Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 383'
Wel, wat zegt ge van de Belgische gemeenteverkiezingen ?" vroeg ik,
een weinig sarrend.
De referendaris keek me grimmig aan en antwoordde toen: Maar het
ministerie treedt niet af."
Zoo zegt men hier in officieele kringen," zei ik, maar hij hoorde me
Biet. Hij was reeds weg.
Zon men in onze officieele kringen" zich wezenlijk vermeien in het
vooruitzicht van Maloutje" te kannen spelen ? Fasquino.
KUNST.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL
Een recensent, die wilde beginnen eene luchthartige en gemoedelijke
verhandeling over Nathan de Wijze neer te schrijven, zou zich tot een
ondankbaar pogen aangorden. De goedaardige en ervaren glimlach van
den grijzen Nathan antwoordt hem, dat hij verkeerd doet, dat Nathan door
hem niet werd begrepen. Ernst is hier het eerste en het laatste woord,
de rijpe levensernst van hem, die veel ondervonden, veel geleden heeft
en veel gedacht, en die, na dat van alle zijden de bekooringen en de
droombeelden van het bestaan hem waren ontvallen, slechts goedheid over
hield, om te besteden, en lijdzaamheid, om te verdragen. In geen eeuw is mis
schien door den menschelijken geest meer geleden dan in de achttiende
eeuw. Het groote wordingsproces der gedachte-vrijheid en der universeele
wetenschap heeft de hersenen en de zielen eener uitgelezen schaar wijsgeeren
en dichters toenmaals met zijn barensweeën vervuld. Hoe meer kracht de strijd
eischte, hoe heviger de stroom woedde, waartegen men op moest roeien, hoe
meer zelfvergetelheid en voortdurende inspanning de volbrenging van
het werk vorderde, des te dieper groeven zich de sporen der worste
ling in de ziel dier aanvoerders, dier uitstekende mannen, in wie de
eeuw zich concentreerde en over wier lippen het tijdperk tot zijn innigste
en hoogste uitspraak kwam. Men moet met Lessing mede hebben ge
leefd, men moet hem gevolgd wezen langs de donkere paden en de een
zame moeilijke wegen, door zijn verbeelding en zijn gedachte bewan
deld, men moet zich over zijn beeltenis hebben gebogen, zijn bladzijden
met een traan hebben bevochtigd, men moet zijn ontwikkeling en zijn
bloei, zy'n streven en beminnen, al de wederwaardigheden van zijn gees
tesleven zich duidelijk voor oogen weten te stellen, om de rimpels op
het gelaat van den ouden Nathau volkomen te ontcijferen, om zijn ge
bogen houding en zijn helderen blik te begrijpen, om zijn liefdevol en
troostend woord volledig te waardeeren. Want Nathan de Wijze, dat is
Lessing, Lessing zelf aan den avond zijns levens.
Gelijk Nathan had Lessing een langen tocht achter den rug, de ontzag
lijke reis door het leven. De schoone tijden van weleer, de jaren van hoop
en illusie waren voorbij-gegaan, de vreugden en teleurstellingen van het
verblijf ta Leipzig, te Berlijn en te Hamburg, de geestdrift voor
tooneeleu letterkunst, de zin voor de literatuur om de literatuur, had
nauwelijk? even kunnen opflikkeren na de gestaakte uitgave der Dramaturgie,
om weer te dalen en zich geheel te verliezen in de beoefening der
wijsbegeerte en in de theologische polemiek. Niet langer het
middenpunt van kunstkringen meer, bijna nooit meer een schouwburg be
zoekende, zich niet meer omringd voelende van vrienden, die dachten
gelijk hij, had Lessing zich sedert tal van jaren uit de kunst-sfeer terugge
trokken. Zijn studie van Bayle had zich indertijd te veel van Lessing's
geest meester gemaakt, dan dat hij niet met alle kracht tot de filosofie
weer zou keerea en de reactie der strenge en veroordeelvolle religiositeit
zijner eigen familie te Wittenberg voegde zich daar bij, om hem, in zijn
verlatenheid, de verkondiging van een nieuwen vrijen godsdienst en eener
wijsbegeerte, op de beschouwing der natuur gegrond, tot een bezigheid te
maken van onweerstaanbare aantrekkelijkheid. In den winter van 1778 op
7!) gevoelde Lessing zich meer dan ooit miskend, verlaten door iedereen,
heftig aangevallen door verschillende voorstanders van den positiven gods
dienst eu vrijheid-bestrijders. Hij had geen vrienden, hij leed armoede. Zijn
gemalin was hem kortelings ontvallen. Hij bezat eenige kinderen, die hem
niet juist op de handen droegen. Ik heb geen enkelen vriend, wieu ik mij
zou kunnen toevertrouwen", schrijft hij, dagelijks bestormen mij honderd
verdrietelijkheden. Hoe dikwijls zou ik mijn streven van vroeger willen
verwensehen, om ook eens zoo gelukkig te zijn als andere menselien!"
Wat zoude hij nu verrichten in dezen toestand, wat fluisterden hem, in de
eenzaamheid der bibliotheek te Wolfenbuttel.de perkamenten folianten en
de oude papieren toe? En om hem heen, op zijn schrijftafel, lagen daar al de
hatelijke strijdschriften der geestelijken, die tegen hem verschenen waren,
verspreid, terwijl de boekenrekken in de rondte hem omgaven, gevuld met hun
dikke banden vol christelijken controvers uit vervlogen eeuwen, waaraan
zooveel moeite was besteed en die zoo weinig vrucht hadden gedragen,
die het voortdurend getuigden,hoe er altijd godsdienst-twisten waren geweest,
zooals Lessing zelf ze nu beleefde, hoe de verkettering der partijen onder
ling reeds zooveel krachten had opgeslorpt en zooveel onheil had ver
oorzaakt. Toen kon het niet anders of eene verontwaardiging, een alles
beheerschende verontwaardiging moest zich van Lessing's ziel meester
maken, geboren uit de walging over zoo nietigen en zoo blinden
strijd. Hij zou zijn laatste wraak nemen, maar het zou er een
verhevene zijn. Hij wilde zijn groote verstand, zijn krachtigen en
helderen geest doen zegevieren over alle partij-hartstocht, over het
gekibbel der godsdienst-groepen van zijn tijd, en als de NatJian, dio
slechts liefde kent en mededoogen, steeg hij op ver boven do be
krompenheid van verschillende kleur, die hem omringde. Dat ben ik, ge
tuigt hij in zijn Nathan, dat is de ware mensch, die vergeeft en goeddoet.
-Mijn God, het is de natuur, ik aanbid hem, wanneer ik bewonderend
opz e naar den blauwen hemel, ik dien hem, wanneer ik gezondheid naar
h'<:haam en geest onder de nienschen tracht te verspreiden en weldoende
roudga.
W«t bekommerde Lessing zich om dramatic li-? eiVvvten, om do
e.güiic!» van het, aohonwtooueel! Hij wilde geen leven :.: 1>>v-ld.':). lui «-iUlo»
een overtuiging uitspreken. Hij sloud op, ouuïat hij iets te zoggen had.
Hij wilde aan de wereld zijn opperst protest geven tegen dwaling en
«arstands-voosiieid. lïij wilde toonen, hoe de liefde het al overwon, in hem,
die zooveel had doorstaan. Zoo kwam NatJian tot stand en heeft zicb
tot heden toe op het tooneel gehandhaafd.
Bij ean opvoering is, het geheele stuk door,'daarom ook alleen de figuur
van Nathan belangwekkend, en nog wel slechts dan, wanneer zij door
een uiterst geoefend, uiterst begaafd en geniaal tooneelspeler wordt
gegeven. Natllan der Weise is niet een tooneelspel, maar een leerdicht;
«Is de verkondiger der leer verschijnt de tooneelspeler, die op ziel» nam
de rol te vervullen. Hij aanvaardde de bezwaarlijke opdracht als leera&r
te boeien, den toeschouwer voor zijn prediking te winnen door den adel
van zijn woord, door het treffende van zijn handel. Hij laaraarfc en is
zelf de leer te gelijk. Als de uitspreker eener tweede Bergrede, moet foj£
het wonder doen van, met schijnbaar zoo weinig spijze, zooveel LoBgesigen
te verzadigen. Geen oogenblik raag hij onbewaakt voorbij latee gaan.
Wanneer hij niet onophoudelijk, door de wijze van beschildering ea <?o«sr
de uitdrukking van zijn gelaat, door het stralen of de verduistering zyner
oogen, door iecleren klemtoon, die zijn stem den woorden geeft, door de
houding ziius lichaams, door een sneller of vertraagd hand-en armgebxar,
bewijst zelf te begrijpen en zich te doen begrijpen, dan valt de aandacht
en sluipt de verveling in de zaal. Een minder gemakkelijke rol is niet
wel denkbaar. Een rol, waardoor Ernst Fossart, een paar jaar geleden, meer
zijn onvergelijkelijke superioriteit bewees, werd ons nimmer te aanschouwen
gegeven. Deze wist de toeschouwers bezig te houden door het buitenge
wone meesterschap zijner persoonlijkheid. Zoo een nobele NatJian werd
met ingehouden adem aangehoord. Ware hij een oogenblik middelmatig
geweest, de blikken der toeschouwers zouden zich van hem af hebben
gewend. Wanneer hij niet telkenmale afwisselende schakeeringen in zijne
rol had gelegd, een diepere beteekenis aan zijn woord gegeven, hij zou
het publiek niet tot luisteren hebben gebracht. Het is dus niet een Hink,
noch een goed, slechts een geniaal acteur, die den Nathan voor het voet
licht tot een kunstwerk maken kan.
De stemming door ons, na twee voorstellingen van het Grand Théatre,
waar sints Maandag-avond Nathan wordt opgevoerd, medegebracht, is die
van tevredenheid, van waardtering: voor den directeur van Lier, die da
beroemde werken der letterkunde in het hollandsch voor zijn voetlicht
brengt, voor den heer Veltman, die zijn naam van veelzijdigheid en
uitgebreide kunst vaardigheid gestand deed. Herinnert gij u den
Mephist-o/'eles des heeren Veltman? Stelt dien dan eens naast zijn
Nathan eu denkt er u zijn talrijke oude en nieuwe verraders" rollen
bij. Gij zult toegeven, dat wij voortdurend in den heer Veltman met
een meer dan gewoon kunstenaar te doen blijven hebben. Veel lof
komt hem toe voor zijn studie en zijn nauwkeurige behandeling
deirol. Zijn dictie was veelal juist. Hij vertolkte Nathan als een wijze
en eerbiedwaardige grijsaard; zijn stem, zoo al niet voor veel modulatie
vatbaar en waarvan de verscheidenheid der toonen niet de eerste eigen
schap is, klonk treffend en sympathiek van het tooneel. Het lijden des
levens scheen dezen Nathan wel niet te hebben vergoddelijkt en tot een
karakter van de eerste soort gelouterd, maar een wijzen en bedaarden
oude van hem te hebben gemaakt. Zijn woord ging nu en dan het hart
ds r toeschouwers niet voorbij. Wij wenschen den heer Veltman geluk
met deze merkwaardige vermeerdering zijner rolleureeks. Van de
overige spulei's kunnen wij nog mej. Grader, in de rol van HecJia, den
hli. Potharst als tempelier, v. Hilten als Saladfjn, Verhagen als den klooster
broeder vermelden.
Het is, meenen wij, de eerste maal, dat mej. Grader in dezen schouw
burg een voorname rol vervult, dus eene gelegenheid om een woord van
aanmoediging aan haar adres vergezeld te doen gaan van den raad zich
vooral toe te leggen op hare kunst, te studeeren, te denken: hoe moet
ik nu doen, doe ik nu wel goed V", hare bevalligheid van gecefendheid
vergezeld te laten gaan.
Het decor, met uitzondering der luchten en zolderingen, was met zorg
samengesteld.
25 Oct. K. J. W,
De Industrieel van Pont-Avesncs. Familie
v fin Horen. limtenheo: Hun Zusje. Na
than de Wijze.
Het belangrijkste wat het Ilollandsehe Toonael ons in de laatste veer
tien dagen heeft aangebracht, behalve Coralie (Parkschouwburg), zijn:
het drama vanOhnet De Industrieel van Foiit-Avcsnes, Kuiten/teer, De
Famille run Horen, Hun Zusje (Rival pour rirc) van Grenet Dancourt, en
NufJtan de W<jze.
Bij de jongste voorstellingen van Le maïlre de fornes scheen de Heer
Louis Bouwmeester ongesteld. Nu en dan hoestte hij, en speelde een groot
gedeelte van het stuk zittende, of liever speelde bijaa niet. Ook was zijne
voordracht bizonder zwak. Indien deze dusgennamde soberheid" ann
eene gedragslijn bij den Heer B. moet toegeschreven worden, zou men dit
bezwaarlijk kunnen goedkeuren. Zich te wachten voor melodramatische
buitensporigheden is ongetwijfeld prijselijk: maar er moet toch gespeeld
en gezegd worden. Haar, zoo als we zeiden, de Heer B. scheen ongesteld.
Doch waarom dan niet door het hiertoe aangestelde lid van 't gezelschap
eeu woord tot het publiek laten pprekcn? Men is dit aan het publiek
schuldig. In de volledige fransche troepen placht altijd een akteur, in ge
kleed kostuum, gereed te staan, om, des noodig, de toegevendheid van
hot publiek in ta rocpr-u. Men moot zich niet spiegelen aan troepen als
die van Sarah Bernhard, die een alleronvocgzaamst geJruisch achter
do gordijn maakten, bij de jong.te voorstellingen. Eerbied voor het pu
bliek verheogt het presll'jc der artiesten.
't Is jammer, dat geen onzer kritische organen de genesis van De Familie
vait Horen gegeven heeft, 't Is waarlijk een goed in elkaür gezet en heel
r.avtüg Iduchtspel. 't Hangt aan elkaar van onwaarschijnlijkheden; maar
als het geen onmogelijkheden zijn en ze. bieden dolle kontrasten aan, dan