De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 26 oktober pagina 6

26 oktober 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i D E K Li A IN U. 388 te rollen inleggen, influénceeren haar mimiek. Ook bij De Vries is dat het geval. Beiden kunnen niet genoeg in hun rollen opgaan, of wat op het zelfde neerkomt voor den toeschouwer, kunnen dat niet genoeg moskeeren. Aangezien Norma reeds bij u is gegeven zal ik niet stil staan bij dat werk en slechts terloops aanstippen dat mme. G-uérin bqna nog beter als Adalgise was, dan Ferminet als Norma. Helaas, dat is op zich zelf bijna een critiek op onze chanteuse légere, want Adalgise is een mezzo-sopraan-partij. Ook de Eosine van mme. Gnérin is niet onverdienstelijk, maar hoeveel laat niet haar Lucic te wenschen over! Maar dat konden de geabonneerden geweten hebben. Zij hadden ooren, maar hoorden niet. En nog meer zal het blijken, wanneer Hamlet wordt gegeven, dat mme. Guérin niet de right woman on the right place" is, al is er veel dat te haren gunste spreekt. Barbier en Lucie behooren tot de minst geslaagde voorstellingen van het seizoen. In de eerste was Selrack geheel van streek, in de tweede was Maury onge steld en De Vries, die een zeer gelukkigen avond had als Ashton, kou de opvoering niet redden. Vrij goed slaagde de reprise van Jémsalem, een werk waarvoor de heer Van Hamme zekere voorliefde schijnt te hebben. De 1ste bas Bordenewve was een vrij goede Koger. Hij debuteert Zaterdag voor den derden keer in La Juive. De nieuwe 2de bas de heer Olive zal in Le Chalet Donderdag voor het eerst optreden. Het is te lopen, dat met hem de reeks van debutanten dit jaar zal zijn gesloten. iet wordt tijd: November staat haast voor de deur! Den Haag, 21 October 1884. D. DE VERGADERING VAN HET TOONEELVERBOND. Wij wenschen niet in bijzonderheden te treden over de verleden week in den Haag gehouden 14de algemeene vergadering van het Nederl. Tooneelverbond. Het is aan te nemen, dat de keur van Nederland's des kundigen daar bijeengekomen ter behandeling van de belangen der zaak, die hun allen om 't zeerst aan 't harte ligt, met vrucht van gedachten gewisseld en meeningen gekruist heeft. Het is ook zeer zeker, dat de heeren, den tweeden dag van hun samenzijn, recht gezellig en vroolijk aan den disch vergaard zaten, dat bij menigen heildronk menig verdienstelijk man en menig gelukkig verschijnsel is herdacht. Dit alles behoeft verder geen boekstaving. Wij wilden slechts even op de drie voorname punten terug komen, vïie bij deze gelegenheid weder op het tapijt zijn gebracht: het tooneel-tijdschrift, orgaan des bonds, de tooneelschool, en eindelijk de hedendaagsche tooneelschikking of mise-en-scène. Wij willen zooveel mogelijk kort en practisch zijn. I. Hot tijdschrift. Als algemeen erkend mag worden beschouwd, dat het nederhmdsehe tooneel-tijdschrift, onder welken titel en in welken min of meer uitgebreiden vorm het tot nu toe verschenen zij, niet aan de behoefte voldoet, welke aan een zoodanige periodieke uitgave moge bestaan, niet de ver wezenlijking nabij streeft van het plan, dut de oprichters daaromtrent hebben gekoesterd, eigenlijk geenerlei duidelijk omschreven, merkbare en nuttige bestemming vervult. De eerste vraag, die nu rijst, is dez<?: gegeven de toestand der tooneelwereld in Nederland, gegeven de mate van beschaving en letterkundige ontwikkeling, van belangstelling en zin voor meer edele beoefening van hun kunst der acteurs eu der overige personen, die onmiddeiijk aan den schouwburg verbonden zijn; gegeven de plaats, door het toonrel in de waardeering en hoogschat ting van buiten den schouw burg staande nederlandsche burgers, letterkundigen en leekon, ingenomen; gegeven de aanwezigheid van ettelijke dag- en week bladen, die ruimte beschikbaar plegen te stellen voor toonfieloverzichten: besprekingen van opvoeringen hier te lande, soms ook in het buitenland; gegeven de bestaande maandclijksche uitgaven, die zich nimmer ongeneigd betoonden opstellen van meer theoretisuhen of geschiedkundigen aard do dramatische tn daaraan verwante of ondergeschikte kunsten betreffende op te nemen; gegeven het betrekkelijk geringe gebruik. d;it vooral van de laatstgenoemde geboden gelegenheid door onze schrijvers wordt ge waakt, is er werkelijk in Nederland een speciaal tooneeltijdsehrift noodig, zijn er krachten voorhanden, die het zouden kunnen samenstellen, kan het op dea genoegzamen steun van een publiek rekenen? Wij meeneu dat door ieder, die zijn gezond verstand «n zijn kennis van den toestand voor een oogenblik niet door overdreven ingenomenheid met de zaak van het tooneel wil laten benevelen, deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Een aantal lezers, esn publiek, zoo uitgebreid als het voor een dergelijke uitgave te wenschen is, zou misschien door de volledigheid en de voor treffelijkheid, die liet tijdschrift zouden moet kenmerken, allengs ontstaan, maar het faalt ons juist aan schrijvers, die de.zo volledigheid eu voor treffelijkheid in 't leven zouden roepen. Wanneer er een vakblad wordt opgericht, fijn 't eteeds de tot dan toe alom verspreide krachten, die zich vereeuigen. (ieon onbekende ijveraars worden plotseling geboren. Er valt dus te onderzoeken naar welk plan een tijdschrift als het hier behandelde te besverken is en de namen van welke personen raen kan opgeven, die dezen arbeid zouden verrichten. Wij stellen ous dan voor, dat het tijd schrift eens por maand verschijnt. In welke rubrieken zul het nu verdeeld zijn, wat zal de te beschrijven stof uitmaken, welke de inhoud wezen? Da oplossing van dit vraagstuk luidt o.i. als volgt: I, De geschiedenis van het tooneellevou der laatste maand, a. in Neder land, &. in Frankrijk, Duitschlaud on Engeland, c. in de overige landen van Europa en in de Europeesche steden daarbuiten, d. in de overige deelen der wereld. I?eze rubriek zoude kundige en zakelijke versla gen van voor tellingen moeten bevatten, eene bespreking der stukken, eene opgave uur rolverre iüg, een korte memorie van het oordeel deipers, in zoovevre hut ;er o i<;«ke<'ir>g waardig was. II. Opstellen over de gesc ietü;u3 v.in het tooueeiiliclit in vroeger jaren en eeuwen, ia binnen- en buitenland, vivn een literair en algemeen standpunt. III, Studiën betvetfcndo de verschillon'Iöondardeelen. der tooueclkmist, de kunst van zeggen, de mimiek, do grime, de danskunst, de kunst van decoratieschilderen, der tooneelschikking, de kapperskunst, de kunst van schouwburgbouw en Inrichting; studiën over het samenstellen en de huishouding van het schouwburgpersoneel, statistische en economische, beschouwingen. IV, Bijdragen over de geschiedenis der tooueelspeelkunst van vervlogen tijden, in haar verschillende onderdeelen en phasen. Levensbe schrijvingen van groote acteurs uit het verleden,met betrekking tot hun kunst ??V, Opgave, met kortere of uitgebreidere bespreking, van binnen- en buitenlandsche tiijdschrift-artikelen en boelïen over het tooneel,gedureude de laatste maand verschenen. Een kalender voor eiken dag der maand, een merkwaar dig feit uit de tooneelgeschiedenis vermeldende. VI, Een rubriek gewijd aan correspondentie, vragen en antwoorden, practisehe artikeltjes, wenken, opmerkingen, door acteurs zelf en andere aan het tooneel ver bonden personen geschreven. VII (ter populariseering), een roman of novelle in de tooneelwereld spelende, anecdotes uit het leven van tooneelkunstenaars. VIII, Opstellen over de verhouding en wederzijdBchen invloed van het geschreven stuk en de vertooning of het in-beeldbrengen er van, van den dichter tot den tooneelspeler, van den dichter en den tooneelspeler tot den schouwburgbestuurder. IX, Allerlei be richten uit de tooneelwerold. X, Bijdragen over den toestand en geschiedenii dor histrioniek, en der de tooneelkunst naderende kunsten. XI, Studiën over de maatschappelijke positie des tooneelspelers, zijne ver houding tot de maatschappij, zijn leven, zijn beschaving. XII, Versla gen over den toestand der tooneelschool, de ondervinding bij het onderwijs opgedaan, en over andcra met de tooneelkunst in verband staande instel lingen. Zietdaar het plan, in ruwen omtrek, misschien ontbreekt er bier wat aan en is het daar wat overcompleet, maar de hoofdzaak is er aanwezig. Het ware wenschelijk, dat allen, die langs den een of anderen weg niet het tooneel in verband staan, zich hier schriftelijk ontmoetten. De lezer zul ons toegeven, dat niets de bestaan baarheid van een derge lijk tij c! schrift waarschijnlijk maakt. Geregeld verschijnend, met oordeel geredigeerd, de voornaamste rubrieken telkens goed vertegenwoordigd, is het zelfs niet denkbaar» De schrijvers, die ons thans invallen eu als redacteuren of medewerkers zouden fcunnen optreden, zijn deze: da H H. Schimmel, ten Brink, Albardingk Thijm, Hofdijk, v. Hall, de Beer, Loffelt, Haverkorn, v- d. GOOS, Grein, Huf v. Buren, v. Sorgen, de Vries, Calisch, Ilorn, ena. en verder de acteurs, in staat de pen te voeren. Wij spreken alleen van Noord-Nederland. Er ware wellicht nog van elders nu en dan een bijdrage te verwachten, maar een eenigszins ge regeld optieden zou slechts van bovengenoemden te veronderstellen zijn, althans te hopen. Doch nu bestaat het bezwaar hierin, dat elk der opge somde heeren reeds zijn werkkring heeft en de meesten niet aan den post, dien zij reeds bij couranten waarnemen, dezen nieuwe zouden kunnen verbinden. Men zoude personen moeten kunnen aanwijzen, die zich uit sluitend met het tijdschrift bezighielden, wilde het toonbaar zijn. Daarentegen ware hot nadeelig voor de algemeene organen, hun krachten te onttrekken, die de tooneelkuust in hun kolommen vertegenwoordigen. Veel artikelen over hut. tooneel zouden niet moer van zolf onder de oogsn van het groote pubjeu Komen en alleen hot, beperkte aantal tooneelliefliebbers bereiken. Zoo in dien kring de belangstelling voor tooneelzaken on de gemeenzaamheid er mede vermeerderen zou, bij het groott aantal oourautenlezers zou zij verminderen. Dit is een w> l te overwegen consideratie. Wanneer er geen tooneel-tijdschrift bestaat, wordt de zaak van de dramatische kunst meer bij het publiek bevorderd. flet geldt hier natuurlijk niet de quaestie der oprichting of instandhou ding van een zeer nauw begrensd beroepsbiad slechts voor acteurs be stemd, waarin eau klein oudeideel der boven-omschreven stof alleen in aanmerking zoude komen, noch eono publicatie, als lint Pavijsche La coulisse, noch een tijdschrift aan de gezellige Cuu'erie gewijd, gelijk het In en 0,','t den Sclmmc'mrg van Mr. de Vries, maar een wetenschappelijk, vol!ed:g en waardig officieel orgaan van het Ne-lerl. Tooneelvei'bond. En wauncfir zoo eon tijdschrift niet uitstekend kan zijn, wanneer het be stemd is te blijven, gelijk het zich tot nu toe vertoond heeft, kan het veilig ophouden te bestaan. 2-1 Ocfc '84. K. J. W. TEEKENINGEN IN DE KUNSTZAAL TAN HET PANORAMAGEBOUW. I. (,S7of.) Wanneer men ons dekens geelt tusaehen landschapeen, die alleen stcinnüngcn uitdrukken, en leden der arbeidende, om niet to '/egger r.oorUijJaüde klassen, die aardappelen eten, dan verklaren wij ons zonder aarzelen voor fle eerster:. We hebben dat rookuu e;i dan reuk van die aardaijpelen nu al zoo dikwijls genoten, we hebben al zoo dikwijls gedacht.: 't zou toch nie*. kwr.ad zijn. a's die goede lieden er een stuk jen vleesch bij hadden, dat er nu voor de waardeering van den knoi en voor de deernis met den evenineiisch uit die tafeve?len niet veel ir.eev te putten is. Als het zoo doorging met den aardappel-CüZte zou er al spoedig eena uieuwe verdeeling der genres vaa de schilderkunst moeten worden te gemest gezien. 't Is onverklaarbaar, hoe vele kunstenaars de reeks der te behandelen onderwerpen zoo ontzettend kunnen begrenzen. De Heer W. Maris is ontegensprekelijk esn onzer besta schilders; maar waarom maakt bij, siuts een paar jaar, schier niets meer dan koeyen mot schamplichteu op hunne ruggen? Het brengt ons te binnen de meêdeeling van den ouden Heer legout, dat er werklieden bij hem bezig waren, die jaren lang niets anders dan het zelfde kopjen maakten. Het is nu ongetwijfeld wel zeer goed, dat men uitmunt in hetgeen men doet, al is dit ook van nog zulka zedige propoitien; maar de Heer Regout had volstrekt de intentie niet de genialiteit van ziju werkman in 't licht te stellen. De Heer W. Maris ia ook een der talrijke landf.ch.apschilders, die geen k:iiiton aan hun booinloof dtvveu schilderen, 't Is onnoodig de tnlnjks kunstbroeders to noemen, die het zcllYle duchten. Vroeger schilde.» den de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl