De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 2 november pagina 11

2 november 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

B* EI) E R t 11 ,jnét hei hart kon vmiaan. »0ok niets, waarover ik u zou kunnen troosten? Hoe ik haar aanbad! Als ik daaraan denk, wordt het en akelig te moede. Ik begrijp met, dat wij dezelfde zijn, de trouwhartige jongen van toen en ik. liet is mij van ziel verwisseld hebben". XII. persoon , of wij cn voIgenrTöft dag onlving ik een brief van mijnen broeder Boris. Zijn schrift herkende ik op 't eerste gezicht niet. liet was früjf, ypl dwaze krullen en op verschillende plaatsen algebroken door voor mij geheel onleesbare volzinnen en chineesche teekens. Hij schreef zeer veel van een groot plan, om namelijk den algcmeeïien dienstplicht in China in ie voeren. » Met de Ghincesciie armee,'' zoo eindigde hij zijn brief, »neem ik aan Europa te verlossen van alle dynastieën en alle vooroorcleelen met n slag uit te roeien!'' Ik wist dat mijn broeder zich in vroeger jaren veel mot nationaal- economie en in den laatsten lijd met het Chineesch had beziggehouden, heigeen ook eenigermate uit den brief duidelijk werd. Overigens bleef hij mij een raadsel; ik deed echter mijn best om de verschillende ongerijmdheden als zoovele humoris tische overdrijvingen te beschouwen, doch de indruk, dien het zeldzaam document in zijn geheel op mij maakte, was treurig en pijnigend. Daar mijn broeder in duidelijke bewoordingen den wensch had te kennen gegeven mij spoedig te zien en wel in Baden, waarheen hij mij uit Parijs zou tegemoet reizen, zoo begaf ik mij natuurlijk naar dit beroemde russen-elyseum, waarheen ook mijne l ante, die intusschen nog eene vriendin harer jeugd te Bonn wilde opzoeken, mij beloofde spoedig' te zullen volgen. Ik k mi m te Baden; vond evenwel noch mijnen broeder, noch oenen brief, welke zijne afwezigheid cenigszins kon ophelderen, in het door hem aangewezen hotel. Mij doodelijk vervelende, wachtte ik een.... twee dagen. De derde dag verliep..., maar van Boris geen spoor. Hoe juist ik mij alles nog herinner! liet was tegen den avond; de lucht was zoel. Ik zat, de stores rapier kamer naar beneden gclaien, aan mijne schrijitafcl en had juist een brief aaa Sonja voltooid. Ik greep als bij toeval naar eene Fransciie courant, een nummer van de Figaro, las een weer bericht, eene comische anecclole van vorstin B ..... vervolgensviel roijn oog on een ssccpalicberich!," het luidde cis volgt: ?>Een RufïUch milor, dien gansch Parijs kent, een oii.'lnoc!, met heersclizuchlig karakter en vrijzinnige ideeën, vorst y . . . . heeft gisteren in het bosch het rijtuig dos keizers aangehouden on hem de hand reikende, uitgeroepen: «ffion coxisin, --v.i-;j-;1 conipter sur votis?" ilij hield zich voor den keizer van C!,!:j;i. CJevullen van herscnsloornis schijnen reeds meermalen in rlu l'ainiiia S .... ta zijn. voorgekomen. Do voorname kranke is reeds onder behandeling van dokter lilonche." De voorname kranke was mijn broeder Bons. De drie uren, welke nu volgden, vergeet, ik nooit. Zij vormen voor het oog mijns gees'es eene donkere vlek, die mij doet huiveren. Teen ik weder ecnigszins tot mij zelven kwam, viel het eerst mijn blik op den brief aan Sonja. Ik brak hern open, las hem tweemaal lang zaam over, van den d'Uurn tot de handtcckening ; vervolgens scheurde ik hem in lange, smalle sirookcn. Nu was het mot alles gedaan. Mijne tante had mij opgedragen kamers voor haar en mijne bruid te bespreken; m uiterst korten tijd konden zij te Baden aankomen. Sonja weder te zien, daar moest ik niet oan denken, dat moest in eik geval vevh.ifi.derd worden. Maar hoe ? \ Zou ik haar doodeenvoudig het uitgeknipte stuk uit de Figaro zenden, met de woorden er onder: »Gij ziet, het kan niet zijn?" Dat zou wel het gemakkelijkst geweest zijn, maar bij de ge dachte alleen, voelde ik het bloed naar de wangen Mijgeii; ik schaamde mij onbeschrijfelijk haar te bekennen, hetgeen ik vreesde. Nu, iets moest er gedaan worden. Ik poogde haar te schrijven, doch kon geen woorden vinden, mijne gedachten niet bij elkander houden ea krabbelde maar altijd door haren naam, Sonja ! Sonja ! Sonja ! Het was mij of er een kogel door mijn hoofd rolde sis bij het rouletspel en in mijn ooren klonk het sleeds: Sonja! Soii ja! mijn hart voelde ik ab 't ware uilzetten, in alle ledematen had ik eene pijnlijke vermoeidheid; rio xon i^ing onder, ten laatsie builen mij zelven va» wanhoop on siiiuïi. kn:e^ ik lodi Uvoo v:';!/iflm;rïi>>; elkaader,..zii. luidden : Mejuffrouw! »Wij kunnen nooit vereenigd worden. Ik heb mij in mijzelvcn bedrogen.1' Dit ruw, onaangenaam briefje deed ik, zonder hetzelve ook maar een enkele maal te hebben overlezen, in een couvert en bracht het oogenblikkelijk op de post. Toen... ging ik naar de conversatiezaal, zette mij aan/de rouleltafel en won schrikbarend. Ik liet mij verscheidene dames voorstellen, merkte met de grootste verwondering op dat ik plotseling opgewonden vroolijk was gewor den en maakte scherpe aanmerkingen op alles. Mijn hart klopte hevig, mijn handen en voeten waren ijskoud en de ademhaling beklemd. Nog twee dagen deed ik zulke onzin nige pogingen om mij te verstrooien en mijne smart het zwijgen op te .loggen, doch op den derden kon ik niet meer, sloot mij in mijne kamer op en liet mijn arm hart woelen zoo hard het maar wilde. Door mijn nameloos leed kwelde mij nog de herinnerin".aan elke bijzonderheid van mijn vervlogen geluk. Ik zag Sonja voor mij; mijne verbeeldingskracht tooverde mij elk oogenblik met haar doorgebracht nog eens voor den geest en in plaats van die herinneringen uit mijn ziel te verbannen, gaf ik mij geheel aan haar over. Ik leelde in het verleden... Daar brengt de bediende mij een brief mijner tante. Zij meldt mij haar aankomst, noodigt nrij 's avonds op de thee en maakt met geen enkel woord melding van de onhartelijke regelen, waarmede ik mijne verloving heb aigebrokea. Ik ben radeloos. Zij is in mijne nabijheid; nog n enkele maal... Ik sla drif tig uit mijn leuningstoel op, wil haar tegemoet snellen, doch val dood moede weer neder. Ik durf niet! Do schemering is aangebroken. De deur wordt geopend en opziend?, zie ik Sonja met een gelaat donker als de nacht. Huiverend herstel ik mij; een akelig stilzwijgen heerscht tusschen ons beiden. 5iij heeft de angst als verlamd, haar de schaamte. / Zij doet eene schrede voorwaarts, vouwt de handen en haalt diep adem. »Wolodja!" fluistert zij zacht en over haar droef gelac1' schijnt zich een zonnestraal te verspreiden. Ik... Nu, ik haal de schouders op en stamel verlegen, deerniswaardig: »Sophia Iwanowna!" Zij bloost en wijst op een stuk papier, dat zij in de hand houdt; vervolgens begint zij te stotteren e:i zegt eindelijk met gebroken stem: »Drie dagen geleden omving ik een akcligcn brief, met uwc handteekening; ik hield dezelve voor nagemaakt... het schrift was zoo vreemd;... was dal schrijven toch.... van u'?... 5 Ja! Sophia Iwanovvna.'' Zij scheurt mijn. brief langzaam in twee stukken, die op hel (spijt vallen en ziet mij aan met een blik zoo treurig, zoo hart verscheurend, als wilde zij daarmede zeggen: »is dan alles gelo gen ?".... Xa ccn korte pauze (luistert zij zacht, nauwelijks verslsanbnar: »heef t mij, ik zou niet welen hoe het mogelijk is, maar 't zou kunnen zijn, heeft iemand mij belasterd?" » Neen!" Ko.;- altijd slaat zij daar, ols aan den grond genageld en tracht te begrijpen wat niet te bcgnioen is. Het bloed stijgt mij naar het hoofd, ik gevoel, ik mij aan haar voelen zon willen werpen, mijne zoifbeheersching scheen mij te verlaten... -?-»-? »Verwijder u!'' roep ik gfisogd, buiten mijn zelven.."... om' Gods wil, verwijder u! Iemand zou u hier kunnen zien..". >;Ef! fïslooit gij, dat mij daaraan nog iets zou gelegen liggen?" ri,;p zij op doiïon loon. Bitterheid noch verwijt, slechts eene imringe, smartelijke ontsteltenis was op haar gelaat te lezen. Zij wilde hcenprian, hst was of mijn laatste uur geslagen had. O! kon ik haar nog slechls eene minuut aanschouwen en hooren spreken, vóór alles om mij heen doodsch en somber werd! «Vergeef mij;" fluisterde ik. Zij schudde het hoofdje. »Er 'r- niets te vergeven," zuchtte zi'. »vaarwel!1' en zij reikte mij de hand. Ik waagde het niet die aaa te raken en geheel buiten mif Züiven riep ik uit: »verwijder u." Zij ging de keel werd mij als toegesnoerd, het werd zwart voor lijijïie oogen. Ik tastte om mij heen als een blinde en weende luid. Daar hoor- ik een hali onderdrukten jubclkreet. Zij ligt aan mijn borst, haar armen om mijn hals geslagen en het lief gelaat luimend teilen mijn schouder. »O, !;,-;' i* rui M :iïr;",r ;:;c!i!)(,-:]it;!d;: verandering", .juicht zij, s o., i;; w i.v. iiei, w.;! ik gevelde het. lt;:i. oude leed is weder kottion. hei.-leed. dat i"Lniet.met mij deelen wilt..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl