De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 19 oktober pagina 8

19 oktober 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD" VOOR NE DERLAND. Ne, 382 De beweging drong zelfs door tot de eigenlijke leerboeken: geschie denis, aardrijkskunde, zelfs de afgeleefde vormleer werd op moor of min der poëtische wijze behandeld. Men speelde met spatiëering en cursiveering, met hoofdletters, met uitroepingsteekens en vraagteekens, dat het een lust was. Vervolgens werden er karrevrachten vol Duitsche prentjes aangevoerd, die men met de dichterlijkste nonchalance alg strooigoed verspreidde. O, zoo echt bellettristisch! Eindelyk was, dank zij do nooit volprezene vrije concurrentie! de markt eoo vol, dat men over het goed struikelde, en de ciïtiek toog aan 't werk. Heere-mijn-tijd! wat is er gevochten over die schoolboekjes, gelukkig, Krootendeels in besloten kring of in blaadjes, die geen mensch leest. Men begon, na een ongestoord tien- en meerjarig gebruik eensklaps in te zien, dat er fouten in die boekjes waren; men ging verder en zei, dat ze vol fouten waren; men ging nog verder en beweerde, dat er geen : letter van deugde. Boeken, die men zelf tien jaar lang, dag aan dag ge bruikt had, vond men plotseling onbruikbaar. Heilige onnoozelheid! i Een' reactie-partij maakte handig van de gelegenheid gebruik, om wat te fulmineeren tegen de nieuwe pedagogische richting. Zelfs 't publiek buiten de school werd opmerkzaam, en, zooals 't meestal gaat, het pla giaat in 'ttweedehands-werh bleef onaangevocllten, terwijl men zich haast te, de/ mannen, die 't initiatief hadden genomen, den vroeger geofferden lauwer te ontrukken. Nog js de vechtlust niet gedoofd en zoo nu en dan ontbrandt er hier of daar een klein donderbusje. , De geheele strijd komt hierop neer : de auteurs van sommige leesboeken hebben daarin fouten gemaakt of verrichtten hunne taak minder bevre digend. Het beginsel zelf werd niet geschokt en het lellettristisch (laten we 't liever noemen: letterkundig) leesboek handhaafde zijne plaats; «ijn bestaan is verzekerd. Menigeen, die toevallig getuige was van eene episode uit den Ifiesboekenslag, zal zich verwonderd hebben over de heftigheid, waarmee de partijen elkaar aanvielen over schijnbai'e nietigheden. Men verwondere zich niet te gauw; liet gold nog iets meer dan de schoolmeesterachtige correctiekoorts; de voornaamsten der strijders waren doordrongen van het be wustzijn, dat al die kleinigheden tezaam een ernstig gevaar vormden voor de letterkundige ontwikkeling van Keerland's jeugd. De strijd zou " vruchtbaarder, ja bepaald heilzaam zijn geweest, als hij overgeb j/acht was op ruimer terrein en onttrokken aan het enge tournooiveld, v/aar jalottsie de métier en bekrompen inzicht te veel op den voorgrond treden. Het groote publiek is evenwel tegenover het interieur van de school en de techniek van het onderwijs te bescheiden, 't Gaat er mee als met alle zaken, die 't voorrecht gehad hebben, tot politiek stokpaard te disnen. Men heeft er genoeg van! En dit is jamnier. Het niet uit de school klappen" wordt ook al te bindend opgevat. Wij willen een poging doen, om althans voor dit ne punt, de lelterfamdige ontwikkeling in de lagere school, wat belangstelling te wekken. II. Het denkbeeld, den jongen lezer van 't eerste begin af te gewennen aan schoone letterkundige vormen is een gezonde grondslag, en de ver wezenlijking van dat denkbeeld is een edele taak. Men stuit hierbij evenwel op eigenaardige moeilijkheden. De werkelijk artistieke behandeling van eene zaak stelt in den Tegel op den voorgrond: vrije beschikking over alle voorhanden hulpmiddelen. Deze voorwaarde nu kan slechts gedeeltelijk worden vervuld, waar liet de lectuur voor kinderen geldt. Een groot deel van bet materiaal (de Nedeiiandsche woordenschat) blijft in dit geval renteloos kapitaal, omdat de kinderen niet met de beteekenis der woorden vertrouwd zijn. Het is dan ook de eerste en grootste van alle grieven tegen een aantal der bestaande leesboeken, dat ze te onverstaanbaar, te onbegrijpelijk zijn. 't, Meerendeel der schrijvers is (natuurlijk!) te hoog voor het auditorium; anderen zijn te weinig meester over 't werktuig dat ze hanteeren, de Nederlandsche taal, om onderscheid te maken tusschen algemeen gang bare woorden en provincialismen; nog anderen raken verdwaald in da Germanismen bij 't slordige overzetten uit 'tDuitsch, de groote fabriek, die de grondstof levert voor bijna al onze nouveauté's op schoolgebied. Sommigen vereenigen al deze gebreken. (Wij spareu ons zelven de moeite en onzen lezers de verveling, voor beelden aan te halen. De tallooze schoolboeken zijn onder het bereik van ieder, die zieh wenscht te overtuigen.) Het is hoogst moeilijk, door al deze klippen heen te zeilen. De beide laatste zijn gemakkelijk te ontgaan, bij wezenlijke kennis van de moedertaal en die, waaraan men zijne stof ontleent. Het eerste punt is lastiger en men kan in dat opzicht nooit re kenen op zuivere critiek. Als 't er op aan komt, een recensietje to leveren in een schoolblad, is 't niet moeilijk, aan te toonen, dat de geachte ichrijver" in dit en dat en honderd andere dingen te hoog, te onbegrij pelijk is. Moet er daarentegen eens bepaald worden uitgemaakt, wat voor kinderen van zekeren leeftijd al of niet verstaanbaar is, dan komt men bijna nooit tot een resultaat. Men stuit op een lastigen factor: Vamour'propre der onderwijzers. Als collega A. zegt, dat zijne scholieren dit of dat niet begrijpen, slaat collega B. de handen in elkaar van verbazing en verzekert, dat de zijna er volstrekt geen moe ilijkheid mee hebben, dank zij het ontwikkelend on derwijs ! 't Is en parenthèse dezelfde dwaze eigenliefde, die maakt, dat uit den boezem der onderwijzerswereld nooit een degelijk en krachtig protest tegen de hedendaagsche examens mogelijk is. Deze of gene waaghals gordt soa:3 de pen aan, om op meer of minder verdienstelijke wijze wat belachelijkheden uit de examenzaal aan de kaak te stellen; maar komt de quaestie b. v. in eene vergadering ter sprake, dan haast de een na den ander zich om te verzekeren, dat hij de gestelde vragen toch wel beantwoorden kon, dat de knappen er toch altijd komen, enz. enz. En per slot van rekening zijn de examens tout pour Ie mieux. Maar om tot onze leesboekjes terug te keeren. Men kiest voor de jongere leerlingen gewoonlijk kleine si uk j es, verhaal tje?, gesprekken, enz., ontleend aan den kinderlijken kring. Een zeer goed idee! Voor meer gevorderden neemt men bij voorkeur bloemlezin gen uit bekende schrijvers. Ook een uitstekend idee, dat tevens direct bevorderlijk is aan de kennismaking met dq eigenlijke letterkundige voort brengselen. Een goed gekozen proefje van onze beste schrijver.?, heeft menig leerling i & zijn schooljaren doeu grijpen naar hetgeen Beet s, Cremer, \ Van T.onncp en anderen gaven. Evenwel men stuit hierbij op nieuwe moeilijkheden, die de uitwerking dezer letterkundige opvoeding verzwak ken of doen falen. De détail-bewonderende ricliling der hedantlaagscha litteratuur (als wij het zoo eens mogen noemen) speelt den verzamelaar parten. Hij verliest zoo licht uit het oog, dat er eeu trap van aestheüscho ontwikkeling is, waarop men meer geniet (en meer profiteert, ook!) van i eene, zij hot zelfs eena middelmatige, schilderij, clan van de schoonste ets. Zoo is 't ook met de letterkunde. De kinderen zelfwijzen hierin den weg. Geef hun een nieuw leesboek en zij zullen er aanstonds uit.pikken, wat' esn gehee'., bij voorkeur wat een verhaal vormt, alles, waarin actie en kleur is. Eene fraaie bindschausbeschrijvin!?, eene karakteristieke teekeiiint* van eene type, dat wij genieten als onderdc-el van een kunstwerk, beeft, op zich zelf staande, voor hen gceno waarde. Hun oog is niet ontwikkeld genoeg, om in de lossa schets con duidelijk breid te ontwaren. Men kieze dus zooveel mogelijk stukkeu, dio wezenlijk caa geheel vor men, als zoodanig spreken en een duidclijkcn indruk maken. liet ia ? de taak eener latere onderwijsperiode, die volgt op c!e lagere school, van bet geheel uitgaande op de waarde der détails to wijzen. Als er in "het practische leven wat meer naar latterkuvidigo vorming werd gevraagd, zouden bovengenoemde gebreken wel ernstiger zijn over wogen e u misschien reeds verholpen. De gebiedende eisenen der practijk ? zijn het beste correctief voor de fouten eener methode. 't Heeft van oudsher'heel aardig gestaan, als de lieve jeugd bij ver-?. schillende gelegenheden een versje kou opzagqeu, en 't was tevens van ? oudsher tot op don hnidigen dng eene vrij algemeen verspreide mcening, > dat de echte letterkundige schoonheid eerst verkregen wordt door rijta ' en maat. ? Men vindt dan ook 't berijmde element rijkelijk vertegenwoordigd ia alle kinderboeken voor eiken leeftijd. Na 't bovenstaande is geen nieuwe redoncsrlng noodig, om duidelijk te maken, dat uit onderdeel de verschillende moeilijkheden ia noggrootur mate aanbiedt. En, lieve Hemel! wat durfde men op dit terrein niet wagen! Wij gaven' in 't Weekblad J)c Amsterdammer onlangs (28 Smt.) een eigenaardig staa.lfja daarvan, dat met honder.l andere sou kunnen worden vermeerder.-!. Zeli's samenstellers van leesboeken, «lic op do andere punten tamelijk wel de grootste fouten wisten ta ontwijken, bleven ten opzichte der j/oi^ia volkomen met blindheid geslagen. De onmogelijkste vertalingen, do buitonspovigste dichterlijke vrijheden, de vreemdste beeldspraak word toegelaten. Men gaf grootended; berijmd proza, dat den smaak voor echte poüaio doodt, of iets erg onvcrstaan-' baars, uitmuntend geschikt, om 't bijgeloof in ecre te houden, dat liet duistere en onbegrijpelijke eigenlijk hot echte" in de poëzie is. Men moest dunkt me met verzon vcor kinderen suer zuinig zijn. Er behoort meer kennis voor natuur eu mouschonwe-'old, m c ar waarneming, meer ruimte van buk too, dan do O?l-ljarige le-jftijd gewoonlijk bezit, om, begrip te krijgen van v/at eigenlijk diclrfcn is. De onderwijzers! zijn dikwijls geneigd, dit gedeelte hunner t c fik wat op ts schroeven, do Icorliugcu wat verder to doen sj.ringea dan Tuuuia pols lang i.-?. En niet, altijd is ;t louter pedanterie of pronkzucht, dio Iion hiertoe aandrijft, 't Is vec-le3ïmeüelijcloa. cono humane poging. o;u den jongelui wat moe te teven, waaraan ze r.acierhraKl kunnen vastknoopt wat ze hier en daar mochten vilden. Er is zoo'n groote schare, die h.ire geheele opvoeding onherroepelijk ziet afgesleten, ais do deur der lagere school achter haar dichtvalt. Soms hebben de onderwijzers succas van hun pogen in dia richting;meestal echter komt het slechts den ahaanak-poöten of de reucrijkciij ten goede ! Wat kan er nu gedaan wordon, om hef, leesonderwijs op de volksseucol inderdaad te maken tot een bctrouwbaren grondslag van letterkundige beschaving? Hoe komen wij aan beter materiaal, wat toch de hoofdzaak is? (Af>n« genomen, dat het onderwijzend personeel in staat is, dat materiaal naar den eisch te gübnuken.) 't Moet eigenlijk ieder, die er even over nadenkt, verwonderen, tb t dio leesboekjcs-quaestie, wezenlijk unc cjaesfum bn'tlarJs, niet eens <:p i!ii>!-o wijze is aangepakt en oiidor de aandacht van 't groote publiek göl/racliï. Men heeft een paar maal ;t land in rep en roer gebracht om er kol e uit drukkingen in een geschiedenis-boekje. Die onverkwikkelijke heriimc-iingen behoeven niemand af te schrikken, zijne aandacht to wijden a mi 't hesboe!;. Als erkend wordt, dat leg>-fjpd/jJ;heici de eerste voorwaarde \i, verdwijnt vanzelf alle gevaar van schending van artikel 33. Al w;it r h ilosophisch- of dogmatisch-religieus is, al wat betrekking heeft op 't bovennatuurlijke, behoort in 't leesboek o. i. niet thuis. Wie doet nu eens wat voor een goed leesboek, dat den letterknnnjirfn smaak ten goede komt? 't Zou dwaasheid en wezenlijke pedanterie ;:,jn, te beweren, dat er geen geschikte auteurs zouden te vinden zijn. Dat er echter niet zooveel bevoegden zijn, als er tegenwoordig leesboeken bij staan, is zeker. De vrije concurrentie en de speculatiezuchfc brervjen allerlei onbruikbare waar in de wereld, en de zuiverende kracht der erit i,-k is om verschillende reuuien in de onderwijswereld niet sterk genoeg, oia de inferieure kwaliteit te weren. Staatstoezicht? Dat middel ia ton os/ent niet populair! Wij wy£vn voorloopig ten voorstel: Laat do maat.ci:a;,pij tot N. v. A., par droit de 'naiss(i->tie do besehmms'er van de lagere schoo', et'. Vnlksonderu-ijs, ot welku c»,; p ivatie dan ook, enr.s een goed beloonde ' prijsvraag uitschrijven voor eeue serie leesboeken, in duidelijke, begrijpe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl