De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 19 oktober pagina 4

19 oktober 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

A. B* hj f i woning de zone kiest. Het laatste bedrijf ia wel wat kort, maar 't is mooi, wanneer, Bedarende het duel, Claire de Beaulien, wier trotschheid over wonnen werd, zich tusschen de pistoolschoten werpt, om haar man te beschermen. Alles speelt regelmatig af, het eene bedrijf na het andere, en, te huis, kan men er nog eens over napraten. Aldus gaat de opi nie rond en bezorgt den schouwburg steeds meer en meer bezoekers. Met achting wordt Ohnet'a naam uitgesproken. Iedereen kent hem. Hij ia een waardig auteur. Ook bekroonde de fransche academie zijn werk. Zijn stokken zqn in de mode. Dévolgende week kan na de eerste voorstelling van Nathande Wijle «orden te gemoet gezien. 17 Oct, K. J. W. »IET TOONEEL TE ROTTERDAM. Een familiedrama. Leonard Labatt. Een familiedrama ia de titel van een tooneelspel, dat door de Maatychappif de vorige week voor 't eerst werd opgevoerd. De Generaal De Verrires heeft op zijn ouden dag nog een jonge vrouw getrouwd. Die vrouw staat echter in ongeoorloofde betrekking met een vriend van den huize, Frederik Bernay, wiens zuster verloofd is met den zoon van den gene raal. Deze zoon komt uit Afrika als officier terug en doorziet terstond de verhouding, waarin zijn aanstaande zwager en zijne stiefmoeder tot elkander staan. Hij tracht zijn zwager weg te zenden, doch deze weigert heen te gaan. De generaal krijgt ook achterdocht en gist, dat zijne vrouw in ongeoorloofde betrekking leeft met een ander man, maar door verschil lende omstandigheden denkt hij, dat die man zijn eigen zoon il. HU onderhoudt hem daarover, maar deze wil liever verbannen worden uit zijns vaders huis dan zijn vader de waarheid to zeggen. Dégenferaal luistert echter een gesprek af tusschon zijne vrouw en zijn zoon, waardoor hij de geheele waarheid verneemt Hij duelleert met Bernay, deze schiet echter niet op den generaal, maar doodt zichzelf. Door een brief, dien de generaal hem vóór het duel heeft doen schrijven en waarin hij zegt dat hij zelfmoord heeft gepleegd, omdat hij het leven moede is de generaal heeft ook zoo'n brief geschreven blijft de naam van mevrouw De Verrières buiten dn zaak en blijft zij in den waan, dat haar man haar misstap nooit gekend heeft. Dit tooneelspel is een van de beate die wij in den laatsten tijd hebben gezien; het is onderhoudend tot het laatste oogenblik, heeft juiste karakterteekening en goed gemotiveerde handelingen. Ik hoop, dat dit stuk straks, wanneer de toeloop naar Seraphine een beetje bedaard is, nog volle zalen zal trekken. Het spel van de vertooners liet' bijna niets te wenscheu over; wat de heer Van Zuijlen van den generaal maakt, kaa men reeds uit den korten inhoud begrijpen, maar ook de heeren Faassen, Tartaud en Van Nieuwland, de dames Mevr. de Graef, Van Eorlaar en Mcj. H. Kley, verdienen een bijzonder woord van lof voor Hunne uitste kende vertolking. Ook wensch ik den heer Wiebes niet te vergeten, die van den knecht van den goueraal, een oud gediende, heel wat maakte. De nieuwe helden-tenor der Hoogd. Opera, de heer Labatt, die tot be gin October nog te Stockholm geëngageerd was, is deze week voor het eerst opgetreden als Eleaear in die Jüdin. De Directie, op den goeden naam van dezen zanger afgaande, heeft hem zonder voorafgaand debuut' geëngageerd. Heeft hij den goeden naam hier bij zijn optreden gehandhaafd ? Zonder voorbehoud kunnen wij die vraag bevestigend beantwoorden. Als Elcazar gaf hij blijk van een uitmuntende voordracht, groote zuiverheid in zijn zang en goed spel. Toch wil ik wel bekennen, dat ik over zijn stem niet erg gerust was, züklonk niet helder, niet vol genoeg. In de eerste drie bedrijven dacht ik, dat hij zich wilde «paren voor het vierde bedrijf; na het duo met den Kardinaal meende ik, dat ik juist geoordeeld had, want dat liet niets te wenschen over, maar de aria, hoe goed ook voorgedragen, kon mij niet bevallen; zijne stem klonk te mat. Toch waagde ik het niet een oordeel over zijne stem na die ne partij uit te spreken; een onbekende zaal, een onbekend publiek, eene kleine indispositie, hoeveel oorzaken konden er niet zijn, die zijne stem niet als gewoonlijk deed zijn. Woensdagavond zong hij Lohengrin en na ook die partij van hem te hebben gehoord, moet ik volmondig verklaren, dat hu aan alle billijke eischen, die men aan een helden-tenor bij de Rotterd. Opera mag stellen, voldoet; ja, ik zou zelfs durven beweren, dat hij meer geeft dan men billijk mag verwachten. Niet, dat zijne stem nog de volle frischheid van eer. jong tenor heeft, het tegendeel is waar, maar de stemmiddelen, waar' ver hij nog te beschikken heeft, zijn van dien aard, dat wij er meer dan tevreden mee kunnen zijn. Zooals ik verneem, heeft men groote pecunieele offer* moeten brengen, om hem hier te krijgen; zij zijn goed besteed. Na ik toch over de opvoering van LoJiengrin spreek, wil ik hier nog bijvoegen, dat Telramund ditmaal weer in banden was van Dr. Bascb, die deze party ook vóór twee jaren hier heeft gezongen. Men beweert, dat men niet te gelijker tijd een goed lyrisch zanger kan zijn en uit munten in de opera's van Wagner. De heer Basch logenstraft die be wering, want hij is voornamelijk lyrisch zanger en zijn Telramund is in zang en voordracht onberispelijk. Zijn stijlvolle voordracht, die hem zoo'n gewenscht concert-zanger doet zijn, komt hem ook in Wagner's opera zeer ten goede. De rol van Ortrud had Mevr. Ophemert-Schwenke bereidwillig op zich genomen, toen Mevr. Jaïde door ongesteldheid was verhinderd. Wij wenschen hier hulde te brengen aan Mevr. Ophemert, die door hare bereid willigheid de voorstelling mogelijk heeft gemaakt. De Hecrrufer werd ditmaal door den heer Shukoweky, den nieuwen tweeden bas, gezongen. Deze partij, die voor een bas nogal hoog ligt, werd goed door hem gezongen. De koren lieten in Lolicnyrin nogal te wsnscuen over, vooral in hè" tweede bedrijf. Zoo is de opera dan weer in vollen gang; de goede krachten van ver leden jaar zija tot ons'teruggekeerd en de minder goede zijn door betere vervangen. Hacbelh. Twee maal beeft Sarah Bernhardt ons land bezocht in Amsterdam en in 's-Gravenhage is zy opgetreden zonder Rotterdam met een bezoek te vereeren (zooals de geijkte term luidt). Ditmaal kwam Sarah met haar gezelschap ook tot ons. Zij heeft voor deze reis hare keuze laten vallen op Shakespeare's Macbeth, waarin zij de rol van Lady Maclelh vervult. Wij kennen de Hacbetfi, wij hebben eene goede'opvoering van dit treur spel eenige jaren geleden op hetzelfde tooneel, dat Sarah betreden heeft kunnen zien en wel met den heer D. Haspels en Mevr. Beersmans in de hoofdrollen. Sarah heeft dus bij ons een voorbereid publiek gevonden; een publiek, dat thans ook eens Shakespeare's treurspel wilde zien gespeeld door Fransche acteurs met medewerking der bekende comédienne Sarah Bernhardt. Het betaalde ditmaal niet twee gulden voor een stalles- of balconplaats, maar zeven en liet zich niet door dien hoogen prijs afschrik ken, maar bezette alle rangen tot op de laatste plaats; ja, was tevreden voor zeven gulden met een plaatsje in het tot stalles gemetamorphoseercl orkest. Heeft het publiek Shakespeare's Macbeth voor zijn geld te zien gekregen ? Die vraag moet beslist ontkennend worden beantwoord. Om eecigo minuten na acht begon men eenige brokstukken uit dit meesterstuk in een leelijke proza-vertaling te spelen en daar het gezelschap weer om 11.10 met den trein naar Den Haag wilde terngkeeren, gaf men niet <e veel brokstukken en eindigde reeds vgf minuten na half elf. [Bedenkt men daarbij, dat van die 2i/s uur nog moeten worden afgerekend acht kleine pauses en een groote, dan begrijpt men hoe weinig gegeven ij. Behalve de uitlatingen in de scènes, die wel zijn gespeeld die.nitlatingeen waren legio, maar ik kon ze niet altijd opteekenen heeft men weggelaten Act I Scène I, II en IV; Act II, Scène IV; Act III, Scène II, III, V, VI en Act V, Scène II en III. Het stuk werd in tien afdeelingen gespeeld, en wel: Eerste afdeeling: Act I, scène III, Tweede I, V, VI, VII. Derde D H, » I (beginnende met Banquo's woorden: Hold, take my sword, etc." *), Derde '?ó H, a H» III (tot aan Malcolm's worden: Wat will you do? etc.") Vierdo jj' n UI, I (met weglating van Macbeth: The valued file distinguishes etc." tot aan de woorden van den 2nd murder: We are resolv'd, my lord."). Vijfde S III, II. Zesde IV, II. Zevende IV, III. Achtste » IV, I (tot aan het verdwijnen der heksen.) Negende » V, I (tot aan de woorden van Lady Mac beth : to bed, to bed"). Tiende V, IV, V, VI, VII. Wanneer wij in aanmerking nemen, dat er soms heele stukken in de wél gespeelde scènes niet gezegd werden, dat door het weglateu van Act I Scène II het ongemotiveerd is, dat men Macbeth aanbiedt den titel van tbane of Cawdor", dat door de rangschikking van de scènes in het vierde bedrijf het zoeken naar Macduff en het vermoorden van zijn kind vooraf gaat aan de woorden der heks: Macbeth, beware Macduff", dan gelooven wij zeer zeker niet te veel te zeggen, wanneer wij beweren, dat van Shakespeare's Macbeth niets is te recht gekomen. Maar het is het ergste nog niet dat men ons slechte brokstukken heeft gegeven; veel erger is het dat die brokstukken zoo slecht gespeeld zijngfr worden, dat mij de woorden ontbreken, om mijne af keuring uit t e drukken, De heer A. Rössing te 's-Gravenhage zendt mij een afdruk van het blijspel Ik heb een stuk geschreven van den heer Jan C. de Vos. De schrij» ver heeft aan zijn stuk laten voorafgaan een woord aan de critiek", waarin hy opkomt tegen het afkeurend oordeel door den verslaggever der Nieuwe Rotterd. Courant en mij in het Dag- en Weekblad de Amsterdammer over zijn blijspel uitgesproken. Hoe gaarne ik den heer De Vos op tal van onjuistheden in zijn woord" voorkomende, zou willen wijzen, ik ben gedwongen daarop niet te antwoorden. Zijne anticritiek is geschreven ineen toon, zoo weinig overeenkomende met dkn, waarop men in beschaafden stand gewoon is zich uit te drukken, zoo geheel blijk gevende dat alleen gekwetste ijdelheid hier de pen heeft ge voerd, dat ik het aan mij zelf verschuldigd ben, niet met den heer De Vos ia polemiek te treden. Alleen dit: De heer de Vos doet het voorkomen, alsof alleen zijn Amsterdamsche collega's, die zijn stuk uit de critiek hebben leeren kenneo, het hebben afgekeurd en hij zegt: allen (ik cursiveer), die er inspeelden of het zagen vertoonen, hebben hartelijk gelachen en de natuurgetrouw heid dier, ik herhaal, vroegere toestanden, erkend! Dit is eenvoudig onwaar en ik tart den heer De Vos, mij de namen van zijne collega's te noemen, die zich zoo goedgunstig over zijn stuk zouden hebben uitgelaten, wij zullen dan zien, o f dat allen zijn, die het stuk hebben gespeeld of het hebben zien spelen; ik weet zeker, dat aan die namen zullen ont breken die van eenige der beate Rotterdamsche acteurs; meer dan dat, ik weet dat hem bet onbehoorlijke van zijn stuk van die zijde ia onder Tint oog gebracht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl