kappeyne en betoogde dat er tegenspraak bestaat tusschen de vroegere politiek van dr. Kuyper en het conservatief streven, thans door dien publicist gevolgd. Ons Blad, WcelMad voor Amersfoort en Omstreken, wijdde een tweede artikel aan de politieke partijen in Nederland, thans de liberale partij behandelende. De groote quaestie van den dag in de liberale partij kwam ook hier ter sprake. Het Handelsblad legde nadruk op den korten tijd ter voorbereiding der verkiezingen gelaten, en daarenboven hield het onderwerp der ont binding zoovele organen der pers bezig, dat de opsomming zou neerko men op eene nomenclatuur der Nederlandsche dagbladpers, voor zoo verre zij zich met politiek bemoeit. Een ander onderwerp van groot belang, het Indisch adres tegen ver meerdering der belastingen, werd in litt Nic-ttics van den Dag behandeld en in ons Dagblad door nar. P. Brooshooft. Voorts gat' hetgeen aan tvyee verslaggevers van dagbladen op een Leidsch openbaar feestmaal is overkomen, aanleiding tot het openbaar maken van uiteenloopende opvattingen omtrent de waardigheid der pers. STRAATNAMEN. Eene der voornaamste Straten wordt de (gedempte) Nieuwe-zijds-Voor burgwal voornaam, in den zin van wat veel breedte heeft, waar veel iiassaadje is, waar een paar hoofdgebouwen staan. 't Is gelukkig, dat men van het denkbeeld is te-rug-gekomen de doode en levende leden van het Regeerend Stamhuis nog eens weer het wierook vat tegen de neus te slingeren, 't Is nu redelijk wel: Prinsengracht, Stad houderskade, Nassaukade, Marcixstraat, -kade en -plein (op gezach van Broes, de uitmuntende vriend van Prins Willcm I, maar die niets met Amsterdam te maken heeft), Prins-Hendrikkade, Waterloopleinen, (zeer eigenaardig in het hartjen van het Jodenquartier!) enz. enz. Men schijnt een weinig bevreesd, dat de Belgen ons Yan-Speykstraat kwalijk souden nemen. Ik geloof daar niets van. Hebben de Franschf-n ons het, Waterlooplein euvel geduid ? Wij vieren de glorie om de glorie, zoo als men de kunst ora do knust beoefent. niof o ui hi-t nndf.nrcrn! Louiiaid Maiius heeft zeker óók wel eeu struateiud verdiend; maai er hoort vrij wat moed toe, om voor een r. k. Priester in 't openbaar zoo veel hoogachting aan den dag te leggen als do Burgemeesters derXVIIe eeuw den man toedroegen. Den halven rand der stad naar den schrijver van den Byon-corft' te noemen, en ook Maerten Jz. Koster een straat te wijden, dit durft men lichter aan. f Iu ieder geval als men zoo veel eeuwen een gracht en kade den oneigen! ij ken naam van lurr/iml (?kasteelmuur) gegeven heeft, waarom zoïi men, nu voor do gracht eeu straat in de plaats komt, daar juist een eind aan maken? 't Is andeis jammer, dat wij reeds een Bergstraat bebbe) 5 anders zou men deze opgewerkte rijwegen en voetpaden, waardoor bij zoo vele huizen de res de cltiiussèes ia kelderverdiepingen veranderd werden, zeer eigen aardig de Bergstraat kunnen noemen. A. Th. UIT HET HAAGJE. VII. Iu mijn jonge javen dweepte ik met Helmers en Tollens en in de een zaamheid van mijn zolderkamertje heb ik dikwijls hun verzen gedecla meerd met tranen in de oogen en een van ontroering trillende stem. Och, wat was dat mooi! Niet alleen de poëzie, maar ook mijn jeugdige geestvervoering; de laatste misschien nog wel 't mooist. Ik dweepte met alles wat poëzie heette, zelfs met een elegie op een doode mosch. Maar die tij J is ver, voor da poëtische doode mosschen traden haar prozaïsche natuurgenooten in de plaats, met wie ik me een tijdlang heb blij gemaakt; maar dat is, helaas, ook over Toch blijf ik zeggen: poëzie is mooi, al halen onze praetische mannen er tegenwoordig de schouders voor op. Ik wenschte mijn dichterlijk vuur van vroeger wel terug, Maar 't is uit uitgegaan als een nachtkaars, op mijn woord.. . Zoo dacht ik ten minste eergisteren nog. Gisteren was 't zulk een fraaie herfstdag, dat ik 't niet over me kon verkrijgen, langer door mijn raam in onze ledige straat te kijken. De zon riep me naar buiten. Daar viel me op den boekenhanger mijner dochter een fraai gebonden deeltje in 't oog, op welks rug in gouden letteren prijkte: Tollens' gedichten." Ik herinnerde me terstond, zeer a propos, dat onze volksdichter ook eens op de vier jaaargetijden" had gedicht. Wel, wat zegt hij ook woar van den herfst ?" dacht ik, en ik nam het deeltje van de plank. Ik vond het stukje spoedig en... Och, welk een jeretuiade op dien armen herfst! Heeft de hemel 't licht verloren, Dat zijn blik zoo somber staat?" kermt vader Tollens in zijn zwarte bui. Ik zie het raam uit en de hel dere blauwe hemel lacht me zoo vriendelijk toe, als hij ooit gedaan heeft. Daar heb ik dan toch de proef op de som, dat de werkelijheid beter is dan de poëzie, Ik zet spoedig het boek weer op zijn plaats en glimlach heel verstandig, bij de herinnering aan den tijd, toen ik nog zoo onver standig was, aan poëzie te doen. Nu moet ik eerlijk bekennen, dat ik een uur later me betrapte op een groote .... inconsequentie. Ik richtte mijno schreden naar het Haagsche Bosch, waar 't nu even stil en eenzaam is als verleden Zondagmorgen nog misschien dit jaar voor 't laatst druk en woelig. En zie, te midden van die wel niet geheel oorspronkelijke, maar toch schoone en plechtige natuur, gevoelde ik me inderdaad zonderling gestemd. Eens klaps begreep ik, dat deze mijn stemming vrijwel overeen kwam met wat men gewoon is een dichterlijke" te noemen. Bij die beschamende ont dekking gluurde ik schuchter om uie heen. Gelukkig waren er geen Hagenaars in den omtrek en ik had me dus voor hen niet te schamen. Ik verkoos roe daarom ook nu eens niet van die jeugdige stemming te ontdoen en ik bleef voortwandelen, zoo dichterlijk gezind, als ik me niet kan herinneren ooit geweest te zijn. .,üe herfst is toch mooi", zoo mijmerde ik; welke prachtige tinten heeft het bosch; hoe crnslig, hoe plechtig is de natuur! Ik gevoel me, als wandelde ik in eeu onzaglijken tempel, welks gewelf do hemel is; het zacht ruisehen der boomtoppen gelijkt op de harmonie eener hemels::he muziek; de koele herfstwind streelt mijn wang als de zachte adem tocht eener schoone vrouw; de hemel is verrukkelijk blauw: de zon . .. .' Kijk voor je. voor den d..,..!" Weg is mijn d.chterlijke verruk king. Ik schrik, zie voor me uit en we staren elkaar verbaasd en met open mond aan, mijn vriend de kullunnel en ik. Ik had u niet gezien, inija waarde kok-nel," zei ik lachend, hem de hat-d toestekende. Ik u ook niet," bekende do kolonel eerlijk: ik dacht dat je een paal waart ik zie heel slecht en ik wilde }i daarom links laten liggen. toen je in eens een pas uit do linker iiatik rcaakt en tegen m o aan caramboleert." Verder bekende me du kolor.el, met, zijn gewone soms wol wat hinderlijke openhartigheid, dut hij niet, in een dichterlijke stem ming, zooals ik, de eeiiziamlic/id van het Bosch had gezocht, maar dat hij, eigenlijk gczeg.l, gelijk eer. brieschende leeuw zijn deur was uitgelocpen en wurktuigaiijk den weg naar 't Bosch was ingeslagen; dat, het hem onverschillig w:n waar hij liep, waut dat hij alleen behoefte had aan beweging om zijn toorn te vertraden en dat het hem plezier deed iemand te hebben ontmoet tegen wien hij zijn gal kon uitspuwen, enz. Dat was ijselijk prettig voor mij; maar ik wist dat, nu ik eenmaal ia handen was gevallen van onzen kullunnel, en vooral uu hij in een booze bui was, ik niets beters te doeühad dan me aan mijn noodlot te onder werpen. Wat schort er aan, kolonel ?" vroeg ik zoo deelnemend mogelijk. 't Is om helsch te worden !" barstte de driftige krijgsman los. Ver beeld ,je: mijn dames hebben, met verlof gezegd, den kolder in 't hoofd. Ze vragen me na de kofiie ik vergis me: na het tweede déjeuneu of ik met haar uitga. Ik ben waarachtig goed genoeg je weet dat ik altijd even inschikkelijk en zachtzinnig ben ja" te zeggen. En toen we allen gekleed zijn, of liever, nadat ik een uur met mijn hoed op 't hoofd en mijn stok in de hand heb gewacht en het drietal, met de oude klokhen voorop pardon, ik bedoel mijn vrouw eindelijk in parade-teuue de trap afkomt en ik in mijn onnoozele goedheid vraag: Moeten we naar de Schevemngsche boschjes of naar't groote Bosch?" lachen ze mij, God berer't, uit en mijn vrouw vraagt me met. een mede lij lend gezicht, of ik 't soms in mijn hoofd heb. Naar 't Bosch of

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl