Historisch Archief 1877-1940
DE A M S TER D All M E IV.' W E E K BL A D VOOR N E D EP, L A'N'Ü.
te onteigenen en trottoirs aan te leggc-n. Die ambtenaar bcvrecr<l<>,
dat de stad alleen .het noodzakelijke to doen had on d<\t was niat
noodzakelijk. Ik meende van wel, met het 003 op het gedurig levens
gevaar waarin de voetgangers in die straat verkoeren. Er was toch nog
niemand overreden, verklaarde wijn ambtenaar; en ik wist, helaas, ook
geen enkel voordeeld aan te wijzen. Hadden \ve nu maar een Ilaagsclien
Curtius, die zich in het belang zijner Etadgenooten opofferde en zich
glansrijk liet overrijden! Ik beloof' hem dat hij 't heel gemakkelijk kan
gedaan krijgen. Dan gingen waarschijnlijk de stoepjes en hekjes weg.
Gij, Amsterdammers, hebt immers Saartje ook bij u gehad? Wel,
toe is ze u dezen keer bevallen? Hier heeft ze 't tamelijk wel afgelegd
en de meesten zeggen dat ze ons bij den neus heeft gehad. Als ge mij
nu vraagt of, van achteren gezien, do voorstelling van Macbeth me acht
gulden waard was, dan mag ik die vraag niet onvoorwaardelijk
toestemmend beantwoorden. Ja, maar", hoor ik u zeggen, waarom gaat
j ge niet op een goedkooper plaats zitten ? Gij zijt ook al, golijk de meeste
Hagenaars, van 't hondje gebeten. Ge moet eersten rang zitten om uw
fatsoen op te houden." Neen, mijnheer; ik zou gaarne een goedkooper
plaats nemen en nog 't liefst voor niets de voorstelling bijwonen, maar,
; ziet u, ik ga bepaald naar de cornedie oni te hooren, ea omdat mijn
gehoor-orgaan niet mijn scherpsta zintuig is, moet ik vooraan zitten.
Ik hoop dat deze opheldering u bevredigen zal.
Een onzer Haagsche bladen heeft Sarah alles behalve in 't zonnetje
. gezet. Groote goón, wat krijgt ze er langs! Nu geloof ik wel niet, dat
ze een enkel Hollandsen woord verslaat, wat ze natuurlijk niet al haar
landgenooten gemeen heeft, maar ik kan u verzekeren, dat EO do onver
kwikkelijke beoordeeling van haar spel van haver tot {jort kout. Kn
kwaad is zo! Neen, daar kunt ge u geen denkbeeld van maken. En
;'t allermeest is ze verstoord, omdat haar criticus haar een kunstenares van
den tweeden rang" heeft genoemd. Nu moot ik zeggen dat men haar
de pil niet verguld heeft, 't Had best wat zachter kunnen zjj'n. Zulk
een snijdende critiek is geen aangename lectuur, zelfs niet al moet men
er over 't algemeen mee instemmen. Maar toch, Sarah had beter ver
diend, al is ze inderdaad niet de Lady Macbeth die ze had moeten
zijn. 't Zou me sterk verwonderen als we haar hier ooit terug zagen.
Ten slotte kan ik nog meedeelen, dat den kolonel weer iets boven
't hoofd hangt waarvan hij niet zal opfrisschen: ik hoor namelijk, uit
vrij goede bron zooals de kranten zeggen dat zijn dames zich willen
abonneeren voor do Duitsche opera. Die is zoo mooi, hebben 7.0 ge
hoord, en ze komt ook meer en meer in de mode. Arme kolonel! Ze
: maken 't den man werkelijk ta lastig. Mnar 't is zijn eigen schuld. Ik
heb me voor een abonnement in de Fransche opera laten vangen; nwnr
uu h 't ook uit. Voor do Duïtsche krijgen'ze mij niet. Ik heb mij «maat
regelen eenomen. P.isquino.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCII TOONKEL
Wij moeten erkennen, dat zelfs do meest welwillend e:e?,toK':c toerclioiuvor
teleurstelling heeft ondervonden bij cc opvoering van Maobeth in d;jn
Parkschouwbiirg. Waar men zich ook op had voorbereid, (Int da lieer
Ij'U'ay. die de t i'el rol vervulde, zóó g:>hcol onbotcekonend zoude zijn, d;it
de overige spelers zóó beneden het raijtichnatige bloven, met uitzondering
van lady Mncduff, mevrouw Lemercier, dat do figuranten zóó ongeoefend,
'het costmim zóó armoedig, de decoratie dermate onjuist en waardeloos
gouden blijken, mocht inen niet verwachten. Evenmin was te voorzien,
hoezeer de uitlatingen, door Richer>in zich veroorloofd, afbreuk rioen a;tn
ihet geheel dor voorstelling en welke verzwakking de stem van Sarah
Bernhardt heeft ondergaan. Wij willen den lezer niet lastig vallen met
?onzen bijeengcgaarden voorraad aanmerkingen, want de fransche troop
'is vertrokken en eene uiteenzetting van grieven zoude nutteloos zij».
Het tooneel van den slaapwandel eciitor droeg onze bewondering weg.
In het oog gehouden, hos alle bijkomende omstandigheden nadeelig werk
ten, mist man hier het recht meer van de groote tooneelspeelster to
.vragen, dan zij gaf. Haar spel voltrok zich to snel, maar lady Mncbsth's
wanhopige wroeging werd overigens buitengewoon en treffend door
mevrouw Bernhardt belichaamd. Hier waek ook voor een oogenblik de
te recht voortdurende koelheid der zaal. Gehuld in het loshangend witte
nachtgewaad, een lampje boven het hoofd houdend, de oogen star voor
zich uit gericht, betreedt lady Macbeth, blootsvoets, het vertrek. Zij
schuift het lampje op de tafel neer en wil zich de witte handen
schoonwrijven van denkbeeldige bloedvlekken, dia zij waant, dat haar besmetten.
Zij wringt de teere vingers in en over elkaar, met een halstarrig pogen.
Doch niets kan baten. Terwijl heur haren in wanorde haar over de
schouders hangen, loopt zij de kamer op en af. In haar droom woont
zij de door haar bewerkte euveldaden nogmaals bij, spreekt zij haar gemaal
moed in. Daarna voelt zij zich weer verbrijzeld door de bloedschuld, die
op haar rust. Met een gebaar van de pijnlijkste afschuw, strekt zij haar
langen bleekön arm, die bloot valt, naar voren, haar vingers kronkelen zich,
als sluipt een doodend vergif er door heen, en smartelijk zucht zij: c'est
oncore, c'est toujours l'odeur du sang! Tous les parfums de l'Arabie ne
sauraient faire sentir bon cette petite main!" Dan buigt zij voorwaarts. Haar
verschrikking klimt. Zij waant daar de bebloede hoofden harer slachtoffers
voor zich te zien op den vloer. Met een kreet van afgrijzen deinst zij
terug. Nu spreekt zij nog van Banquo, die niet meer op kan staan om
te getuigen, en roept haar man toe: ce qui est fait, reste fait a jamais,
viens, au lit, au lit!" En gillend ijlt zij heen. Waarlijk, dit tooneel maakte
indruk, althans bij de tweede opvoering. De enkele toeschouwers, die
onmiddellijk na deze scène huiswaarts keerden, deden wél, want hetgeen
Volgde, hoofdzakelijk het tooneel van Maebeth's laatsten] strijd, was weder
{ bezwaarlijk zonder schouderophalen aan te zien.
Als slotsom van haar bezoek hier ter stede, kan men mevrouw
Bernhardt den wouscb uasturcn, dat zij, een volgenden keer, beter, waardiger
tot ons kome. mot een minder gehavend tooneelspel, fatsoenlij
ker gcïunieerd; en kunnen wij, onder ons, de hoop koesteren, dat de
achteruitgang harer stem tijdelijk moge blijken, de forsche en levens
klare tounen er in terug mogen keeren en (och dit onmisbare werktuig,
dit voorname hulpmiddel van den tooneelkunstenaar niet nu reeds voor
altijd haar ga ontbreken. Rospen mag op hst tooneel niet schreeuwen,
het slaken van kreten niet krijschen worden. Hoezeer bijna niet minder
dan in de opera, in het drama het spel der stem een hoofd-bestanddeel
der kunst uitmaakt, hoe iia de kunst van zeggen der kunst van zingen ver
want is, werd ter Macbeth-voorstelling door den Macduff weder
bewezen, die, door het overslaan zijner stem te midden eener tirade vol
ernst en vuur, de aandacht verbrak en een lachend prevelen door het
publiek deed gaan.
Om van dit onderwerp afscheid ta nemen, nog een woord over het
karakter der kunst van evrouw Bernhardt in het algemeen. Yóór alles
vertoont die den schijn der natuurlijkheid. Of haar spel, gelijk wij het
kennen, het resultaat is van verregaande studie, van een uiterste oefening,
dan of het juist door niet studeoren zoo wordt, blijve, hoewel wij het
laatste gelooven, voor 't oogenblik onbeslist. Slechts dit ne is zeker:
men bespeurt nimmer het gewilde, het aldus vooraf bepaalde vnn haar
optreden. Men kan van haar niet verwachten het langzame, gewikte en
gewogen gebaar, de afgemeten gelaatsuitdrukking, den vasten ttand, dea
geregelden tred eencr Mars, eoner Mlle Gcorges, eener Ilac'uel, eoncr
Agar. Haar talent heeft zich niet classiek ontwikkeld. Wanncvr .ïj
gebiedend den arm voorwaarts strekt of niet con uitroep opheft of hnnv
armen zijdelings uitslaat tot een omhelzing, dr-n geschiedt hot r;:p, füd
onwillekeurig. Ook valt haar arm weder snel neer, wanneer de beweging
is volbracht. Dit hoeft tengevolge dat, wanneer zij er too komt, dea toe
schouwer, den kenner, te boeien, hij in zulk een cogcubtik eigenlijk r,i;.t
waardeert de sclioone vormen, de lijnen, die ontstaan door hare houding,
maar een algeraeenen indruk ontvangt, dr<i hem overmeestert, txU ware
hij niet bij een spel, maar bij werkelijk loven tegenwoordig. Eerst LUcr
geeft hij zich rekenschap van dion indruk, ontleedt en verklaart hom.
Zoo is Sarah Bernhardt steeds geweest, cij speelt noch historisch, noch
classiek. En Phèdre, n dona Sol ea Fédoru speelt zij in dezen trant.
Ook van haar lady Macbeth viel niet anders te verwachten.
Maandagavond speelde het hollandsclie gezelschap van den
Parkscuoiiwburg, onder den korteren titel van Coralie, het bekende drama van
Delpit, door het Ned. Toon. afd. Hotterd. eenigen tijd geleden als De zoon
vnn Coralie opgevoerd. Ook werd dit stuk, met Frioderike Bogniir in de
rol van Coralie in het Duitsch gegeven door den heer van Lier. De
herinnering aan deze twee vertooningen kan slechts nadeelig werken ojv
den indruk door de nieuwe vertolking gemaakt. Maar zij is niet zi'o,
of hij, die mot dit drama nog niet bekend werd, kan deze gelegenheid
gebruiken ter kennismaking. De heer Moor heeft, in de jonge hoofdrol,
vnn eene voortreffelijkheid blijk gegeven, die helaas niet zelden
onder zekere gemaaktheid schuil gaat, doch thans weer helder aan het
daglicht ia getreden en ons den Moor van vroeger, met zijn groote be
gaafdheid, deed herkennen. Het uiterlijk van den hr. Moor laat hem toe
op voll'digo \vijxe een homnie du monde, een gentleman, een heer
(wanneer men aan dit nederlandsche woord een meer edele beteekenis
wil hechten) voor te stellen. De gedeelten zijner rollen, waarin het hem
vergund is zij n meesterschap over zich zelf te bewaren, kalm te blijven,
tooncn het. beht zij u talent. Eon ingehouden ontroering, een hartstocht,
die zic'.i laat begrenzen door goede manieren, vindt in hem een uitmun
tenden tolk. Mevrouw v. Westerhoven, Coralie, overtrof onze verwachting.
Het toonce1., waarin zij haren zoon bekent zijne moeder te wezen, ver
wierf de tevredenheid der toeschouwers. De andere rollen waren eveneens
niet kwaad bezet.
De auteur vnn dit drama, Delpir, is ongeveer van dezelfde kracht al;.
Olmot; alleen behandelt hij krassere toestanden. Wanneer de Indus
trieel van Pont-Avesnes voortgaat succes te hebben gedurende het tegen
woordig soisoen op het LeidEche Plein, het getal der
voorstellingenoverschrijdt nu reeds de veertig dan verdient Delpit toch ook we
een bezoek van Ohnet's bewonderaars.
De verklaring van het welslagen des Industrieel1 s is een aantrekkelijk.?
taak. Do . arijsche tooneelcritiek, b. v. Vitu en Mortier van den Fitjarc1.
Arthur leulhnrd van V Art, Henri Fouquier van den HIXc Siècle, Albnrt
Wolff, Weiss, Ue Bornier, hebben zich gewacht voor geestdriftbetoon, toen
de Industrieel voor het eerst werdjopgevoerd; Sarcey zeide in den Temp f,
dat hij in de verste verte niet den Industrieel een meesterstuk kon noe
men. Uit het aanzienlijke succes wilde hij alleen, dat jonge
tooneelschrijvers de les zouden putten, dat de goede techniek van een stuk, de si.,g
van iuelkaar zetten, zooveel vermogen op de planken. Want de oorzaak v.m
den grooteu opgang, ten zeerste ook in Nederland, is hierin te vindei;.
dat het stuk oumiddelijk den smaak bevredigt van de grootere helft onzei
schouwburgbezoekers. De gefortuneerde burgerij te Amsterdam woont nrct
pleizier de opvoering bij van fraaie tooneelspelen, waarvan de handeling ia
do hoogere kringen der Parijsche wereld voorvalt. En wanneer nu zoo
eei;;vertooning daarbij zedelijk en zedig genoemd kan worden, wanneer men
in staat wordt gesteld te besluiten tot een comedie-avond en familie, e».
de kieschheid der gade even zeer geëerbiedigd blijft als de argeloosheid
der dochter, dan bereikt zoo een stuk het toppunt der aaugenaamheid en
geschiktheid. Daarbij eindigt de voorstelling op het gepaste uur van
elven en keert men tijdig terug naar zijne woning, zij 't wandelend, zij
't par eigen of gehuurd rijtuig, zij 't in een der wel ingerichte wagens
van de omnibus-maatschappij. Men deelt elkander zijn indrukken mede,
die gunstig luiden. De hoofdpersoon van het stuk is een zeer edel
mensen. Het gezelschap der Koninklijke Vereeniging speelt dit drama
verdienstelijk, zeer verdienstelijk. De voornaamste leden der troen
vervullen er rollen in, de dames allerliefst getoiletteerd. Er
heerscht wel geen opgewondendenheid in de zaal, na geen der bedrij
ven worden de spelers driemaal teruggeroepen, maar er komen treffen^
menschkundige tooneelen in het stuk voor. B. v. als Pbib'ppn D Tulay
ziiae vrouw Jjasr auartementea aanwijst, en aan de andere zijda huime?