De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 26 oktober pagina 3

26 oktober 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

MbAHtëli!Kfc3ft&fla8i6?H!B(igs No. 383 DE AMSTERDAMMER, WEEKBL AD*VO O R NEDERLAND. Laat ik dat betoog, dat mij dichterlijk stemde, echter liever in verzen vertellen. Zeer terecht, Heeft Leliman gezegd: Kritiseerende leeken, Die over wonderen der bouwkunde spreken En zich bemoeien met zaken buiten hun terrein, Kunnen geacht worden kwajongens of loerissen te zijn l" Het woord was hard maar verdiend en 't werd naar aanleiding van het feit uitgesproken dat in dit weekblad twee en dertig versjes werden opgenomen, waarin met de gemoderniseerde Hoogesluis en met de zuilen die er op staan, de draak werd gestoken. Afgescheiden van de opinie dat leeken over die zuilen niet kunnen oordeelen" zegt de heer Lelinian, verklaar ik dat ze ook volstrekt niet leelijk zijn". Na die majestueuse woorden heb ik berouw gevoeld en ik ben de graf gesteenten, gelijk de goddelooze dichters zeiden, nog eens gaan bekijken en spijtig heb ik moeten erkennen, dat zij waarlijk fraai mogen woz'den genoemd en dat de heer Leliman, op de Hopge Sluis staande, met recht kan uitroepen: on diraït du veau!" Tot mijn ontzettend leedwezen moet ik nu ook nog bekennen dat ik mij aan het dichten van een vier-tal dier samengeflansle versjes heb schuldig gemaakt en mijzelven dus als een loeris" moet beschouwen; ik mag waarlijk van geluk spreken dat ik mij de uitdrukking kwajongen" niet behoef aan te trekken en het vreeselijk spotdicht: Zie elke zuil wijst als een vinger, «Op de onsterfelijkheid van Spriager!" niet van mij afkomstig is. Die mijnheer Leliman is een eenig man, hij doet zijn naam eer aan door bloemrijke taal te spreken en vervolgens is hij een groot en com petent beoordeelaar; voorwaar hij mag gerust, in den geest van don heer uit de grijze oudheid sprekende, zeggen: er zijn maar drie groote bouw meesters in de wereld; een van die mannen ben ik en de namen van de twee anderen ben ik vergeten! Men heeft eens van een beroemd Nederlander gezegd: Al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren!" en men zoude gerust iets dergelijks van den heer Leliman kunnen zeg gen, want ZEd. is letterlijk van alles op de hoogte ; wist hij niet, om een -voorbeeld te noemen, te vertellen dat de wijn, die hij op eon tochtje aaar het Noorden te genieten kreeg, afschuwelijk en buikpijn-verwekkend mocht worden genoemd? Ha, waarom is een dergelijk w^jn-proever niet wijn-kooper gebleven? hij moet natuurlijk dat vak hebben uitgeoefend, want anders zoude hij, die de inmenging van leeken zoo terecht veroordeelt, geen opinie over druivensap ten beste gevea. Het is waar dat hij in dat geval voor do bouw kunde verloren zoude zijn geweest en daar mag nieu bijna niet aan denken, want dan zou de vraag op de lippen komen: Maar wat zou er dan van het arme Amsterdam terecht zijn gekomen?" Helaas, helaas! ik zit er duchtig mede in mijn maag dat ik aan die verfoeielijke versjes heb medegewerkt, want nu durf ik den grootcn meester niet te vragen om mijn Meerlust een beetje op te knappen. "Wat zou ik graag zien dat hij een hek met, schcepsnebbcn en duister brandende lantaarns voor mij maakte; hoe blijde zou ik wezen wanneer hij slanke zuilen, door prikkende voorwerpen gekroond, rondom mijna huizinge plaatste! Voorzeker mijne dankbaarheid zou onbegrensd zijn en zeer zeker zou ik naar Witsen-GeiJsbeek'd l ijmwoordenboek grijpen en een lierzang dichten; ik zou bijv, zeggen: 'k Bezing thans Leliman, den grootsten architect, DiQ Binds 't bestaan der wereld is verwekt! Hij staat zóó hoog dat, wil men hem bereiken, Men door den telescoop van Hcrachel moet guan kijken, enz. enz, Aquarïus UIT HET HAAGJE IX. De kunst om met ? 1500 inkomen's jaars, gehuwd, fatsoenlijk te kunnen leven", is te koop, bij A. W. Sijthoff te Leiden, voor CO cents maar. Ik heb dat kostelijk boekje nog niet ingezien, maar ik wil er spoedig kennis mede maken, te meer daar er nog maar enkele exemplaren van voor handen zijn." Dit verwondert mij volstrekt niet, want er rnoeteu legio menschen zijn, die voor 60 cent dat kunstje wel willen loeren. 't Is moeilijk over een boek te oordcslcu, dat men niet eens van buiten, veel minder van binnen heeft gezien; maar ik ben bijna geneigd te zeg gen, dat er een leemte in moet bestaan. Om met ?1500 's.jaars, gehuwd, kinderloos, te kunnen leven op een dorp, waar mijnheer, bijvoorbeeld, bij slecht weer op klompen naar zijn sociëteit kan gaan, zonder aan zijn deftigheid tekort te doen, terwijl laevrouw, per jaar of in de twee j;',ven met n zomer- en n winterjapon en óüzomer- en n wiuterhoed knn volstaan, zonder haar fatsoen te grabbelen te gooien, ja, dit wil ik wel aannemen dat mogelijk is. Maar, mijn waarde auteur, al ken ik uw boek nog niet, toch kan ik nu wel reeds verklaren, dat ik, gehuwd, mot esn half dozijn spruiten op den koop toe, geen kans zou zien om ze voor f 1500 per anno, behoorlijk te kleeden, onderwijs te verschafi'eu en den mond open te houden. Het fatsoen wil ik u verder wel cadeau doen, want op menig dorp niet alle, dat zij verre behoort men allicht tot de fatsoenlijke lui, ais men iets meer is, of zich verbeeldt te zijn, an de veldwachter. Maar kom nu hier eens in Den Haag en leer ons, met /'lïiOO "sjaars, puhuwd, met niet meer dan twee kinderen, fatsoenlijk leven. Mijnheer, als ge dat doet, ben ik bereid terstond een inschrijving te openen, ten i-inde u een nationaal huldeblijk te kunnen aanbieden. Begrijp me wel: a :'atsoenujk". En nu hoop ik dat ge in uw verdienstelijk werkje dat woord hebt op^evav, zooals 't behoort, namelijk in betrekkelijken zin; want wat op het stiaksbcdoeldo dorp voor fatsoenlijk kan doorgaan, is hier allicht juist het tegenovergestelde. Om maar bij het voorbeeld van de klompen te blijven. Als ik me durfde vermeten aldus ge .... klompt op da Witte" te verschijnen, hoe oud lid ik ook ben, twijfel er niet aan of ik werd, stande pede, op klompen, uitgeleid door de bedienden. Zulk een opvatting van het fatsoen hebben bij ons de knechts. Nu kunt ge nagaan hoe 't in dat opzicht met de heeren en dames gesteld is. Ja, mijnheer, als uw boekje niet met het oog op Haagsche toestanden, zeden en gebruiken is geschreven, neem dan s. v. p. uw welversneden pen ter hand ik neem aan dat uw pen op die qualificatie aanspraak mag maken, anders ware uw boekje niet bijna uitverkocht en schrijf ons ten spoedigste een tweede boekje voor (iO cents, desnoods voor een gnldea, waarin ge ons leert voor f 1500, ja voor f 2000 per jaar fatsoen lijk te leven niet alleen, maar ook fatsoenlijk te eten. Vergeet vooral het laatste niet, want anders hebben we uw boekje niet noodig. Nu weet ik niet of uw kennis van Haagsche toestanden en begrippen voldoende is om dadelijk dien gewiclitigeu arbeid te aanvaarden ; zooniet-, dun moet ik u ten ernstigste aanbevelen hier eerst eens poolshoogta te nemen. Maar dat gaat niet op n dag, reken er op, al kiest ge er den 21 Juni voor, die trouwens toch cok voorbij is. Ge kunt niet gelooven wat men hier niet al onder dat woordje fatsoen" verstaat. Vóórdat ik Hagenaar werd, verkeerde ik in den nuchteren waan, dat een mensen al heel fatsoenlijk was, als hij netjes en eenvoudig gekleed voorden dag kwam, netjes en eenvoudig in ziju woning was ingericht, lid was van de sociëteit, een eenvoudig kransje had. met een paar kennissen, stil en ordelijk leefde, over kunst en wetenschap, waar 't pas gaf, het zijne wist te zeggen, en geregeld zijn rekeningen betaalde. Zoo oppervlakkig beschouwd, zou ieder een 'buitenaf meenen dat deze mijn primitieve opvatting al vrij juist was; maar hier is dat eenigszins amlera. Daar hebt ge bijv. mevrouw A., wier man enn zekeren rang in staateüienst bekleedt en zich derhalve onder de fatsoenlijke Haagsche families rekent; zelf is ze van ordentelijke burgeraf komst, zooals haar man ook; zo heeft geen fortuin; haar man ook niet, maar wel een goed traktement. Zie me nu dat toilet eens aan ga valt er van cm; de diplomatie kan er niet, tegen op. Kijk me die meubels eens in haar salon: 'cis eenvoudig vorstelijk. Ilaar kinderen zien er uit, a's kwamen ?.e uit een kastje. Mijnheer is lid van alle sociëteiten en vereenigingen waar mevrouw ook kan verschijnen. Zij geven geregeld hun diners en soh-Jes en houden receptie, alles zeer ciiic. Mevrouw' gaat naar opera-'s en concerten; zij trekt don neus c.;) voor alles wat ziy burgermenscbun'' noemt, en onder deze zijn er die ik, voor mezelf, van een niot-Haagssh standpunt" bu:chouwd, voor zeer fatsoenlijk eu ont wikkeld hcud. Voeg dat alles te zauien, dan kent ge tenaastenbij de voorname mevrouw A., die nooit een boek in de hand neemt, over niets weot te praten dan ovar modes, en haar rekeningen, daaronder die van bak' er, me!!;- en groenteboer begrepen, zoolang iaat stüan ais het ge duld haver Icvci'.uiciers lang is, eu dat is bij velen hunner inderdaad be-? wonder ons i1.'aardig. Nu, mijnheer ue auteur, van dat fatsoen zijn we hier vergeven, ,_eloof me. En overeenkomstig dat. fatsoen dient g« uw boekje ad i l in te richten. Ziet ge er kaus toe? U iu vuorb.v.it dank zeggende voor de weldaad die ge ons gnat bewij zen als g3 ''t nifit reeds gedaan hebt, wat me spoedig zal blij ken neem iüthans afscheid vau u. Onze referendaris zette me in den laatsten tijd het jeJantste gezicht dat ik hern ooit hsb zien zetten, en dat beteekent nog a! iets1. AVaarom? E-alt go vragen. Heeft bij misachien den lecuv.'" gekregen? Nog niet; hoewel 2iju kansen mooi staan. Ai-.nvanx.-iijk wist. onze voortreffelijke ambtenaar era vrij sarrend stilzwijgen in nel .t te nemen, wanneer ik trachtte uit te vorfichaa vat er toch achter zijn gewichtig voorkomen sc't.uilfle; maar eindelijk viel hij door de mand. 't V, as de Knmer-ou1.bindiug, die hem den neus in den v.-iud 'leed sfcekea. Ik moest er inderdaad om lachen en riep in mijn vroolijkheid: Is 't anders niet? Den 28sten kr;jgi.'.a we een Kamer terug, even goed, of even slncltt. a's de ontboudene." Nu was 't de baurt van den referon iaris om te lachen, en waar!;;!:, ik heb hem nooit EOO vrooiiji: gezien. Li dcukc dus dezelfde Kümer terug te krijgen'/" grinnikte Lij. Tenaastenlaj", meende ik. ,.0ho! Alia! O! Ah!" scr.aterde de roici'cndnvis. Ha, uu begrijp ik u", zei ik, want. er girg ma POB liühv ~;p. G.<j denkt dab wc een reactie-nare mesraerbeid in de ILaaier krijgen :' De reievendiiris kook mo niet züu roinln oo£i:i, tïie wel iets op die eens kutuiis gdiiivea, veclbeteekenaiu a;ui en .inUvooMïde i oen op onaeilEijeilenrlen toon: Uct ::el voor so-Y.mL'C lui zèk zijn "hun J<PI) wet in bedweng t>J houuou, want dia Koogentmcf; fiers-vi'y.'iyM hn<>j:-. Ie: g genoeg k we ei geu'-n; heb woivt fyd, det v/u een regcenug krijgen, tiio h'; t munster iieu kop durft indrukken.'' Ik :;;i£ den 111:111 verbaasd aan. \Y;'t drommel is dat? ('r^iv ik. Toen schoot ik in cc n lac:ii en r.sii Ilaiiu, mijn waarde iiecr: --? ? ' .'t '.?:/:; ge uiij irülci'uaü.ci cea uiei'st." ..Hoe noo'.-'"' vror;;' ue rrvte'erulavis ;~i;intrigeci'd. Y> e!, i': Lm medewerkt;' van rrn krant: ik ga da.lel'j!: fian mijn re dactie schv.ijvi:ii \v;tt men iu ofiicieele kringen'' zi^t. Ik lees gedurig van die kringen, die u in u vroeger wurkolijli voorstelde nis kringen van oiücieela deftige herren, om groene tafels gezeten, deftig over politiek pratende; maar die ik later als geheel denkbeeldige vergaderingen leer.;i beschouwen. Ik heb me beide keercn vergist. Nu weet ik wat een o ;icieele kring" is." "Wet den ?" vroeg do referendaris. Vv'el dat t! ij t gij. Uw dienaar! Ik zal rai'n redactie, die wol eens ir-m uit tien hoek durft kornra, waarschuwen wnt haar boven't hoofd han.7t." Jk re;>f,e m;* \oort. Dinsdagmorgen zag ik d "n vofevpïidaris mijn deur voorbij guan; hij zag- er neiaaoüd eu somber uit. ik schopt' het iauaioj>.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl