De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 19 oktober pagina 2

19 oktober 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANO. No. 382 "C' X te wenschen zijn, dat eene even krachtige hand zich ook ten taak stelde, in den Egyptiscben chaos de orde te herstellen. De Egyptische regeering heeft te kennen gegeven, dat zij in dezen maand reeds de storting der aangewezen inkomsten in de kas voor de Openbare schuld zal hervatten. Het Italiaansche ka binet, dat tegenwoordig al zijn best doet, om met Engeland op een goeden voet te blijven, heeft daarop aan den vertegenwoor diger van Italiëin de Caisse de la Dette last gegeven, om de legen het Egyptische ministerie van financiën ingestelde rechts vervolging niet voort te zetten. Wie telt voor twee ? Volgens liet officieele verslag der vereenigde zitting der beide Kamers op 11 dezer, tot sluiting van de gewone vergadering der Staten-Generaal, benoemde de Voorzitter, de heer Van Eysinga, eene commissie van acht JeJen der beide Kamers om den Minister van binnenlandsche zaken inen uitgeleide te doen. En die commissie bestond altijd volgens de officieele Handelingen'' uit de heeren A. Blussé, Van Eek, Hingst, Merkes van Gendt, Muller, Des Amorie van der Hoeven en Beelaerts van Blokland. Dat zijn er zeven. Wie telde CE voor twee? Zij waren allen in kostuum, dus allen Hen averti. Minister Heemskerk zei in zijn sluitingsrede dat het den heeren bekend was, dat de ontbinding der Kamers eenig en allén" voortvloeide uit de gebiedende bepaling der Grondwet .... Het was een overbodig excuus. Iedereen wist hot en wat men den heer Heemskerk ook als een politieke zoude moge aanrekenen, desc ontbinding behoeft zijn staatsmansgewetcn niet te bezwaren. De oud-ingenieur P. J. de Quartel heeft zichzelf m Den Haag aan do liberale kiesvereeniging ala candidaat aangeboden. ft u, dat getuigt van zelfvertrouwen, Maar de vorm was wat vreemd. Hij deed het bij briefkaart, waarin hij opgaf te .zijn: liberaal, 62 jaar oud, van de P. G ..... Er ontbrak alleen aan . drankvrij en van goede getuigen voorzien ... i Dr. .Nuyens, de bekende ultramontaansche leider, wekte in een kiesvergadering te Hoorn de liberalen op om met kracht de candidatuur te steunen- van de heeren De Jong en Van Dedem. Maar zijn beginsel verbood hem die liberalen ook zelf te stemmen. Dat is een nieuwe leer : Geen tegenstanders stemmen, doch wel anderen daartoe opwekken. Oppervlakkig beschouwd zouden we zeggen: Als de vos de passie preekt, Boer pas op je kippen. Schier overal openbaart zich het verschijnsel dat de liberalen afkeerig zijn van op nieuw de heeren van de fractie-Kappeyne-Tak te herkiezen. Men wil algemeen de scheurmakers voor goed verwijderen. Deze gevoelen thans hun schuld eerst drukken en ze beloven beterschap. Meestal beweren ze zelfs .... dat er geen Kappeyne-fractie bestaat. Hoe naïef! Maar tegelijk: hoe doodend voor geheel hun politiek verleden. De vergadering van Eurgerpligt heeft met verpletterende meerderheid jp nieuw het Kappeynianisme veroordeeld. Zou de zaak nu vuor goed uit zijn? Men mag het linnen. Doch men vergete niet, Kappeyne moest drienn i' vr,!leri, vóór hij eu zijn vrienden konden geiooven dat hij onmogelijk OXZE BLADEN. Ons ovoiv.io':' Ii.iii kort zijn dezo week, en toch is do inhoud dor arti kelen waarin du pers eene meening uitdrukt zeer groot .... eeno mar a boire. Bijna alle?n over de verkiezingen handelen deze talrijke artikelen. Da Standaard houdt met groote kracht vol de geestverwanten op te wekken ea toe te rusten ten strijden. Evenzeer ds andere anti-revolutionnaire en de katholieke bladen. In de samenwerking der beido kerkelijke partijen werd eene storing gebracht door de verklaring der deputaten-vergadei-ing van de anti-revolutionnairen, welke door De Tijd zeer ernstig werd opgenomen. Uit deze verklaring bleek, dat het centraal-comitó der antirevolutionnairen niet met het centraal -comitévan eenige andere partij zal eamenwerken. In de liberale bladen staat thans de strijd tegen de cleriealen niet zoo op den voorgrond als bij vorige verkiezingen het geval was. Lange de batten van een aantal plaatsen van ons land, door den pers publiek ge maakt, vele artikelen in bladen van alle nuances werden gewijd aan de verdeeldheid, die bestaat in den boezem der liberale partij. Eenstemmig luidt thans het oordeel, dat deze verkiezing do gelegenheid behoort te zijn om daaraan een einde te maken. Eene opsomming der bladen zou hier vruchteloos werk zijn. Da courantenlczcrs hebben reeds bespeurd, dat zij geea blad in handen nemen, of zij l^vi v .".n een verkiezingsstrijd, die door de eigenaardige omstjuidigiiui' ???.??\---f hij plaats heeft, ruime stof levert. UIT HET HAAGJE. VIII, Wat kan het zwarte Noodlot een gemoedelijk krantenschrijirer toch leelijke parten spelen! Verleden week viel ik op een mooien najaarsdag onzen braven Tollens nog in zijn graf hard, om zijn sombere ontboezeming over onzen Nederland°clien herfst, en nu, acht dagen later, ben ik zeo, geneigd met hem mee te zingen: Voel! de gure najaarsregen Giert ons uit het noorden tegen.'IJ Letterlijk waar, oude heer. Maar ons klimaat is zoo wisselziek, dafe het me niets zou verwonderen, als de lezers van het Zondagsblad, die verleden week, terwijl de regen tegen hun vensters kletterde, zich moesten verbazen over niijn zonnige bui, nu weer in niet geringer verbazing ver vielen, wanneer ze van gure najaarsdagen" lezen, terwijl de liefelijkste aller October-zonnén door bun ramen schijnt. Maar hoe 't zij: ik begin te begrijpen dat het voor goed met den zomer gedaan is en het duidelijkst blijkt me dit uit mijn telkens bemodderd schoeisel. Onze referendaris die Ilaagsche optimist bij uitnemend heid blijft beweren dat den Ilèg de properste" stad vau de wereld ia. Ja, kom-je ia de nieuwe v/ijken, dan heeft hij gelijk; maar ik denk hier onwillekeurig aan den Christelijken en den Joodschen hemel. In den laatsten was 't zoo vuil, omdat hij zoo vol en in den eersten zoo schoon.. omdat er «iemand in was. Nu, die nieuwe straten zijn wel niet leeg, maar toch sul, want de meesten zijn zonder nering; derhalve is 't er schoon. Wat nu de bewering van onzen referendaris betreft, dat is alweer het, standpunt". De man verlaat 's morgens zijn woning en begeeft zich door uitgezochte, zindelijke straten, langs eeu omweg, naar het tooneel zijner gewichtige werkzaamheden. De wandeling naar zijn bureau is voor hem een offer gewijd aau den dienst van Aesculapius; hij brengt zijn nog slaperig bloed in heilzame beweging en ademt in de breede straten een voorraad frissche lucht in, waarop hij in zijn duf bureau een halfuur lang teren kan. Hij komt, al heeft het den gansenen nacht gestortregend, met blinkende laarzen in zijn bureau, en na afloop van zijn zwaarwiclitigen staatsarbeid gaat hij weer langs alierproperste wegen naar de sociëteit en vervolgens naar huis, steeds vervuld met het zelfbehaaglijk gevoel van den man die glimmende laarzen aan heeft, het staatkundig evenwicht van Europa beeft helpen verzekeren en onbewust is van de modder en do plassen die eeu ander, voor wio de heerlijke oasen der officieele wereld ontoegankelijk zijn, te doorwaden heeft. Om kort te gaan: ik beweer dat modderlaarzen bij regenweer hier vol strekt geen overtollige weelde ziju, hetgeen trouwens door onze politie mannen en brievenbestellers proefondervindelijk wordt bewezen. Wij zelf zijn natuurlijk te fatsoenlijk om ons 't voorkomen van polderjongens ta geven. Wij bemodderen liever onze bottiiies en pantalon. Verbeeld u, ik kom achter uit een nieuwe straat en ga nog een paar nieuwe straten door, v/aar 't, zooals ik reeds zei, aan zindelijkheid weinig of niets te wenschen overlaat; dan ga ik langs den Princesse-wal, dat gaat ook nog, hoewel men er geen geur van Eau de Voorburg inademt; maar dan kom ik aan de Prinsenstraat... A propos, ik sprak laatst van doode niosschen: hier heb ik er weer een. Die eertijds nauwe straat een soort van trechter waar alles door moet wat uit ons nieuw gedeelte, dat vrij groot is, in het centrum der stad wil wezen wordt, ingevolge de wijze besluiten van onzen achtbaren stedelijken raad, verbreed op een waarlijk mooia breedte niet alleen, maar ook doorgetrokken tot aan het Kerkplein, naast het groote postkantoor. Als 't klaar is, zal 't een fraai werk zijn en zullen de kansen om onbeslikt in het midden der stad ta komen, aanmerkelijk zijn vermeerderd, althans voor ons. Ge kunt niet gelooven, hoo blij we in onze buurt waren, toen de brave bewoners der oostzijde vau de Prinsenstraat aan 't afbreken gingen, 't Was een waar genot, te zien hoe van lieverlede die rij huizen in puin stortte en een nieuwe rij achter do voormalige verrees, 't Ging wel niet met stoomsnelheid dat komt in ons land ook niet te pas maar we zagen toch tegen een nist al te ver verwijderd tijdstip onze nieuwe Lreede straat kant en klaar to gemoet; ja, in gedachten wandelde ik reeds droogvoets, terwijl rnun elders door do modder baggerde, over het nieuw trottoir, in linea recta naar het postkantoor. Maar ja-wel: een doode inogch. Daar komt me die \Vinkclverceniging van Eigen Hulp een spaak in hot w i cl steken. Zij schijnt geld to veel en daarbij redelijk veel praats te hebben, want zo durft best een proces aan met do Stad, die haar geen geld genoeg naar haar zin wil geven voor een brokje van haar erf. Wie nu gelijk hooft van do twee, laat ik in 't midden. De stad zo$?t, natuurlijk, dat zij het winnen moet en de Vereeniging beweert hetzelfde voor zich. Dat spreekt als een boek, anders procedeerden zoniet. Maai» ik zeg, dat het al heel onplezierig is, dat twee lichamen, om een verschil van een paar duizend gulden, die toch uit den zak der Hagenaars moeten komen, onverschillig wie wint of verliest, ons een winter lang, en misschien nog langer, noodzaken door een half opgebroken straat te waden, die nu smeriger is dan ooit te voren. Zoo waakt de een voor de belangen der Gemeente, de ander voor dia der leden van Eigen Hulp.. Nu ik toch in die buurt beu, moet ik u even wijzen op een allerliefst» echt Hollandsche straat, die uit straksgenoemden trechter naar het Noord einde en da Hoogstraat leidt. Onnoodig te zeggen, dat die nauwe straat druk is en bij nat weer vuil naar evenredigheid. Maar hebt ge ooib zooveel stoepjes en hokjes naast elkaar gezien? Daar zijn hooge, lage en ingezoukene, mooie en leelijke; maar ieder bewoner heeft zijn eigeu omheind erf je voor ziju ramen en ziet in zijn welbehaaglijke veiligheid toe, hoe de voorbijgangers voor een wildhollend rijtuig deHaagscha koetsiers rennen altijd do iiauwo straten door, in de hoop van op hun baurt eens e?n onïioheadigtm voetganger te overrijden angstig uitwijkegt en zich aan een hek vastklemmen. ik vroes; Luitsfc iemand van 't stadsbestuur, waarom de gemeente dd iLiloiiscr.nt n.'et tot eea begaanbare i.lruat maakte door de etuepje*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl