De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 26 oktober pagina 7

26 oktober 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 383 MBMBMEMBBBt^MM»ag»"l'l""HIMillltij<^ DE A M S T E R D A M M E P,, W E E K B L A D VOOR NEDERLAND. landschapschildera eerst hunne fijne luchten en daarna het geboomte, om den loofkant gedeeltelijk over de lucht te kunnen heenschilderen. Nu doen zij 't tegenovergestelde. Zij schilderen eerst de hoornen ea daurna wordt over de kanten van het loof de lucht heengesapt; als er geen wit bij te pas kwam, zou men het glaceeren noemen. Er zijn tegenwoordig twee manieren van boomen te schilderen. In den vollen zomerdos worden zij behandeld als ik zeide. Sommige schilders stellen ze liever in najaarsdagen vóór, dan zijn ze schraal van takken en twijgen en de uiterste kanten vertoonen maar losse blaadtjens, hier en daar beengespat. De beide methoden zijn uitvindingen als vele anderen: maar om van de Poussins, van Rubens en Rembrandt te zwijgen, zal men noch bij Jan Wijnants, noch bijJClaude Lorrain, noch by Isaak van Ostade, bij Ruysdael of Hobbema, voorbeelden vinden, die aan de nieuwe manier eenig gezach bijzetten. Dit alles neemt echter niet wech, dat er in de teekeningen ter Panoramazaal groote verdiensten te erkennen zijn. De Houthakkershutten", vergezeld van hunne mooye boomstammetjens behaagden ons, van Mev. Bilders-van "osse, niet minder dan haar bleekjen, met de molen (No. 11); de Heer J. W. van Borselen handhaafde zich, gelijk Mr. C. Vosmaer hem dezer dagen gecharakterizeerd heeft. De Heer F. J. van Rossum du Chattel verheft zich allengskens tot den rang onzer allereerste landschapschilders. De Heer J. van Essen heeft zijne sporen niet verbeurd, al hing hij een wollige lucht boven zijne boerenwoningen. De Parijzenaar Harpignies laat zijn drie boomen even hard, al noteert hij ze fr. 2250. De Heer Bernh. Hoppe kan, in zijn No. 43, zien hoe een lucht vuil kan worden door op een witten rand af te steken. De Heer Mauve teekent een vrouwtjen voor haar huisjen; min prijslijk ia de gelijkheid van geleiachtigen toon in den grond, het huis, de bank enz. De koe No. 51 is min gelukkig gepozeerd en dan een zak guldens! Ie coüt en fait per dr e Ie gout! De kudde (geschoren) schapen daarentegen is voortreüijk van natuurlijke opvatting en voordracht. In de stukken van den maestro H. W. Mesdag is een groot verschil. P.achtig is zijn ruime schemering No. 60; No. 58'daarentegen, een stuk Koordzee, is al te onbelangrijk van onderwerp, lemant vindt het hangeu in een receptiekamor. Wat biedt het hem V Licht is hij profaan genoeg aan een gdteau de mèringue te denken. Hos jammer dat Mev. Mesdag Flora en Poraona met zulk een ruw penceel te genioet treedt! 't Is een dwaling dat alle methoden voor alle onderwerpen goed zijn. De Heer P. P. Ter Meulen levert een bizonder fraai stuk in de twee paarden (waar men veengrond aan 't opladen is). Eerst iaat heeft zich een kooper voor dit stuk laten vinden. Zonderling! 's Seeres Nakkens Hooir, Mr kt souden wy ver boven 2ijn ietwat cuderwetscue Weide met ves ve> kiezen. De Heeren Neuhuys gaan allengs meenen, dat het wollige" het schoone is. Hoe jammer van zoo veel talent! Fraayer landschap van den Heer Oppenoorth, dan zijn No. 74, op getint papier opgezet, zagen wij zelden. Ook de Heer Poggeubeek doet aao zijn antecedenten geen oneer. Als men No. 89 van onzen beroemden W. Roelofs ziet, zegt men- als dat nu goed is. wat tobt men zich dan af om den jongen lieden teekenen te lorren? 't Ware een heele oakonomie en veel angst voor examinandi minder, ala men dezen weg uitging! De Heer Schipperus schijnt een weinig van zijno qele plassen te-rng te k men. Des te beter. Onder de fraaiste teekeningen behoort ongetwijfeld het najaarsgezicht van H. van Seben, No. 98. No. 103 van den Heer P. Stortenbeker treft door zijn waarheid van toon. Liever staan we hierbij stil, dan bij het bladersysteera van No. 100 of hij het varken van No. 101. Ook Op de plas behoort tot de mooye zaken. Ook de talentvolle Jan Vrolijk treedt met schamplichten op koeruggen te voorschijn. Een zoöloog zal weinig voldoening vinden in No. 115. Zelfs J. van de Sande Bakhuizen legt ons raadselachtig water in No. 6 voor, en streelt ons niet door harmonie in No. 7. Treurig en wollig komt dit maal ook Wijsmuller voor den dag. In 't algemeen moet men zeggen, dat onze landschapschilders in een gedrukte stemming verkeeren; het schreyen staat hun nader dan het lachen. Ook onze pewre-scliilders, met hun eeuwige afbeelding van Let onwel riekend intérieur der minvermogenden, schijnen niet vervuld van levens vreugde. Wellicht is ds filanthropie met zulke tafereelen meer gebaat dan de sesthetika. Als wij de onbeduidendheid of naargeestigheid der 0e»re-stnkken be treuren, zonderen wij uit: de werken van Artz, de honden van Gunceus en Eerelman, No. 44 van Hoynck van Papendrecht, de fraai gestoffeerde St. Marcuskerk door Martens, het stuk van Tony Offermans (bij den Barbier), No. 77 van D. Oyens (De rekening van het Mtel), de stukjens van Overman, de herken van Schenkel, de drie teekeningen van Valkenburg en die van Van der Velden. Maar zeor bizonder moeten wij huldigen, de heerlijke teekem'ng deials schilderij bekende Juweelen der Koningin" van C. Bisschop, de beida stukken van Capriani (Predikatie en Jonge arabische vrouw), de uitmun tende kopjena van Haverman (die, naar ons ongelooflijk voorkomt, ter Haagsche Ten-toon-stelling geweigerd zouden zijn), de waschmeisjens van P. Joris, Klinkenbergs Bierkade, de Morgen-devotie van Jufv. Loder, den treffende Ouden Ridder van Rochussen, den Oostersclien avond van De Famars Testaa (Danseres) en bovenal het geestig (schoon niet nieuw) gedacht, meesterlijk bewerkt Scliaali-mat van Tarenghi: die oude Kardi naal en jonge Edelman. Kunstenaars, die het de moeite waard rekenen eene kompozitie te maken, hebben aanspraak op waardeering. 23 Okt. 84. Alb. Th. j onzer liefste opera's aan te teemenen. Nu is het weder de Diamants de J la couronne, die door de niet talentlooze, maar (volgens de mode) geaflec; (eerde za'.gers wezen.ijk fiasco heeft gemaakt. In de Galeries gaat men nog voort uit en er na Le tour du monde voor te stellen. Met Sara Buinhardt wilde 't, gelijk men weet, niet klappen. In den park schouwburg geeft uien Doit-on Ie dire, 3 bedrijven van Labiche, vol van bétises en mots plaisfints, zoo zelfs dat Mme Marthold, die de vrouwenrol speelt, zich blijkbaar schaamt vele dubbelzinnigheden uit te spreken. Zij zoekt de scabreuse uitdrukkingen te bedekken en vermgdt alle uitgelatenheid. Bovendien haalt deze comêdie niet bij Le wyage de Mr. Pèriclion van denzelfden schrijver, want daarin steekt een veel fijnere geest van opmerking. In het kleine Thédtre des Nouveautés geeft men sedert eene week of wat Patrie van Victorien Sardou, in vijf bedrij ven. Men gaat er vooral heen om woorden en zinspelingen toe te juichen, welke op den tegenwoordigen toestand der politische partyen in dit veel bewogen land schijnen te passen. In den schouwburg Alcasar verwacht men eerstdaags l'Ehfdiant pamn-c (Der Bdlclstudent), van Millocker, die in Duitschland in 't vorig seizoen zooveel opgang gemailtt heoft, en vervolgens La guerre joymse (Dar lustige Krieg) van Strauss. Den 23sten November zal in de AMiamltra een feest gevierd worden ter eere van den vijftigste verjaardag der gronding van de hoogeschool te Brussel. De componist Huberti, die 't orkest zal leiden, heeft daarvoor eene cantate Fiat htx (Het worde licht) en een feesthymne geschreven, waarop wij later tprugkomen. De violist Jeno Hubay (Johann Huber) en de baszanger Blauwaert zullen in het concert optreden. Ook in Antwerpen 13 de opera nog niet wel ingericht. Men belooft veel: Nero, van Rubinstein, Bianca Capella, van Salomon, La jolie fitte de Pet'th, van Bizet, Joli Gïlle, van Poise, alsook de wederopvoering van Francoise de Rimini, van Verdi en Le Tribut de Zamora, vanGounoJ Qui vivra veira.' Over Nero eerstdaags meer. Eiken dag vermeerderen zich de vooruitzichten dat de weken en maan den van den duur der groote Antwerpsche tentoonstelling van 1885 ver vuld zullen zijn door uitvoeringen van dramatischen en muzikalen aard, zoodanig, dat voor vele bezoekers der groote handelstad, die geene ge legenheid hebben er weken lang te vertoeven, de tijd die hun overblijft tot het bezoeken der expositie wel berekend zal moeten wezen, anders koude het zijn dat zij van Antwerpen terugkeerden zonder een begrip van de tentoonstelling te hebben, vervuld als zij zullen worden van al lerlei ander kunst- en wetenschappelijk genot. De heer Coulon, bestuurder van den grooten schouwburg, geeft zich moeito om aan het publiek zooree! mogelijk die edele verstrooiingen in uitzicht te stellen, en is nu wccier m onderhandeling getreden iaat den toonkunstenaar Scherenberg, te Berlijn, ter opvoering van het ballet Excelsior. Hij heeft ook eene overeenkomst met Sara Bernhardt gesloten voor 15 voorstellingen, ge durende den tijd der tentoonstelling te geven. Brussel, 22 Oct. '84. M. Ai UIT BELGIË. Schouwburgen. Bruggelsche hoogeschool. Opera's te Antwerpen. Onze schouwburgen willen altoos nog maar niet wel vooruit. La ? lonnaie sukkelt wezenlyk. Elke week hebben wij eenen nieuwen cJtec LETTERKUNDE. EEN ANDERE ZOLA. Emile Zola. Les Mystères de Marsoille. in do dagen dat Nana" in de kolommen van Le VoUaire verscheen, wijdde ik in (h Portefeuille eenige regels aan een werk van Zola, dat indruk op mij maakte en dat zalfs aan vele bewonderaars van den Ko ning der realisten", gelijk dr. Ten Brink hem in de Liberaal noemde, onbekend was. Aangenaam werd ik verrast tnet het bericht, dat er eene nieuwe uitgave van dat werk verschijnen zou, en die herdruk is vooral ter wille van de voorrede een zeer merkwaardig boek. Zola's benijders hebbftn b?iveerd, dat hij zich voor zijne eerste werken moest schamen, hij schaamt eich niet en laat daarom dezen nieuwen druk van de Mystères de Marseiüe verschijnen. Hoe men over dat boek moge oordeeleu, het moet, naar de sclir. meent, den lezer doen begrijpen, hoeveel wilskracht en arbeid er noodig is geweest, om zich te verheffen de cette basse production » Feffort littéraire des RoKgon-Macyuart." Hoezeer de schr. zich niet voor dit werk schaamt, hij noemt het toch een werk, waarvoor hij noch smaak noch geschiktheid had, den arbeid daaraan besteed rangschikt hij onder da besognes rebntantes", hij noemt liet een oeuvre de pur métier, et de mauvais métier" en getuigt er van Ie procédéy est gros". In 18G7 schreef hij dezen roman in negen maanden tijds, dagelijks een uur werkende over zeven of acht bladzijden voor 200 francs in de maand. De uitgever van Ie ilessager de Provence had hem de feuilletons gevraagd, en hemde bouwstoffen geleverd in den vorm van bundels processtukken, handelende over geruchtmakende zaken uit den omtrek van Marseille en Aix. Merkwaardig genoeg is het, dat Zola ia dienzelfden tijd Therèsc Eaqiün schreef en daarvan getuigt, dat hij in vier uren tijds daarvan vaak niet meer dan twee bladzijden schreef. Dat feuilleton moest hem van VArtiste SOO francs opbrengen. Wat mag oorzaak sijn geweest, dat het eene werk zoo vlug, het andere zoo langzaam werd geschreven? De schrijver zegt het ons niet, hij schijnt het toeteschrijven aan de hoogere kunstwaarde van Thcrèse Raquin, maar zonder den schrijver van bijoogmerken te ver denken of zelfs te vermoeden, dat die bestaan, komt het ons voor, dat er een overwegende reden is, waarom de Mystères een dieperen indruk op ons maakten dan Therèse Raquin en waarom de auteur zoo vlug met het eerste voortwerkte, iets dat toch zeer zeker niet daaraan is toeteschrijven, dat deze arbeid tot de besognes rébutantes" behoorde! Den Messager met dat feuilleton kennen we niet, maar wel de groot 4o editie verschenen onder den titel Les Mystères de Marseille et de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl