Historisch Archief 1877-1940
werkt aan boord van de...." hoordo men toen wel eens -vertellen. Hot
8telselmatig verwerken van eerste officieren door een commandant, is
niet militair.
Wij gelooren; dat het voorgaande voldoende is om toe te lichten waarop
wij ons gezegde gronden, dat Juiste begrippen onstreat niilitairisras niet
tot de Marine zijn doorgedrongen. Wij haalden hier slechts voorbeelden
uit het verleden aan; het heden levert echter soortgelijke op.
Om militair te worden, moet men zich oefenen ia een reeks kleinig
heden, die ieder op haar zelve beschouwd van weinig belang zijn, doch
welke gezamenlijk medewerken, niet alleen om een goede kr/jgstuclit in
't leven te roepen en een goeden geest onder het personeel te doen
heerschen, maar waardoor tevens alle andere oefeningen betere vruchten
zullen dragen.
Door de afschaffing der lijfstraffen is een machtige factor vervallen,
waarmede de tucht onder de mindere schepelingen gehandhaafd kon wor
den. Een zedelijk middel, om de discipline in stand te houden ea het
prestige van den meerdere tegenover den mindere te handhaven, is,
zooab wij pas gezegd hehben, de oefening van beiden om militair t,e zijn.
Kleingeestigheid moet echter niet verbonden worden met mili'airhmc!
Wij zien thans de Duitsche Marine zich met reuzenschrcdea ontwikkelen.
Nog een tiental jaren, en Duitschland is vermoedelijk een zeemogeiidheid
van den eersten rang. De Duitsche Zeemacht is, evenals het Ltgcr,
militair bij uitnemendheid.
In den laatsten tijd schijnt bet ons, dat de Nederlandsche Marine meer
militair is dan vroeger.
Ia Ons vermoeden juist, dan moet deze hetere toestand voorzeker ge
weten worden aan de vruchten, die ook in dit opzicht de opleiding»
schepen afwerpen.
Tal van oude vooroordeelen en opvattingen zullen echter over boord
geworpen moeten worden, menigeen zal zijn privaat belang behooren prijs
te geven voor het algemeen welvaren, alvorens grondige verbeteringen
te wachten zijn en men zal kunnen zeggen, dat de Koninklijke
Kederlandsche Zeemacht militair is.
SCHAAKSPEL.
No. U.
Van G. L. DE EOER te Heerenveen,
ZWART.
d 9
WIT.
Wit «peelt f oor en geeft ia 2 zetten mat,
(Wit 7 en Ziraït 12 stukken met K. E 8). (1)
sma VAN 8CHAAKPBOBLEEM No. <2,
l E 5 P S! E. nt O 4 (a
i v 3 mat,
(a)
. '! ' . E
T. « D 4 mat.
2 D. nt E 4 mat,
i ; . ; . .
ut ff 3 (b
O G D 7 of A ft (o
T. ot B S of anders.
. . .
2 C 4 E G mat.
De verleiding l P<3. 1 7 of D 7 faalt door T. et E 3.
?} In 3e Oüdojüavige stelling zijn dubbelzonnen onvermijdelijk.
?Juist is
"s~rN OPLOSSINGEN.
43 opgelost door D. te E.
Schaakstudie onder N o, 42.
l Wit
&
G
1
S
9
10
11
12
13
H 2 G 2
H 3 H 2
G 2 G 3
II 2 H 3
G 3 P 4!
B 3 H 4
Zwart F C F l
P l r> 3
DS D G
D 6 D 2
D 2 E 21
E '2 D 8
D 3 Dl
Bij D 3 D 8 verliest zwart doov a F 4 O 6 +
H 5 H C D l E l +
K. G 5 E l E 7 +
F 4 F O E 7 E 3 +
G 5 H 5 1). E S +
(Op 11 E 3 H 3 +, volijt lüfT 5 G Cl)
F O G O E S E
(Op D. E 5 + vol^t 13 G (J G 5!)
C C F 7. Wit, map niet sneleu 12 G « C S
liveijfende mat door B 2 K 4 +, want uan kon
zwart da koningin opoij'pron door G 4 tünemen
en zwart pat staat. E 2 - H 2
-tH 5 G G H a D (i +
(Op 14 H 9 O 2 * vsJgt J5 F 7 F S)
15 F 7 P6 D 6 C 6!
(üp 15 awatt D. D 2 of D 7, ? D S oj
C 5 volst IC P O P 5!)
Op 15 dame C 7 + of G 3, 16 F 6 C S -K
Oy 15 BS kan volgen 16 F 6 G 3 +,
A 5 A C; 17 C 4 C C +, A G A 7 (als
3.7 ... A C ~ A 5; 18 B 2 B 4!) 18 C
A 4- + en 19 A 4 B4 + oralain't hoofdspel».
10 HO H 7! Noemt wit nu de Dame »ioai3
zwart pat. Daarentegen bij 10 B 2 B 4 H.
kan de dama worden geuoiBezi. C G E » +
, 17 G G H fi en z-wart kan niet beletten dat
Tl 7 een 2de Koningin wordt; op 17 E 8
33 3 + volgt 18 F 6 G S 4- eu'isint.
Lftnser zon zwart taumen blijven plagen door
l F o i1 3 j- etiz. of liier en anr andere
te speïcn. mnar de uitsla,? is altijd dat Vvit bij
siècle leidiiiif, na eeniA'e zetten+; een tempo
wint om mft den piou vooïui^ te gaan en
d:une te iaien.
NOVELLE
naai- het Daitach van
O fc J t 5? '8 C BüBJ B B K.
(Slot).
XI.
Bïijne 'tante gaf haren zegen op onze verloving. Ik was
buitci-mij zei ven van vreugde en geluk.
Spoedrg bemerkte i!c, dat ifc Soüja nog maar half had leercn
kennen, 'dat zij met eene eigenaardige trol?che terughouding 'nare
schoonste eigenschappen voor mij had verborgen gehouden.
Zij was da vriendelijkheid zelve, bewees mij de liefste oplettend
heden en bleef toch terughoudend, tot stroefheid toe.
Desniettegenstaande kwam mijn oud leed weer boven; maar
altijd door overviel mij die akelige angst, kromp mij het hart
ineen en maakte mij dan zoo afgetrokken en stilzwijgend, dat
mijae arme bruid zulks wel moest opmerken en zich daardoor
beleedigd gevoelen.
Op zekeren avond gevoelde ik mij gansch niet in orde. Het v;as
altijd nog aan den Rijn; wij zalen op een ruw getimmerd balcon,
't welk uitzicht gaf op een tuin, vol bloeiende lindeboomen. Do
maan scheen heerlijk, alles genoot eene zoete rust. Daar kwam
Sonja naast mij staan en vroeg half fluisterend en eenigzins aar
zelend: »\Vladimir, scheelt u iets? Zijt gij ziek? . . . of gaat
gij gebukt onder eenig leed?"
«Gelukkig neen!" antwoordde ik, eenigzins heftig
»hoe
komt ge op zulk een gedachte?" . . .
Ik schrikte zelf van den ruwen klank mijner stem e» zeide
niets meer.
»Dan!'' . . . zeide zij, diep ademhalend, ^ . »dan . . . kan ik
slechts n ding vermoeden ... en moet ik geloove» dat ik u
reeds begin te vervelen!1'
»Mij?" riep ik ontsteld uit.
»Gij bohoeit u niet te schamen mij dit te b'eEennen!" zeide ?rj
met trotsche houding op eea vastberaden toon: »ik behoor niet
tot die zwakke meisjes, die aan de teering wegkwijnen, wanneer "
Zij bloosde en wendde het hoofd af; B ik laat u vrij," zeide zij zacht.'
»SoDJa", riep ik driftig uit »hoe kunt ge om Godswil zulk
eene gedachte in uw hoofd halen ? dat ik...."
»Dat ik u begin te vervelen".... vulde zij op half vroolijkeD,:
half tretirigen toon aan, »omdat het heel natuurlijk zou zija. Ik
ben niet als andere meisjes; ik kan niet kokelteoren, ik kan
slechts.... zij hield eensklaps op, zag verlegen en met van innige
liefde stralende oogen naar mij op, begon over haar gehecle
lichaam te beven ea vervolgens bitter te weencn.
»Gij kunt slechts beminnen!.... dat is het wat gij zeggen
wilt, niet waar?"
Zij knikte. »En gij?" vroeg zij, mij strak in 't gelaat ziende?
Wat ik daarop antwoordde'/ nu in elk geval was het voldoende
om haren twijfel te doen ophouden. - 'Wij stonden een poosje
naast elkander, zwijgend en gelukkig.
De avondwind ruischte door de toppen der lindeboomen, waar
uit van tijd tot tijd een bloesem Ier aarde viel.
Plotseling greep Sonja mijn hand, drukte ze in de hare en fluisterde:
»Ën nu, Wolooja, biecht mij eens eerlijk op wat u zoo treurig
maakt?"
»Niet?, waarin gij eene rol speelt mijn liefje" antwoordde ik.*-.
Daarop leunde zij haar hoofdje aarzelend en teeder tegen mijn
schouder en zeide, zoo zachtkeas, dat ik hare^ woorden slecht*