Historisch Archief 1877-1940
/No. 382
'DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V90R, NE DERL AND.
Den heer A. Röasing mijn dank voor de toezending van het stuk, maar
meer nog daarvoor, dat hij door de uitgave het publiek en de collega's
van den heer De Vos, die niet in de gelegenheid waren het stuk te zien,
in de gelegenheid heeft gesteld, kennis met dit blijspel te maken en dus
partij kunnen kiezen tusachen den heer De Yos en de critiek.
16/10 1884. M. H.
Daar ik geen Nederlandsche vertaling bij de hand heb, citeer ik hier
fin elders naar de uitgave van Delius.
WANDELINGEN OP DË~TENTOONSTELLING. 1)
VI.
Brussel, 12 October 1884.
Volgens belofte zien wij nu om naar de kunstwerken die gebeurtenissen
uit de christelijke eeuwen tot grondgedachte hebben. Aan de allereerste
eeuwen, herinnert ons Juliaan de Vriendt's Laatste dagen der H. Maagd
te Jeruzalem: een edel opgevat onderwerp, waarvan de schoone bewer
king niet meer behoeft geprezen te worden, na den lof welke daarover
in Munchen en Parijs heeft weerklonken. Eene enkele opmerking houde
men ons ten goede. De mantel der H. Maagd vormt een driehoek, als
of het O. L. V. van Kevelaer" ware. De smakeloosheid dier bekleeding
van dikwerf uitmuntende houten beelden is in Vlaanderen en elders maar
al te zeer verspreid.
Modern toonde zich daarentegen onze kunstenaar in zijn reeds genoemd
vrouwenportret met couleur crème kleed. Théophile Lybaert penseelde
eene Maria met liet kind Jcwis, Alexander Thomas twee Maria's, waarvan
da eene La vierge au Calvaire voorstelt, de andere tude genoemd
wordt. Wellicht vindt dit werk daardoor lichter eenen vermogenden kooper.
Het eerste is wat te porseleinaehtig van penseelbehandeling; ook te
blauw van tint, doch daarom toch vol diepe, schoon geene verhevene
droefheid.
Wij hebben sedert Lybaevt's Zangles, zijne Nietnvstijding en later zijn
Volksoploop voor liet paleis van den Emir, meer helderheid van koloriet
op te merken, doch (de critiek uit Munchen 1883 heeft het hem wellicht
ook reeds gezegd) tot het schilderen van karakteristiek historische typen,
wanneer wij die ook alleen uit de letterkunde kennen, behoort hetgeen
v.'ij op litterair gebied s t ij l zouden noemen. Wij kunnen daarom toch
Christus in het graf van T. M. van Acker niet onvoorwaardelijk prijzen,
al heeft de voorstelling ook karakter. De schilder had even goed kun
nen schrijven: Een lijk," en daarmede uit. Het wil er bij mij niet uit,
dat ook hier niet weder een nadoop heeft plaats gehad. Onder de beeld
houwwerken vinden wij op dergelijke wijze eenen II. Ilieronymus (bron
zen borstbeeld) van l)avid de Gbeest, te Parijs. De kop des kerkvaders is
eenvoudig een huilende oude paai, naar een schoon model vervaardigd. Wij
vladen een Sint Jau van J. B. de Keyser, een borstbeeld in gebronsd
pluister. Zijne haren zijn veeleer bladeren, dan wel gestyliseord; hal is een
jong manneke, met een klein houten kruiske op den rug en niet minder
? net dan do Jonge boerin van verleden jaar te Gent, en de Keijzers borst
beelden van vroegere jaren. Toch lag er in zijnen David voor Saul wat
meer karakter. Indien De Keijser zelf niet Jan-Baptist" heette, zouden
wij ook nu denken, dat het traditioneelo kruiske later aan dit borstbeeld
ware toegevoegd. Toch verkiezen wij niet den St. Jan van Georg
Gad'-yne. Hier heeft De Geschiedenis en de natuur bepaald met den kun
stenaar een loopje genomen. Bi.j verdienste van ontwerp ('t is slechts
, een pleisterbeeld,) en uitvoering is de voorstelling sterk theatraal, d. i.
geaffecteerd. *, ? ^
Ligt het aan jfjis dat v/ij in den Abel van Jules Lagae niets anders
zien dan eiken anderen doouc; in den overigens \vcl bewerkten Hiob van
den Hagenaar Mast, niets anders dan eonen ouden harigen man, die juist
het bed verlaten heeft? Maar even onverschillig laat ons de studiekop
gedoopt Iliob, of Job, van Karel Spruyt, on stellen wij er (om er dit nog
aan toe te voegen) zeer weinig belang in, of E. E. Peynot te Rome zijn
. dooden, geheel naakten jongeling, met een gebroken zwaard in de hand
? Pro patria noemt of niet. Niets herinnert ons er aan of dit geene valscha
; aanmatiging van den jongeling is, en of hij niet op slinksehe wijze eenen
of anderen badmeester heeft willen overvallen. Ondertusschen is dit
pleisterbeeld een der schoonst bewerkte van de geheele zaal.
Nu heeft Van Acker, waarvan wij zooeven sprakenpour faire contraste,
nevens Christus1 graf, JEew zonici'bititen geschilderd; een werk wat 'ref.
: verkiezen zou, al moot ook-de poging des kunstenaars, ernstige onder
werpen te behandelen, geprezen worden.
De ticee Hacariussen uit de 4de eeuw, geschilderd door Anton van
Hammée, is door de critiek in 't algemeen tot nu toe goed opgenomen.
De twee kluizenaars ontmoeten varende op den Nijl twee romeinsche
legcrhoofdcn met hunne manschappen.
Men knoopt volgens den catalogus een gesprok aan over het geluk
dor eenzaamheid, de genoegens der wereld enz. De voorstelling is in
hare bijzonderheden wel bestudeerd, de groepeering is harmonisch, het
koloriet behagelijk. Van dezen kunstenaar, die een vlijtig werker is, her
inneren wij ons uit de laatste jaren twee italiaanscue studiën uit Pompei,
en, van geheel anderen aard: Canipenhout in 1830 de JBrabanQonnesin*
ffende. 't Is bijna niet mogelijk in zulke uitcenloopende onderwerpen even
gelukkig te slagen. De schilder kieze! Het raadzaamst is te allen tijde:
de geschiedenis, de zeden, de natuur te schilderen van 't land waarin
men is groot gebracht, opgetrokken" zegt men meest. Ook is het zeer
opmerkelijk dat Macarius met den Romein phSlosopheert, terwijl de roeiers
alle kracht inspannen om elkander voorbij te varen. Of moet men ver
onderstellen dat de boten aan elkander gebonden zijn ? 'k Geloof dat wij
gerust over Brnnehilde tnéditant sa vengeance van E. van der Il^eghen
kunnen heenstappen, al schijnt zij ook zoodanig van toorn opge
blazen, dat zij voor 't grootste gedeelte uit al hare kleederen
gebarBten i,s, en hare stap tweemaal zoo groot als gewoonlijk moet zijn.
Dat heeft men nu van dio wraakrnedifatie; de nachtmerrie van alle
Eachtzinniefo modiston, wiar werk niet tegen zulken hartstocht bestand is.
, Doch, ik geloof, dat de a^Y'ucr weder een loopje met ons genomen
; heeft. Ziju model maakte waarsehijaÜik haar. toilet; aldus was zii.
..eene Brunehilde (868). En als haar toilet geheel gemaakt is, verschijnt
zij als Après Ie bain (869), en legt zich, nat of niet, mir nichts, dir
nichts, op eene sofa. Gelukkige, heerlijke gedachte! 't Is weer Bruna- [
hilde, doch de wraakdorst is bekoeld! Zij leest rustig in een boek;
waarschijnlijk eene verhandeling over Pears1 zeep, a speciality for thó
complexion. Maar wat zal de behanger zeggen? .... Neen! wanneer wy
, de merovingische tijden schilderen, of 't Nevelingenlied willen illuetreeren,
dan verkies ik Frauenstadt's Chrimhilde van verleden jaar. Dat was ten
miuste eene edele bestudeerde compositie! Maar kom, ik wil er over w
getappen en maak zelfs een sprong van duizend jaren, uit de vierde naar
de veertiende eeuw. Daar hangt rbanus VI van J. P. Laurens. Al-(
weer een wraakstuk; doch geheel andera behandeld. Onder een /
soort van gewelf, waarin een ijzeren ring nederhangt, staat de strenge
paus in de eenzaamheid, nederziende op drie ter aarde liggende,
blykbaar gewurgde kardinalen. Het is eene kleine schilderij, doch van schrik
wekkende grootheid l ???*
Men weet dat zekere kardinalen rbanus VI naar 't leven, of althans
naar zijne waardigheid stonden, en eenen tegenpaus (Clemens VII) wilden
doen benoemen; wat ook geschiedde. De paus liet daarop, na lange ver
maningen, vijf der raddraaiers ombrengen. Met kalme vastheid, in eenen
rijken mantel gewikkeld, staat rbanus daar en schouwt stil op zijne
offers, of zij onbewegelijk zijn. Het antwoord schijnt ja" te wezen! Het
kunstwerk is met eene zekere zedigheid in de voorstelling bewerkt,
ofschoon het koloriet zeer sprekend is. Wij hebbon eene enkele aanmer
king te maken. De terechtstelling had niet plaats in een gemetseld
lokaal, maar in eenen schuur, en de kardinalen zullen wel van hun
eeharlaken kleederen ontdaan zijn geweest. De schilder heeft hun dit,
niet zonder uitstekend effect, laten behouden. Volgens sommiger meening
liet rbanus hen in de zee verdrinken, doch schijnt dit, volgens
Diederijk van Nimes, den tijdgenoot, eene dwaling.
Uit hetzelfde tijdperk zouden wij kunnen aanteekenen: Een loinbarA
iiit de veertiende eeuw van Willem Linnig. Het schilderijtje is niet zonder
geest gepenseeld. Eene dame van dubbelzinnig leven bezoekt een woe
keraar en biedt hem kostbaarheden aan. Het stukje maakt eenigszins
den indruk eener Beproeving van den B. Antonius, veelal door onze kun
stenaars te baat genomen om iets naakts te schilderen en recht pikant
voor te stellen. H. Antonius" mag daarom op geene tentoonstelling ont
breken! Hier hebbon wij er een (129), onder den titel van Wellust en
Dood, die alles behalve appetijtelijk is; de schilder ervan is de
Franschman P. L. Carbotte. .-4
Hoe het ook zij Linnig noemt zijn werk Lombard, of liever Een lom- 'i
laril, met kleine letter 1. Maar vriend, lombarden met kleine 1. bestonden *
er eigenlijk niet in de 14e eeuw. Er waren alleen Lombarden met groote
L; dat wil zeggen: toen vele kooplieden uit Lombardië(sedert de 13e
eeuw) naar Engeland en elders getrokken, woekeraars werden, richtte
men links en rechts in de veertiende eeuw pandhuizen onder den naarn
van Hor gen van barmhartigheid op; later kregen dezen eerst den naam ',
van lombarden. Cleo heeft met den heer Linnig gespot. Niettemin is hij
een -geestig kunstenaar. Na een gastmaal is in dit opzicht uitmuntend,
maar zeer wansmakelijk is dat dronken gezelschap! linder coquet en,
zinnelijk is zijn Ucdricgends Kaartspelers vol natuurlijke waarheid vani
tcekeuiug en kleur. In dit genre voorspellen wij aan Linnig nog menige j
palm, gelijk zij (om geeno inlanders te noemen) b.v. door Knaus' benoemde
Kaartspelers behaald zijn. ??
Uit een volgend tijdperk, de 15de eeuw, hebben wij de in alle opzichten '
belangwekkende schilderij van Albrecht de Vriendt Karel FJ. De koning <
van Frankrijk zit met eenigszius verwarden blik diep in eenen armatoel i
gedoken; tegenover hem, in 't volle licht, zijn hofnar met zeer geestige
gelaatstrekken, met den koning kaartspelende. Odetta, 's konings even(
getrouwe als beroemde verpleegster, zit aan zijne zijde op eenen lagen
schemel. De linker arm des konings is licht om haren schouder geslagen, j
Allerlei kleine voorwerpen, speelgoed, enz. liggen verstrooid ter aarde. ?*
liet is in alle opzichten een afgewerkte schilderij, gedistingeerd (om
dit woord te gebruiken) van behandeling, geestig van opvatting, harmo-j
nisch, ondanks de kracht van 't koloriet, in geenen deele storend door'j
eenige overdrijving. Eene enkele opmerking zij ons veroorloofd. Odetta
is te veel eene moderne type, en de uitdrukking van haar al te fijn ge
laat is onbeduidend. Ook is in haar kleed wel wat te zeer aan den mo
dernen zin geofferd. Eere echter den kunstenaar, die zulke belangwekkende \
onderwerpen zoo meesterlijk behandelt. -*
Door eene schrede verder in de geschiedenis te doen vinden w\j een
drie viertal edele kunstwerken, die ODS de zestiende eeuw voor oogen
tooveren. Wij noemen vooreerst de uiterst behagelijke voorstellingen der
Plant jjnsche drukkerij, te Antwerpen. Sedert al de daartoe
behoorende oude en nieuwere gebouwen door den Staat aangekocht, de lokalen
gerestaureerd zijn, en de heerBIaxRooses tot bestierder van dit Museum
Plant'ijn is benoemd, wordt de algemeene opmerkzaamheid er weder
voor verlevendigd. Zoo kwamen dan nu twee Antwerpsche schilders op
de gedachte dit gedenkteeken van voormaligen roem door eene schilder^
te verlichten (illustreeren).
Het zijn Adriaan de Braekeleer en P. J. Van der Ouderaa. De eerst» j
noemt zijn werk: De Winkel van Plantyn (XVIe eeuw), de tweede: De'
correctors der drukkerij Plantijn. Eerstgenoemd werk is eenvoudiger be«<
handeld, dan het tweede. Het stelt eenen kooper voor in gelen mantel»
van achteren gesien. De algemeene toon maakt eenen weidoenden indruk,!
de achtergrond met den verkooper zijn met zorg behandeld. Van der
Ouderaa heeft eene meer breede penseel aangelegd. Drie welgekleede
mannen, waaronder Cornolius van Kiel, op een vierde der natuurlijke *
grootte, zitten half in perspectief nevens elkander aan eene tafel, met j
eeue uitdrukking van ernstigen toelog en opmerkzaamheid. De teekening-j
is even correct als de compositie harmonisch. Men stelt wezenlijk belangJ
in die edele figuren, zonder hen te kennen. Zij zwijgen, zijn van verschil-j
lenden ouderdom, en schijnen elkander toch zoo goed te verstaan, hoewel!
elk zijnen gang ga%t.?De uitdrukking der koppen, zoowel ais de