Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 381
dering voor het paradijscostuum is verloren, "Wat hebben we dan ook
met die eeuwige nymfen te doen, welke niet schoon genoeg zijn om uw
classischo bewondering uit te lokken? Lambeaux' marmerbuste beviel
ons wat beter daar is leven en schoonheid in die meisjeskop. Joseph
Willems' krachtige man, die zijn zwembroekje toeknoopt, heeft tenminsta
de pretentie niet een persoon uit de heidensche godenleer te zijn, zooals
de zittende man die zijnen laatsten onderbroek naait met een brokstuk
eener romeinsche zuil aan zijne zijde, van Louis Samain, die aan deze
atelier-studie niet meer en niet minder dan den weidschen titel
van Grootheid en Ondergang der Romeinen geeft. Nu, wij juichen 't
toe, dat elk kunstenaar ten minste eene gedachte z o e k e, en wij bestrij
den niet dat beide beeldhouwers wezenlijke modellen- in teekenkunst
toonen, maar a tont propos ons academische oefeningen voor nationale
kunstwerko "n te leveren, dat gaat toch niet aan. Ondertusschcnmoe
ten \yij bekennen zonder uitlegging Stattie (bronse) (statuette) van Wil
lems niet te verstaan, al riekt zij ook nationaal. Stelt die gekroonde
vrouw eene Stedemaagd" de Grondwet" of de Vrede" voor? O, zij
heeft een groot uitgerold papier in de hand, waarop eenige eigennamen
eermeld staan, en aan 't hoofd daarcan met gouden letters: Verhacghen",
den grondlegger der brusselsche Universiteit. Zulk een uitlegging door
een losgerold (bronzen) papier is evenwel ook al een teeken van
armoede.
Doch waar dwalen wij heen? \Ve spraken van Theodoor Verstraete's
November, en haasten ons er bij te voegen dat hij daarvoor een pendant
schilderde met zijn zomeravond. Een jonge koeherdcr en eene koemeid
leunen midden op 't veld tegen een klein hek en schijnen half inge
slapen. Op do koeien geven zij geen acht. De avond is helder. In de
ruime verte is de zon reeds lang onder de kim gedoken, 't Is een echte
zomernaeht. De jonge man tikt met het rijs, waarmede hij de koeien
pleegt te drijven, verstrooid op zijnen klomp; 't meisje is onbewegelijk;
elk ziet voor zich neder. De kalmte, de halve duisternis, de onbevangen
heid dét herders, hot verstrooid raken der koeien, al dat is uitmuntend
teruggegeven eu dichterlijk schoon; doch eene liefdesverklaring, gelijk
sommige critici daarin willen zien, bespeurt de eenvoudige beschouwer
niet, daartoe staan de figuren te slaperig aan 't hek geleund.
't Ia geen toeval en geene gezochte combinatie wanneer wij bij den
. naam Verstraete dien van Alfred Veruóo en andere beestenschilders ge
denken, die het vee in de eerste plaats in hun werk villen, doen geldon.
Vernée kent het leven der dieren. Hij is wellicht minder, om dit woord
te gebruiken, elegant dan Verboeckhoven. maar dat was ook Dirk Potter.
Vörwée's In 't sehoone Vlaanclerland stelt ons vijf krachtige, natuurlijke
en daarom niet minder dichterlijke ossen voor. II. C. Poot zou (in zijne
periode) onmiddellijk eenen schoenen lierzang op den schilder hebbeu
geschreven. Doch 'k geloof wel, dat hij in stilte het hoofd geschud en
gedacht zou hebben: zien eïdu koeien zóó uit, dan lijkt de \vei niet.
Zie 'k daarentegen do wei door eene bril gelijk Vernée, dan lijken de
koeien niet. 't Is alsof men zich tweecerlei afstand moet denker;. Des
schilders twee beesten op de weide zijn wellicht nog harmonischer met
het landschap en in elk geval niet minder poëtisch en waar. Recht zon
derling (schoon niet zonder waarheid) is ook VornuVs JBcclkcnskrulil
(Les vupatoires), waarboven een jonge stier ter halver hoogte van do
schilderij wandelt. Die bloemen komen ons wel wat buiten do proportie
voor. Aardig, dat zoovele bloemenschilders (wel uit groote liefde voor
huu onderwerp!) in die fout vervallen. Men redt soms de positie door
van fantaisie, enz. te spreken, en 't gebrek aan compositie, door
het woord : Een hoek van de bloemcnmarkt;" zooals Désiró De Keghel
het deed, die zich den tijd niet heeft gegund zijne krachtig geborstelde
schitterende bloemen tot een tableau te maken.
Alvorens over bloemen en vee uit te weiden, zien v/ij verder naai1 de
compositiën met menschelijke figuren om.
Onder de kunstenaars v/elke dergelijke werken leverden,, verdienen zeker
de historieschilders in de eerste plaats genoemd te worden. Niet dat dezen
in alle opzichten door genialiteit en uitvoering boven diegenen uitmunten
welke wij plegen genreschilders" te noemen, maar omdat de studie welke
zij zich getroostten om de schilderkunst aan de hand der beschavings
geschiedenis te doen gaau den hoogsten lof verdient. Enkele dier werken
hebben wij op eeno vroegere wandeling reeds gadegeslagen.
Laat eens zien hoe wij eenige anderen, zoo niet allen, naar onze herin
nering in chronologische orde kunnen rangschikken! 't Eerst staat ons
Tobias van Van Strydonck voor den geest: een groot tryptiek, waarvan
wij ds bestemming niet kennen; links het afscheid van zijne ouders, rechts
het bevel des engels den visch bij de kieuwen te vatten; ia 't nmldon de
genezing des vaders.
Van Strydonck is bepaald een jong kunstenaar van veel talent. Hij heeft
zich de moeite gegeven een edel onderwerp te bestudeeren, doch daarbij
gemeend eeno hecatomba aan de nieuwe schildermanier te moeten offeren.
Zijne figuren zijn forsch van penseelstreek, edel van opvatting, maar zijn
perspectief of iliever 't afzijn daarvan, zijn landschap met rijen van
koolplanten en zijne grasgroene kleur zijn reehtaf belachelijk. Dat is geono
naieveteit, maar wel affectatie. Men ziet evenwel dat hij 't aldus gewild
heeft; 't is geen toeval; hij is dus meester om eeueii anderen weg iu te
slaan, en dat zij hem geraden.
Nog andere groote historiebeelden, tafreelcn van naastenliefde uit den
voor-christelijken tijd, worden ons geboden: De barmhartige Samaritaan
van Gustave Vanaise, de twee gebroeders Cleolns en IJiton .hunne moeder
op eenen wagen voorttrekkende, van Eugène lïroerman, llugar en Ismad
van E. F. A. Duray, uit Parijs, Kespha of Rispe, de lijken harer zonen
tegen de roofvogels verdedigende, van Georg de Geetcre. Aan Vanaise's
werk ontbreekt geene levendigheid van handeling, al is het doek ook wat
heel groot; er heersckt ook eene harmonisch» kleur over 't geheel, doch
dat koloriet is, meer dan zijn IL Livinus (nieuwerwetsch) krijterig, wat
hoogstens te verontschuldigen is op do bekende tryptiek van Léon
Frcdéric, genaamd De JcrijtvsrJcoopcrs, van verleden jaar. Vel o jongeren
schilderen nu krijtverkoopers voor ea na, De hoogst talentvolle Frédéric.
schijnt ondertusschen, gelijk wij zullen zien, langzamerhand van dien weg
terug te komen.
De schilderij van Duray zou men liever uitsluitend Ismael moeten
noemen, want Hagar, geheel op den achtergrond, is nauwelijks zichtbaar.
De kunstenaar heeft eeneii smertelijk kwijnenden half naakten jongeling
willen schilderen en koos daartoe het herhaaldelijk behandelde thema.
De uitdrukking en houding van het kind zijn uitmuntend, evenwel is de
opstaande heup wat te zwaar; het koloriet had wellicht wat warmer
kunnen zijn.
De Rispe, die men vóór een jaar of zes op de driejaarlijksche" tentoon
stelling zag, stelde de moeder voor aan den voet der vreeselijke galgen,
waaraan hare zonen bevestigd waren; gene opvatting was pakkender
dan die van De Geetere, waar de moeder nevens een lijk zit; niet zonder
uitdrukking, maar met minder dramatische beweging, in zulk een onder
werp goed van pas.
Broermsn's Dévouemcnt filial eindelijk is meesterlijk geteekend. Alle
bijzonderheden zijn vol zorg behandeld; het geheel maakt eenen
harmonischen en diepen indruk op hen welke zich, in den toestand kunnen
verplaatsen. Het koloriet ia krachtig, wellicht wat droog.
Zal ik hier Den verloren zoon van Gustave Speekaert nog aan toevoe
gen? Eene verlumptc mannelijke figuur op een smal doek! De catalogus
voegt er nog bij: Vrede aan de rouwmoedigen!" Ook het schilderij schijnt
gedoopt te zijn, nadat het model lang genoeg had geposeerd. Van
grooteren wansmaak getuigt Speekaert's tweede werk, soi-disant: Du tivce
bloemruikers, eone vrij gezette, leelijke en levensgroote dame, die haar
grijs corset iavetcrt. Wij ontzeggcu Speekaert geen talent, maar hij maakt
daarvan een misselijk gebruik. Dit stuk begroet ons reeds in de eerste zaal.
\Yij wenden ons nu weer tot historische tafereelen, en wel uit later
tijdperk, om vervolgens aan een goed getal landschappen uit N e d e
r1 a n d hulde te brengen.
B. A, G.
1) Zio De Amsterdammer, Weekblad, vaa 5 Oct. bl. 8.
WEDSTRIJD IN DE SCHILDERKUNST.
