Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANO.
No. 382
"C'
X
te wenschen zijn, dat eene even krachtige hand zich ook ten taak
stelde, in den Egyptiscben chaos de orde te herstellen.
De Egyptische regeering heeft te kennen gegeven, dat zij in
dezen maand reeds de storting der aangewezen inkomsten in de
kas voor de Openbare schuld zal hervatten. Het Italiaansche ka
binet, dat tegenwoordig al zijn best doet, om met Engeland op
een goeden voet te blijven, heeft daarop aan den vertegenwoor
diger van Italiëin de Caisse de la Dette last gegeven, om de
legen het Egyptische ministerie van financiën ingestelde rechts
vervolging niet voort te zetten.
Wie telt voor twee ?
Volgens liet officieele verslag der vereenigde zitting der beide Kamers
op 11 dezer, tot sluiting van de gewone vergadering der Staten-Generaal,
benoemde de Voorzitter, de heer Van Eysinga, eene commissie van acht
JeJen der beide Kamers om den Minister van binnenlandsche zaken
inen uitgeleide te doen.
En die commissie bestond altijd volgens de officieele Handelingen''
uit de heeren A. Blussé, Van Eek, Hingst, Merkes van Gendt, Muller,
Des Amorie van der Hoeven en Beelaerts van Blokland.
Dat zijn er zeven.
Wie telde CE voor twee? Zij waren allen in kostuum, dus allen Hen
averti.
Minister Heemskerk zei in zijn sluitingsrede dat het den heeren bekend
was, dat de ontbinding der Kamers eenig en allén" voortvloeide uit de
gebiedende bepaling der Grondwet ....
Het was een overbodig excuus.
Iedereen wist hot en wat men den heer Heemskerk ook als een
politieke zoude moge aanrekenen, desc ontbinding behoeft zijn
staatsmansgewetcn niet te bezwaren.
De oud-ingenieur P. J. de Quartel heeft zichzelf m Den Haag aan do
liberale kiesvereeniging ala candidaat aangeboden.
ft u, dat getuigt van zelfvertrouwen,
Maar de vorm was wat vreemd.
Hij deed het bij briefkaart, waarin hij opgaf te .zijn: liberaal, 62 jaar
oud, van de P. G .....
Er ontbrak alleen aan . drankvrij en van goede getuigen voorzien ... i
Dr. .Nuyens, de bekende ultramontaansche leider, wekte in een
kiesvergadering te Hoorn de liberalen op om met kracht de candidatuur te
steunen- van de heeren De Jong en Van Dedem.
Maar zijn beginsel verbood hem die liberalen ook zelf te stemmen.
Dat is een nieuwe leer :
Geen tegenstanders stemmen, doch wel anderen daartoe opwekken.
Oppervlakkig beschouwd zouden we zeggen:
Als de vos de passie preekt,
Boer pas op je kippen.
Schier overal openbaart zich het verschijnsel dat de liberalen afkeerig
zijn van op nieuw de heeren van de fractie-Kappeyne-Tak te herkiezen.
Men wil algemeen de scheurmakers voor goed verwijderen.
Deze gevoelen thans hun schuld eerst drukken en ze beloven beterschap.
Meestal beweren ze zelfs .... dat er geen Kappeyne-fractie bestaat.
Hoe naïef!
Maar tegelijk: hoe doodend voor geheel hun politiek verleden.
De vergadering van Eurgerpligt heeft met verpletterende meerderheid
jp nieuw het Kappeynianisme veroordeeld.
Zou de zaak nu vuor goed uit zijn?
Men mag het linnen. Doch men vergete niet, Kappeyne moest
drienn i' vr,!leri, vóór hij eu zijn vrienden konden geiooven dat hij onmogelijk
OXZE BLADEN.
Ons ovoiv.io':' Ii.iii kort zijn dezo week, en toch is do inhoud dor arti
kelen waarin du pers eene meening uitdrukt zeer groot .... eeno mar
a boire.
Bijna alle?n over de verkiezingen handelen deze talrijke artikelen. Da
Standaard houdt met groote kracht vol de geestverwanten op te wekken
ea toe te rusten ten strijden. Evenzeer ds andere anti-revolutionnaire en
de katholieke bladen. In de samenwerking der beido kerkelijke partijen
werd eene storing gebracht door de verklaring der
deputaten-vergadei-ing van de anti-revolutionnairen, welke door De Tijd zeer ernstig werd
opgenomen. Uit deze verklaring bleek, dat het centraal-comitó der
antirevolutionnairen niet met het centraal -comitévan eenige andere partij zal
eamenwerken.
In de liberale bladen staat thans de strijd tegen de cleriealen niet zoo
op den voorgrond als bij vorige verkiezingen het geval was. Lange de
batten van een aantal plaatsen van ons land, door den pers publiek ge
maakt, vele artikelen in bladen van alle nuances werden gewijd aan de
verdeeldheid, die bestaat in den boezem der liberale partij. Eenstemmig
luidt thans het oordeel, dat deze verkiezing do gelegenheid behoort te
zijn om daaraan een einde te maken.
Eene opsomming der bladen zou hier vruchteloos werk zijn. Da
courantenlczcrs hebben reeds bespeurd, dat zij geea blad in handen nemen,
of zij l^vi v .".n een verkiezingsstrijd, die door de eigenaardige
omstjuidigiiui' ???.??\---f hij plaats heeft, ruime stof levert.
UIT HET HAAGJE.
VIII,
Wat kan het zwarte Noodlot een gemoedelijk krantenschrijirer toch
leelijke parten spelen! Verleden week viel ik op een mooien najaarsdag
onzen braven Tollens nog in zijn graf hard, om zijn sombere ontboezeming
over onzen Nederland°clien herfst, en nu, acht dagen later, ben ik zeo,
geneigd met hem mee te zingen:
Voel! de gure najaarsregen
Giert ons uit het noorden tegen.'IJ
Letterlijk waar, oude heer. Maar ons klimaat is zoo wisselziek, dafe
het me niets zou verwonderen, als de lezers van het Zondagsblad, die
verleden week, terwijl de regen tegen hun vensters kletterde, zich moesten
verbazen over niijn zonnige bui, nu weer in niet geringer verbazing ver
vielen, wanneer ze van gure najaarsdagen" lezen, terwijl de liefelijkste
aller October-zonnén door bun ramen schijnt.
Maar hoe 't zij: ik begin te begrijpen dat het voor goed met den zomer
gedaan is en het duidelijkst blijkt me dit uit mijn telkens bemodderd
schoeisel. Onze referendaris die Ilaagsche optimist bij uitnemend
heid blijft beweren dat den Ilèg de properste" stad vau de wereld ia.
Ja, kom-je ia de nieuwe v/ijken, dan heeft hij gelijk; maar ik denk
hier onwillekeurig aan den Christelijken en den Joodschen hemel. In den
laatsten was 't zoo vuil, omdat hij zoo vol en in den eersten zoo schoon..
omdat er «iemand in was. Nu, die nieuwe straten zijn wel niet leeg,
maar toch sul, want de meesten zijn zonder nering; derhalve is 't er schoon.
Wat nu de bewering van onzen referendaris betreft, dat is alweer
het, standpunt". De man verlaat 's morgens zijn woning en begeeft zich
door uitgezochte, zindelijke straten, langs eeu omweg, naar het tooneel
zijner gewichtige werkzaamheden. De wandeling naar zijn bureau is voor
hem een offer gewijd aau den dienst van Aesculapius; hij brengt zijn
nog slaperig bloed in heilzame beweging en ademt in de breede straten
een voorraad frissche lucht in, waarop hij in zijn duf bureau een halfuur
lang teren kan. Hij komt, al heeft het den gansenen nacht gestortregend,
met blinkende laarzen in zijn bureau, en na afloop van zijn
zwaarwiclitigen staatsarbeid gaat hij weer langs alierproperste wegen naar de
sociëteit en vervolgens naar huis, steeds vervuld met het zelfbehaaglijk
gevoel van den man die glimmende laarzen aan heeft, het staatkundig
evenwicht van Europa beeft helpen verzekeren en onbewust is van de
modder en do plassen die eeu ander, voor wio de heerlijke oasen der
officieele wereld ontoegankelijk zijn, te doorwaden heeft.
Om kort te gaan: ik beweer dat modderlaarzen bij regenweer hier vol
strekt geen overtollige weelde ziju, hetgeen trouwens door onze politie
mannen en brievenbestellers proefondervindelijk wordt bewezen. Wij zelf
zijn natuurlijk te fatsoenlijk om ons 't voorkomen van polderjongens ta
geven. Wij bemodderen liever onze bottiiies en pantalon. Verbeeld u, ik
kom achter uit een nieuwe straat en ga nog een paar nieuwe straten door,
v/aar 't, zooals ik reeds zei, aan zindelijkheid weinig of niets te wenschen
overlaat; dan ga ik langs den Princesse-wal, dat gaat ook nog, hoewel
men er geen geur van Eau de Voorburg inademt; maar dan kom ik aan
de Prinsenstraat... A propos, ik sprak laatst van doode niosschen: hier
heb ik er weer een. Die eertijds nauwe straat een soort van trechter
waar alles door moet wat uit ons nieuw gedeelte, dat vrij groot is,
in het centrum der stad wil wezen wordt, ingevolge de wijze besluiten
van onzen achtbaren stedelijken raad, verbreed op een waarlijk mooia
breedte niet alleen, maar ook doorgetrokken tot aan het Kerkplein,
naast het groote postkantoor. Als 't klaar is, zal 't een fraai werk
zijn en zullen de kansen om onbeslikt in het midden der stad ta
komen, aanmerkelijk zijn vermeerderd, althans voor ons. Ge kunt niet
gelooven, hoo blij we in onze buurt waren, toen de brave bewoners
der oostzijde vau de Prinsenstraat aan 't afbreken gingen, 't
Was een waar genot, te zien hoe van lieverlede die rij huizen in puin
stortte en een nieuwe rij achter do voormalige verrees, 't Ging wel niet
met stoomsnelheid dat komt in ons land ook niet te pas maar we
zagen toch tegen een nist al te ver verwijderd tijdstip onze nieuwe
Lreede straat kant en klaar to gemoet; ja, in gedachten wandelde ik
reeds droogvoets, terwijl rnun elders door do modder baggerde, over
het nieuw trottoir, in linea recta naar het postkantoor. Maar ja-wel:
een doode inogch.
Daar komt me die \Vinkclverceniging van Eigen Hulp een spaak in
hot w i cl steken. Zij schijnt geld to veel en daarbij redelijk veel praats
te hebben, want zo durft best een proces aan met do Stad, die haar geen
geld genoeg naar haar zin wil geven voor een brokje van haar erf.
Wie nu gelijk hooft van do twee, laat ik in 't midden. De stad zo$?t,
natuurlijk, dat zij het winnen moet en de Vereeniging beweert hetzelfde
voor zich. Dat spreekt als een boek, anders procedeerden zoniet. Maai»
ik zeg, dat het al heel onplezierig is, dat twee lichamen, om een verschil
van een paar duizend gulden, die toch uit den zak der Hagenaars moeten
komen, onverschillig wie wint of verliest, ons een winter lang, en
misschien nog langer, noodzaken door een half opgebroken straat te
waden, die nu smeriger is dan ooit te voren. Zoo waakt de een voor
de belangen der Gemeente, de ander voor dia der leden van Eigen Hulp..
Nu ik toch in die buurt beu, moet ik u even wijzen op een allerliefst»
echt Hollandsche straat, die uit straksgenoemden trechter naar het Noord
einde en da Hoogstraat leidt. Onnoodig te zeggen, dat die nauwe straat
druk is en bij nat weer vuil naar evenredigheid. Maar hebt ge ooib
zooveel stoepjes en hokjes naast elkaar gezien? Daar zijn hooge, lage
en ingezoukene, mooie en leelijke; maar ieder bewoner heeft zijn eigeu
omheind erf je voor ziju ramen en ziet in zijn welbehaaglijke veiligheid
toe, hoe de voorbijgangers voor een wildhollend rijtuig deHaagscha
koetsiers rennen altijd do iiauwo straten door, in de hoop van op hun
baurt eens e?n onïioheadigtm voetganger te overrijden angstig uitwijkegt
en zich aan een hek vastklemmen.
ik vroes; Luitsfc iemand van 't stadsbestuur, waarom de gemeente
dd iLiloiiscr.nt n.'et tot eea begaanbare i.lruat maakte door de etuepje*