De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 2 november pagina 10

2 november 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

werkt aan boord van de...." hoordo men toen wel eens -vertellen. Hot 8telselmatig verwerken van eerste officieren door een commandant, is niet militair. Wij gelooren; dat het voorgaande voldoende is om toe te lichten waarop wij ons gezegde gronden, dat Juiste begrippen onstreat niilitairisras niet tot de Marine zijn doorgedrongen. Wij haalden hier slechts voorbeelden uit het verleden aan; het heden levert echter soortgelijke op. Om militair te worden, moet men zich oefenen ia een reeks kleinig heden, die ieder op haar zelve beschouwd van weinig belang zijn, doch welke gezamenlijk medewerken, niet alleen om een goede kr/jgstuclit in 't leven te roepen en een goeden geest onder het personeel te doen heerschen, maar waardoor tevens alle andere oefeningen betere vruchten zullen dragen. Door de afschaffing der lijfstraffen is een machtige factor vervallen, waarmede de tucht onder de mindere schepelingen gehandhaafd kon wor den. Een zedelijk middel, om de discipline in stand te houden ea het prestige van den meerdere tegenover den mindere te handhaven, is, zooab wij pas gezegd hehben, de oefening van beiden om militair t,e zijn. Kleingeestigheid moet echter niet verbonden worden met mili'airhmc! Wij zien thans de Duitsche Marine zich met reuzenschrcdea ontwikkelen. Nog een tiental jaren, en Duitschland is vermoedelijk een zeemogeiidheid van den eersten rang. De Duitsche Zeemacht is, evenals het Ltgcr, militair bij uitnemendheid. In den laatsten tijd schijnt bet ons, dat de Nederlandsche Marine meer militair is dan vroeger. Ia Ons vermoeden juist, dan moet deze hetere toestand voorzeker ge weten worden aan de vruchten, die ook in dit opzicht de opleiding» schepen afwerpen. Tal van oude vooroordeelen en opvattingen zullen echter over boord geworpen moeten worden, menigeen zal zijn privaat belang behooren prijs te geven voor het algemeen welvaren, alvorens grondige verbeteringen te wachten zijn en men zal kunnen zeggen, dat de Koninklijke Kederlandsche Zeemacht militair is. SCHAAKSPEL. No. U. Van G. L. DE EOER te Heerenveen, ZWART. d 9 WIT. Wit «peelt f oor en geeft ia 2 zetten mat, (Wit 7 en Ziraït 12 stukken met K. E 8). (1) sma VAN 8CHAAKPBOBLEEM No. <2, l E 5 P S! E. nt O 4 (a i v 3 mat, (a) . '! ' . E T. « D 4 mat. 2 D. nt E 4 mat, i ; . ; . . ut ff 3 (b O G D 7 of A ft (o T. ot B S of anders. . . . 2 C 4 E G mat. De verleiding l P<3. 1 7 of D 7 faalt door T. et E 3. ?} In 3e Oüdojüavige stelling zijn dubbelzonnen onvermijdelijk. ?Juist is "s~rN OPLOSSINGEN. 43 opgelost door D. te E. Schaakstudie onder N o, 42. l Wit & G 1 S 9 10 11 12 13 H 2 G 2 H 3 H 2 G 2 G 3 II 2 H 3 G 3 P 4! B 3 H 4 Zwart F C F l P l r> 3 DS D G D 6 D 2 D 2 E 21 E '2 D 8 D 3 Dl Bij D 3 D 8 verliest zwart doov a F 4 O 6 + H 5 H C D l E l + K. G 5 E l E 7 + F 4 F O E 7 E 3 + G 5 H 5 1). E S + (Op 11 E 3 H 3 +, volijt lüfT 5 G Cl) F O G O E S E (Op D. E 5 + vol^t 13 G (J G 5!) C C F 7. Wit, map niet sneleu 12 G « C S liveijfende mat door B 2 K 4 +, want uan kon zwart da koningin opoij'pron door G 4 tünemen en zwart pat staat. E 2 - H 2 -tH 5 G G H a D (i + (Op 14 H 9 O 2 * vsJgt J5 F 7 F S) 15 F 7 P6 D 6 C 6! (üp 15 awatt D. D 2 of D 7, ? D S oj C 5 volst IC P O P 5!) Op 15 dame C 7 + of G 3, 16 F 6 C S -K Oy 15 BS kan volgen 16 F 6 G 3 +, A 5 A C; 17 C 4 C C +, A G A 7 (als 3.7 ... A C ~ A 5; 18 B 2 B 4!) 18 C A 4- + en 19 A 4 B4 + oralain't hoofdspel». 10 HO H 7! Noemt wit nu de Dame »ioai3 zwart pat. Daarentegen bij 10 B 2 B 4 H. kan de dama worden geuoiBezi. C G E » + , 17 G G H fi en z-wart kan niet beletten dat Tl 7 een 2de Koningin wordt; op 17 E 8 33 3 + volgt 18 F 6 G S 4- eu'isint. Lftnser zon zwart taumen blijven plagen door l F o i1 3 j- etiz. of liier en anr andere te speïcn. mnar de uitsla,? is altijd dat Vvit bij siècle leidiiiif, na eeniA'e zetten+; een tempo wint om mft den piou vooïui^ te gaan en d:une te iaien. NOVELLE naai- het Daitach van O fc J t 5? '8 C BüBJ B B K. (Slot). XI. Bïijne 'tante gaf haren zegen op onze verloving. Ik was buitci-mij zei ven van vreugde en geluk. Spoedrg bemerkte i!c, dat ifc Soüja nog maar half had leercn kennen, 'dat zij met eene eigenaardige trol?che terughouding 'nare schoonste eigenschappen voor mij had verborgen gehouden. Zij was da vriendelijkheid zelve, bewees mij de liefste oplettend heden en bleef toch terughoudend, tot stroefheid toe. Desniettegenstaande kwam mijn oud leed weer boven; maar altijd door overviel mij die akelige angst, kromp mij het hart ineen en maakte mij dan zoo afgetrokken en stilzwijgend, dat mijae arme bruid zulks wel moest opmerken en zich daardoor beleedigd gevoelen. Op zekeren avond gevoelde ik mij gansch niet in orde. Het v;as altijd nog aan den Rijn; wij zalen op een ruw getimmerd balcon, 't welk uitzicht gaf op een tuin, vol bloeiende lindeboomen. Do maan scheen heerlijk, alles genoot eene zoete rust. Daar kwam Sonja naast mij staan en vroeg half fluisterend en eenigzins aar zelend: »\Vladimir, scheelt u iets? Zijt gij ziek? . . . of gaat gij gebukt onder eenig leed?" «Gelukkig neen!" antwoordde ik, eenigzins heftig »hoe komt ge op zulk een gedachte?" . . . Ik schrikte zelf van den ruwen klank mijner stem e» zeide niets meer. »Dan!'' . . . zeide zij, diep ademhalend, ^ . »dan . . . kan ik slechts n ding vermoeden ... en moet ik geloove» dat ik u reeds begin te vervelen!1' »Mij?" riep ik ontsteld uit. »Gij bohoeit u niet te schamen mij dit te b'eEennen!" zeide ?rj met trotsche houding op eea vastberaden toon: »ik behoor niet tot die zwakke meisjes, die aan de teering wegkwijnen, wanneer " Zij bloosde en wendde het hoofd af; B ik laat u vrij," zeide zij zacht.' »SoDJa", riep ik driftig uit »hoe kunt ge om Godswil zulk eene gedachte in uw hoofd halen ? dat ik...." »Dat ik u begin te vervelen".... vulde zij op half vroolijkeD,: half tretirigen toon aan, »omdat het heel natuurlijk zou zija. Ik ben niet als andere meisjes; ik kan niet kokelteoren, ik kan slechts.... zij hield eensklaps op, zag verlegen en met van innige liefde stralende oogen naar mij op, begon over haar gehecle lichaam te beven ea vervolgens bitter te weencn. »Gij kunt slechts beminnen!.... dat is het wat gij zeggen wilt, niet waar?" Zij knikte. »En gij?" vroeg zij, mij strak in 't gelaat ziende? Wat ik daarop antwoordde'/ nu in elk geval was het voldoende om haren twijfel te doen ophouden. - 'Wij stonden een poosje naast elkander, zwijgend en gelukkig. De avondwind ruischte door de toppen der lindeboomen, waar uit van tijd tot tijd een bloesem Ier aarde viel. Plotseling greep Sonja mijn hand, drukte ze in de hare en fluisterde: »Ën nu, Wolooja, biecht mij eens eerlijk op wat u zoo treurig maakt?" »Niet?, waarin gij eene rol speelt mijn liefje" antwoordde ik.*-. Daarop leunde zij haar hoofdje aarzelend en teeder tegen mijn schouder en zeide, zoo zachtkeas, dat ik hare^ woorden slecht*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl