Historisch Archief 1877-1940
In 't hermelijn uws mantels breed,
In 'fc zilverkleurd uweelen kleed,
Dat mot z\.jn sleep en donzen zoomen
Haar altijd dichter naadren zal,
Verdwijnt de wereld gansch en al,
Ea niets, dat leeft, kun bovenkomen.
Geen omtrek merkbaar, geen geluid.
't Zwijgt alles, alles wiseht zich uit,
Bedolven onder 't doodsche laken.
Het sneeuwt; de sneeuw daalt licht en zacht,
Maar stadig neer, den gansenen nacht,
En dekt paleis en rieten daken.
Ja daalf, verbergt voor zijn gezicht
Een wereld, die in 't booze ligt,
En lastread spot met God almachtig,
Gij hernel-lelies, die zoo stil,
Eerbiedig, ernstig en eendrachtig,
Uw blaadren loslaat op zijn wil!
Nicolaas Beets,
tA NEIGE EST BELLfi".
Gegroet, gij schoone sneeuw! Gij jonkvrouw kalm en koud,
Gij met uw ijskaros, door beren voortgetogen,
Rondom wier renbaan zich uit 's hemels sombre bogen
Een fulpen koepel, bleek als de offerkaars, ontvouwt!
Gegroet! Uw wollen pij, verblindend wie haar schouwt,
U\v kleed van zijde en vlos, rondwapprend in den hoogen
Met plooien zonder einde en vlekloos voor onze oogen,
Omhult een wereld die niets levends meer behoudt.
Men hoort geruchten nog, men ziet gezichten zweven,
Maar alles zwijmt en zwijgt en duldt de ontoombre vacht.
Het sneeuwt: dit is de sneeuw, die slaap brengt over 't leven,
De sneeuw, die dooft en doodt, de sneeuw van middernacht.
O daal, begraaf ons woest, ons heiligschennend streven,
Gij lelie vol geheirns, afblaadrend roerloos zacht.
W. Gosler.
Dit juweeltje van Fransche dichtkunst mot de twee vertalingen, die
liet heeft uitgelokt, mag nog wel eens even onze aandacht tot zich trek
ken. Wij lezen en lezen maar steeds voort, elke week brengt weer zoo
veel nieuws en toch is onder die epheroere verschijnselen onzer perio
dieke pers veel dat bewaard verdiende te blijven, al wordt het misschien
nooit in een bundel verzameld of afzonderlijk uitgegeven. Bovendien
zijn deze twee vertalingen de uitdrukking van een mceningsverschil
tusschen twea letterkundigen omtrent een dichtvorm, die zich in onza letter
kunde meer begint te doen gelden. Het zou esn stout bestaan van
den heer Gosler zijn geweest, den vsei geviercicn jubilaris van 13
Sopt. ter verantwoording te roepen voor het vonnis, dat hij in den Gids
over het sonnet velde, maar de wijze, waarop hij nu den handschoen
heeft opgenomen voor den veroordeelden dichtvorm, tevens de eenig
mogeiijke manier om in dezen het strijdperk te betreden, maakt, dat wij
he;u, schoon schroomvallig, toch van harte den eerepal m toekennen. Het
sonnet van Jean Richepin, volmaakt in den vorm, schilderachtig in de
voorstelling, waar naar den inhoud, is door Nicolaas Beets in vier
zesregeüge strofen, door Gosler in den vorm van een sonnet vertaald. De
stilmakende bekoring, dia van het Fransche gedicht uitgaat, kan dat van
Beetg nietTeweegbrengen.
Reeds terstond in den eersten regel is het statige en rustige , calme
vierge'' weergegeven door dat zacht en maagdlijk kind van 't kille Noor
den1', dat volstrekt niet in staat is de majesteit uit ta drukken van de
vierge" wier ijskaros door beren wordt getrokken. Waarom juist een
paar beren? En waarom het epitheton orn.ins wit van vacht", dat in
dezen gansch en al zijne orneercade roeping heeft verloren? Hoezeer
misken wij daarentegen Richepin's cienx assombris", waaraan Gosler's
sombre bogen'" zoo nabij komen, 't Is waar, het moet moeilijk zijn,
dat dais do satin jaune et gris couleur de cierge" in onze taal te ver
tolken, waarop ook in den Gids werd gewezen, maar zou dia moeilijk
heid ook maar eanigermate bij Beets zijn overwonnen'? Tentgordijn V En
moet men niet toegevend wezen, om die zich ontvouwende koepel bij Gosler
te billijken, hoe schoon die regel ook zij ?
' De opmerking in den Gids over serge, als zou dat woord hier te
eenToudig zijn om den sneenwmantel aan te duiden, heeft den Ilaarlemschen
dichter niet weerhouden het zachte kleed door een wollen pij" te laten
dekken, die in hare oniüullmg de wereld opneemt, zonder zooals in het
gedicht van Beets haar «altijd dichter te naderen", waardoor het beeld
in grootsehheid verliest en zonder den sleep en donzen, zoomen1', die er
niet bij passen.
Contours enveloppés, tapages assoupis'1, die aanvang van de derde
strofe heeft op beida dichters eea verschillenden indruk gemaakt. Geen
omtrek merkbaar, geen geluid, zoo is de opvatting van den een, terwijl de
ander door het nog met een (j, dat bij de woordvoeging men sief geen
vergissing kan zijn, en tevens door het mnar in den tweeden regel aan
toont, dat hij enveloppés" en assoupis" in beperkteren zin neemt, waar
door hij in staat is, ons van den trefi'enden climax, die bij Richepin in
den tweeden regel volgt bewust ta laten worden.
Is onze taal zoo hulpbehoevend, dat de drie verzen:
Het sneeuwt; de sneeuw daalt licht en zacht,
Maar stadig neer den ganschen nacht,
En dekt paleis en rieten daken"
aoodig zijn voor dien korten, vaelzeggenden Fransehen regel, of is hier
Hollandache breedsprakigheid aan het woord ? In een sonnet zouden dat
paleis en die rieten daken niet passen; als zij dat in het gedicht met zijn
zesregelige strofen wel doen, kan dat zeker -in deze vertalingjjiet pleiten
voor dien laatsten dichtvorm. Ofschoon er geen lilium millefolium, bestaat
dan in 's dichters fantazie, toch willen wij het schoone beeld der laatste
strofe behouden; het vereischt geen meervoud, om gerechtvaardigd te
wezen, zoomin als wij de vrome verzuchting in de laatste strofe behoeven,
om door deze poëzie gesticht te zijn.
Metrisch vertalen is het met volle bewustheid streven naar de zoo ge
trouw mogelijke teruggave van het origineel; wie zich daarbij laat gaan
en een eigen weg volgt, komt niet, waar hij wil aanlanden. Schitterender
nog dan Flanor's pleidooi voor het sonnet, zullen Gosler's verzen den
aangevallen dichtvorm in eere herstellen. F. J. v. U.
BERICHTEN EN MEDEDEEL1NGEN.
Dr. Heinrich Welti heeft eene Geschickte des Sonettes in der
deutschen Dichtung" uitgegeven bij Veit en Comp. te Leipzig. Eene inleiding
handelt over het vaderland van het sonnet (Italië), over de oudste son
netten, het ontstaan van het sonnet en de ontwikkeling er van in Itali
en Frankrijk.
Het eigenlijke werk bevat dan eene studie over de oudste sonnetten in
Duitschland, en de eerste (lölG?1743) en tweede (1765?18 ..)
ontwikkelingsperiode van het Duitsche sonnet.
De prijs van het werk (dat derdehalf honderd bladzijden beslaat) is ?3.60.
In het laatste nummer van het Engelsche weekblad tJie Atlienaeum
komt een eigenaardige beoordeeling voor van het bekende werk van
Lefèvre?Pontalis over Johan de Witt. Men bemerkt duidelijk, dat de
Engelsche eriticus niet anders dan instemmen wil met den lof, algemeen
aan dit boek toegezwaaid, maar dat het loven hem niet van harte gaat;
dat de vurige bewondering van den franschen schrijver voor den geduchten
tegenstander van Engeland's macht hem tot een ergernis is. Hij zegt
dan ook ronduit, dat er vlekken in de Witt's karakter zijn, die Pontalis
wel niet heeft voorbijgezien, maar sterker had moeten doen uitkomen en
hij voegt er op ietwat minachtenden toon bij, dat de Witt zoo groot en
zoo goed was, als hij in den toestand, waarin hij zich bevond, vermocht
te wezen, maar dat tot zijn taak, het voor een tijdlang machtig maken
van een gedesorganiseerd volk, niet juist grootheid van de verhevenste
soort werd vereischt en hij deze dan ook trouwens niet heeft geopenbaard.
Pontalis moest en wilde waardigheid ontdekken, zegt hij, in veel wat uit
den aard der zaak onwaardig was. Ook had hij meer gebruik van de
Engelsche staatspapieren moeten maken, gelijk een zekere James Gedis
vijf jaar geleden gedaan heeft, die een geschiedenis van het staatsbestuur
van Johan de Witt is begonnen, maar dit werk onvoltooid heeft gelaten.
Daarin komt allerlei belangrijks voor aangaande de Witt's betrekking
met Cromwell, wat in het fransche werk ontbreekt. Men ziet het, onvoor
waardelijk ia de bewondering van den Engelschman voor den Franschman,
die een Hollander tot zijn held maakt, niet.
Mr. Ainger heeft een deel essays en'gedichten van Lamb uitgegeven, waarin
alles voorkomt, wat Lamb zelf uit zijn verspreide stukken heeft bijeen
gezocht om in een bundel te worden vereenigd. Daarbij geeft Mr. Ainger
nog aanhalingen uit onuitgegeven brieven en aanteekeningen van Lamb.
Hazzlitt werkt het eerste deel van zijn History of Venice voor eei
nieuwe uitgave geheel om. Hiertoe heeft hij in Venetiëen in Engeland.
nieuwe studiën van zijn onderwerp gemaakt.
Aan Frederic Mistral zal, als blijk van bewondering van zijn
Provengaalscho. gedichten, een album worden aangeboden, waarin een groot
aantal mannen van naam in Frankrijk iets zullen schrijven en
onderteekenen. Daartoe behooren Victor Hugo, Renan, Legouvó en Da Lesseps.
Da nieuwe aangekondigde bundel van Tennyson zal uit n groot
dramatisch gedicht bestaan, dat Boeket tot onderwerp heeft.
Bij Gebr. Kröner te Stuttgart zal eerlang een derde editie verschijnen
van Scherr's Bildersaal der Weltlitteratur."
Half October verschijnt te Berlijn bij Wilh. Hertz een roman van
Oskar von Redwitz, Hans Wartenberg" genaamd. De verschenen roman
van Ilioronymus Lorm Vor dem Attentat" moot zeer boeiend en Fr.
Bodcnstedt's Eine Königsreise" zeer belangrijk zijn, wegens het nieuwe
licht, waarin Maximiliaan II van Beieren in dit boek wordt gesteld.
Tot ergernis van den Duitschen boekhandel wordt het veelbesproken
werk van Von Arwed, Deutsche Edelleute," in het Hollandsch vertaald.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Spectator 4 October.
Berichten en mededeelingen. Een nieuwe Rembrandt te Berlijn door
A. Bredius. Atjeh door Mr. A. H. Vcster. Zomer en herfst in
verzen door F. Smit Kleine. Pluksel.
Eigen Haard No. 40.
Krates door Jiistus van
vacantiekclonies door A
yan Mmirik Jr. (vervolg). Gezondheids- en
. KtrMijk (mot afb.). -?"Alva's laatste rit langs
den buitenkant te Amsterdam door Dr. B. A. Kolleiciin (met gravure
naar du schild.). De leedsetters (ledenzetters) door P. 11. Witkamp.
Verscheidenheid.
Nederland Oct.
W. Nieuwland Ssn., Een vendetta in de woestijn. Dr. Jan ten
JBrintc, Hollandsche schelmenromana uit de zeventiende eeuw. Frans
Netscher, Schetsen naar het naakt model. (Poëzie) Pol de Mont,
Een krijgslist op Bt. Thomasdag.
De Portefeuille.
II. N. N., Het Congres littéraire et artistique te Brussel. Dr. E. A.
Kolleivijn, Hooft's Granida. Aanstaande Uitgaven. Beschuldiging
van nadruk door het Magazine. IL N. N., Het Parijsche 'looneel.
Mi: C. Vosmaer, de Kunst in het dagelijksch leven. Ouae schilderijen
by Frederik Muller. II. Th. B., Het ladend Leiden.