Oi'.danks de weinig aanmoedigende bepalingen der Akademicwct, hebben
de lleerun Jac. van Looy en Jan Dunselman zich aangegord, oin te din
gen naar den groot en prijs, door de Rogesring uitgeschreven en die,
wettvlijk, bestaat uit een gouden ecrepenniug, maar in welks randschrift men
over-ecn-gekomen is, naar een (voorzichtig) slechts geopend uitzicht,
te lezen, dat hij recht geeft op een jaarlijksche «itkecriug van /'1200.
die bestemd is, 4 jaren lang, den bekroonde gelegenheid te geven zijne
studiën krachtig voort te zetten.
Kun heeft, volgends de Wet, den mededingers de keus gegeven uit drie
onderwerpen. De lieer Jac. van Looy, kwekeling der Akaderaie van
Amsterdam, heeft gekozen htt (al ware ;t slechts uit Mendelssohr.s orato
rium algemeen bekende) geval van den Profeet Elias, die zijn jongen, na
lange en kwellende droogte, een berg laat beklimmen, om te zien of er
ook, door de verschijning van een wolkjen, hoop mag gekoesterd worden
dat er regon zal komen. Inmiddels ligt de Profeet ia gebcdo ter aarde.
liet voorgesLclda oogenblik is dat, waarop de jongen de blijde tijding
brengt. De lieer Dunselman, kwekoling der Akadcmic van Andv/erpp,n,
heeft gekozen hot nk-t nVnder populair bekende geval van Alexander
van Macedonië, die een brief heelt ontvangen, waarbij zijn lijfarts beschul
digd wordt hem te willen vergiftigen, liet oogeublik is dat, waarin de
koninklijke held den medicijnbeker, hom door den lijfarts tcegercikt,
heeft leoirgedronken ea dezen het lasterlijk geschrift heeft
ter-handgesteld.
Art. XI[I van het Reglement van orde voor Examen en Wedstrijd",
zegt het volgende: De uitvoering der schilderijen geschiedt, krachtens
besluit van de jury, op een doekraam van 150 bij 120 cM.; de iguren
worden tor helft van levensgrootte uitgevoerd. Als samenstelling moet
e!!<e schilderij in hoofdzaak overeenkomen met haar schots-outwerp.'1
liet tafereel van den profeet heeft moor hoogte dau breedte; liet an
dere 't omgekeerde. Do Jury, bestaande uit do Kommissie van Toezicht
(do Hoeren Joh. G. Zimrnerman, Mr. G. van Tienhoven, J. A.
Langcrhuizen, Mr. H. P. G. Quack en Mr. J. A. Sillem), voorgelicht dour do
IIcüi'cu Aug. Alleljó, (Jh. Eoehussen en II. J. Seholtou, iicc-fs iu haai- ver
slag doen uilkomen, hoe moeilijk het is in eene vergelijkende beoordueling
te treden van schilderijen, waarop verschillende onderwerpen behandeld
zijn. Zij heeft getracht, ondanks deze moeilijkheid, tot eer.e oplossing
der vraag te komen, wie van de twee mededingers den prijs verdiend
hc,'ffc.
ij de toekenning van den prijs zit, volgends de Wet, niet het beginsel
voor, dat deze verdiend is door don mededinger, die do beste schilderij levert,
ma/ir, dat do Jury te oordcelen heel>, <>?'de prijs verdiend is. liioruit volgt,
dat er een standaart van voortreffelijkheid wordt aangenomen, waaraan een
mededingend schilderstuk getoetst wordt. Uit dien hoofde, was er ook geen
fysieke onmogelijkheid om ten vorigen jare de uitloving te laten door
gaan, al was er maar n jong kunstenaar, die zich bereid verklaarde
naar dan prijs te dingen. Wij hebben dit toenmaals aangemerkt. Hedtri
ia er echter geen roden om to betreuren, dat de logische weg niet gevolgd
is: w:vi:t do talentvolle ea strijdvaardige gymnast van toen maakt zijn
weg; en heden zija wij getuige van hot succes van twee jonge kunste
naars, die in 'KJ achter de schermen waren gebleven.
De Jury heeft, na konsciënciëus onderzoek en rijp beraad, bevonden,
dat de beide schilderijen die van den Heer Jac. van Looy en die van
den lieer Jan Duiisclman, ondanks zekere te-kort-komiugen, zoo veel ver
dienste bezaten, dat de rechters niet aarzelden te verklaren, dat beide gelij
kelijk aanspraak hadden op een gouden eerepenning", terwijl het
acce;sit", bestaande in een zilveren" dito dit-maal niet werd toegekend.
't Is nog al aardig, dat de Wet de bepaling bevat, oumiddelijk na dat
van dat zilveren eeremetaal gewaagd is: De bekroonde schilderstukken
blijven het eigendom der Academie". Zuinigheid met vlijt, enz. Van 30
Juni tot O September tobt men zkh af; betaalt modellen, schjldergerief,