De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 2 november pagina 5

2 november 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ko; 384 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOj)R NE|)EILAND. V 5' tn werkelijkheid ook een verdienste ia, die zal bijdragen om het een blij vende waarde te verleenen in de letterkunde, en tot nader onderzoek dat tweede vraagstuk uitstellende, of de behoefte aan dat zoogenaamde dra matisch geheel-" bij don toeschouwer te steunen en geen vooroordeel maar een blijk zijner ontwikkeling is, kan men als axioma opteekenen: in Hichard Hl van Shakespeare ontbreekt het dramatisch geheel" en dit gemis blijkt nadeelig te werken op den indruk, dien het publiek van dit urama ontvangt. In geen der drama's van Shakespeare is de stoutheid in het afschilderen van het gruwzame zoo ver gedreven en zoo volgehouden als in Richard III. Nergens elders is de held der geschiedenis dermate ontbloot van alles, wat men bet sympathieke" in eon persoon noemt. De misdaad met zoo koene kracht tot in zijn laatste konsekwenties gemaald zoude men te vergeefs-in een van Shakespeare's andere tooneelspelen zoeken. Indien wij ocs eon vergelijking, waarvan het derde zeker niet in de wederzijdsche verhouding der twee talenten wordt gelegd, mogen veroorlooven, dan staat Shakespeare's Slchard III tot zijn Maciïcth, zoo als Octave Feuillot's laron de Cltévrial (de hoofdpersoon uit den Roman Parisien",) staat tot zijn iïlonfjoyc. Riebard III teekent de laatsts phaso in het verval tot de laagste hartstochten en de laagste misdaden van den voornaamsten adelstand, in de figuur eens konings, Macbeth hoort thuis in een vroeger tijdperk en teekent het vorstendom, reeds op de helling des verderfs, maar nog niet gansch ontdaan van alle edele en hooge gevoel. Macbeth aarzelt steeds, tot het oogenblik van uitvoering toe, vóór bij een wandaad zal begaan, eu huivert, als hij er toe overgaat. Richard doet alles in koelen bloede en houwt links en rechts lachend op zijne slacht offers in. Zoo zien wij in Monfjoye een vroegere periode van het verval van den eersten burgerstand, dien der haule finance. Montjoyès gein at draagt nog niet zoo aeer de sporen der verregaande liedeiiijkheid, die het gedrag van de Chèvrial, als verpersoonlijking des laatsteu st adium's in het te gronde gaan, uitmaakt. Montjoys voert voortdurend strijd; daar is nog zedelijkheid in hem, hij eindigt met zich te bekeeren; de Ckéwial sterft op het feost van zijn wellust, een godslastering op de lippen. Merkwaardig is in Richard III, dat allo hoedanigheden vanzijnlicbnani en ziel samen hebben gewerkt om hem tot de vleeschwording van n enkelen hartstocht te maken, dien der eerzucht. Slechts berekening en een altijd m wreedheid ontaardende moed staan hem hieïbij ten dienste. Terwyl Macbeth zijne gade' nog bemint, \vekt elke gedachte aan vrouwen liefde slechts den hoonlach van Richard III op. Zijn boezem kent alleon dien uit wrevel en haat geboren zin naar grootheid, naar onderdrukking van wien ook die aan zijn zijde het hoofd durft opateken, iiaar do meest gewoldadige dwingelandij. Een woêrgalooze wraak neemt zijn overkrachtige ziel op de natuur, die haar in een afschuwelijke huisvesting sloot. Hij, schijnbaar bestemd om nietig en veracht te leven, om stoeds voor anderen te buigen, hij zal zich tot den machtigste en meest gevierde van allen maken, hij zal allo ruggea zich doen krommen om hem hoeii. Hot nöodlotsdrama is hier aau het woord. Voortgestuwd door den onzichtbaren en onweevsireafbaren arm zijner bestemming verliest dezo raensch zijn menschelijkheid en gaat op in de verfceerende passie, die hem beheerscht. »?*"??- " Ten einde Shakespeare hier recht te genieten, moet mon zich inspan nen om elk tafereel afzonderlijk gade ta slaan, er do kern van aan te grijpen, ieder détail tct zijn recht te doen komen. Hot is natuurlijk, dat do aanschouwing van Shakespearo'a treurspelen andur gevoel bij ons wakker roept als zijn tijdgenooten daarvan onder vonden, ander gevoel, als ds tooneelspeicu, door onze tijdgenooten sxcmaakt, in ons doet ontstaan. Daarom schijnt het bijzonder opmerkelijk, dat toch het morecle slot van het drama, de zich van Riuhard meestermakauda wroeging en wanhoop ons een tragisch genot bezorgt, wezenlijk en innig, meer dan welk der voorafgaande tooneelen ook heb vermochten. Wat wij over de opvoering, met Louis Couwmoester in de titelrol, deuken, is ia korte woorden gezegd. liet stuk is prachtig gemonteerd. In hoeverre ?wij in het algemeen meegaan met de methode van af te wijken van de oorspronkelijke monteering bij oude stukken, hopen wij een volgende week in een artikel over de misc-cn-scène nader uit een tu zetten. Ditmaal volsta de vermelding van de vyecldo der costumcn, die b. v. bij do tsvce optochten zeer uitkomt. Do hr. Bouwmeester heeft ia ziju Richard een type geleverd, waar wij ons maar half mede kunnen vereenigcn. Is deze opvatting eea volledig aanneembare? \Vij betwijfelen het. Nu en dan, vooral gedurende het tafereel der vreeselijke droomgezichten, vervulde de hr. Bouwmee^tsr ons met de oude bewondering voor zijn machtige gave, een bewondering, stellig niet minder dan waarmede wij hem in zijn groote scheppingen van voorheen hebben begroet. Als hij van het bed opvliegt, ontwakend uit een rusteloozen slaap, en zijn hevigste angst en havtepijn in een kreet vol ontzetting hem ontsnapt, als later de hem in den droom verschijnende geesten zijue haren te berge doen rijzen en der afschuw over zich zelf en aan het zwartste en vrushtelooze berouw ten prooi laten, dan speelt hij zoo magistraal, zoo meeslepend! Een kunstenaar van het earste gehalte is hij daar, men kan het niet loochenen. Ook de cynische lach, die hem gedurende de overige tafereelen nooit verlaat, heeft iets schrikwekkends, iets ijaigs, en beeldt naar waarheid den schurk zonder gemoed en zonder zenuwen af. Maar onze grief is, ten eerste, dafc da heer Bouwmeester ons te veel zijn Lodewijk XI en zijn Mavafc herinnerde soms, ten tweede, dat door hem uit het oog werd ver loren, boe Richard III wel een boosdoener is ja, maar een van koninklij ken bloede, een prins van hoog geslacht. Het adeldom, dat zoo zeor zijn voorvaderen heeft gekenmerkt, dat hem met de moedermelk is ingegeven, kan hem niet geheel verlaten hebben. Het spreekt uit de trekken, het spreekt uit het gebaar, hij uit geen lettergreep, of men ontwaart, dat niet een struikroover, maar een vorstenkind zijn stem doet booren. Dit element werd gemist in dezen Riehard. Dit is de eeu>ge aanmerking, die wij den IK er Bouwmeester kunnen-niakeu. HET TOONEEL TE ROTTERDAM. ? De Vos en do Saven. Mon bon monsieur. ' ' Apprenez que tout flatteur Vit aux dépens-de celui qui l'éeoute." Deze woorden uit De la Fontaine'a fabel Le Corbcau et Ie hendrd geven de stof voor het blijspel De Vos en de Haven van Labiche en Michel, dat deze week door de Maatschappij voor 't eerst werd opgevoerd en wel in eene voorstelling, de aandeelhouders eu hunne dames aangeboden. Een jong dichter, De Vos, die door zijne vrienden gevleid werd, zoolang hij champagne schonk, maar door hen werd verlaten toen hij niets meer bezat, wil zich verdrinken. Een arme gchoenpoetser ontvangt zijn laatsto schat en wol 24 stuiver, een kraag en eon manuscript, bavattonde de fa belen van Da Ia Fontaina. De achoenpoetser bladert in dit manuscript, terwijl de levensmoede dichter zich door het rooken zijner laatste sigaar tot den dood voorbereidt, en leest de fabel van de Raaf en da Vos". De Vos hoort die fabel, nij wijst hem den weg, dien hij tübewandelen heeft, om da menschea in aijne macht te krijgen. De vleier leeft van heu die naar hetn luisteren, bij zal vleien eu gelukkig loven. Ilij neemt deu'schoenpoetser als knecht in zijn dienst, vleit een kleermaker waardoor hij een pak voor zich en eon livreipak voor Tonio, zooals hij zijn bediende in 't vervolg noemt, geborgd krijgt; bij vlijt een ouden fat, den benrs-spooulantBikkelman, die er 23 verschillende vesten op nahoudt eu krijgt van hem dineetjes eu soupeetjes; hij vleit een paar dwaze jonkers en krijgt paarden en rijtuig te leen; hij vleit eindelijk de twee directeuren van een spoorweg maatschappij en wel den een, Van Duiveland, door hem te zeggen, dat do stukken, die deze in de courant schrijft, schitteren door vernuft en kennis en de andere, Blaasburg, een gebochelde, door zich zelf nog een grooteren bochel fe maken. Eindelijk zal hij zijn slag slaan; de Majoor Bank heeft hem zijne doch ter tot vrouw beloofd, wanneer hij eene betrekking en tien duizend gul don heelt; de beursspeculant zal hem de tienduizend gulden geven, de Directeuren zullen hem eene betrekking als Inspecteur aan hun spoorweg bezorgen. En wat gebeurt? Allen weigeren, vinden hem lastig en onaan genaam. Van Duiveland zegt het hem in ronde woorden: zulke vleierijen, waarvoor do niensch niet ongevoelig is, betaalt men mot kleine munt, zooals: fijne sigaren, een flesch champagne, een dineetjo; invloed kan alleen bij krijgen, dio zorgt, dat men hem heeft te vreezen." Dat. zal hij, Do Vos, onthouden; men zal hem vreezen. Hij sriirjjtt een artikel.in da courant, dat van Van Duiveland de schandelijkste dingen zegt. Doze echter werpt hem de courant voor do voeten; men vreest den leoii'.v, dio ops'.ilijk tegen iemand in het veld treedt, men ver acht de slancf, die heimelijk bijt. Deze woorden zijn eeue vingerwijziging voor hom ; hij zelf vindt ziju gedrag gemeen en l:iag eu wanneer hij straks brieven in handen krijgt, die Van Dulvehud kunnen compromittceren, dan werpt hij die brieven in hst vuur en geeft hierdoor Van Dui veland vergoeding voor het onrecht, hem aangedaan. Deze ziet dat De ~ Tos'TfifFGi'ave vent is, geeft hem de'betrekking en de Majoor geeft hem zijue dochter. Daarbij krijgt, hij nog een zodelcs op den koop toe onwel, (Ut beter dan vleierij en geheime bcao'auldigiugon ecu goed karakter ons door de wereld zal helpen. Ziohier dan uu eens een Fransch blijspel zonder bedrogen echtgenoot, ia meer nog, zonder liefdes-historie, zelfs zonder vrouwen. De enkele vrouwen-rollen, dio er in voorkomen, hebben niets om het lijf; in heb t.v.L'jlc bedrijf komt een oogenblik de dochter van den kleermaker op Lot tooneel, in liet vijfde sprcokt mevrouw llozendoorn ccuige woorden, t'.;-,n komt no? ccn paar maal een meid, die alleen spokpanne'ioeken kan bakko-, oi) het tooneel en eindelijk verschijnen nog een paar dames-figu* IM;.;..n. Er wordt nog wel vaa eene dame gesproken, de dodhter van d.'!) n;:'joor 'Dank, maar die komt niet op het tooneel. Do p;-oaf door de heeren Labiche en Michel genomen, om eens een s! uk zyiwer vrouwen en zonder liefdesgeschiedenis te schrijven, is totaal miilu'ct, want aau hun blijspel ontbreekt het hoogst noodigo, eene interessar.ts vcvwikkcling, handeling. Kot groote gemis dezer t.vee hoofll'actorcn moot gedurende vijf bedrijven vergoed worden door bijzaken,' t'io niets met het stuk te maken hebben, door redeneeriugen of door iiiuiwitoitcn, waarover wel iu het eerst wordt gelachen, maar die toch, wanneer men ze vijf bedrijven door moet aanhoorcn, erg vervelend worden. Maar door dit alles kan het gebrek niet worden vergoed, want alles, wat in het tweede, derde en vierde bedrijf voorkomt, kan gemakkelijk in eon bedrijf worden gezegd, zonder dat het to lang wordt. Dat wij hier nht to doen hebben met een stuk, dat werkelijk vijf bedrijvcn'hecft, mo?a daaruit reeds blijken, dat de voorstelling, die, als primeur, uit den ,-uird dor zr.uk langzamer wordt afgespeeld, begon om lutlf acht en drie kleine pauzes en n groote daarin begrepen, om half elf reeds eindigde. Do Directie der llaatscliappy heeft eeii groots fout begaan door dit stuk te kiezen; dio fout is to grooter, omdat deze opvoering de aandeel houders was aangeboden en zij dus, als het ware, eene voorstelling der leden van dit gezelschap aan de aandeelhouders moest zijn. Daar* too was toch zeer zeker noouig, dat men de beste dames beden-avond voor het voetlicht bracht. Ik heb het reeds gezegd, toen ik dit gezel schap bij het publiek introduceerde, dat liet zeer weinig goede lieerenacteurs heeft; behalve de heeren Van Zuylen, Faassen en Wagemans, cue ook gisterenavond weer het leeuwendeel te dragen hadden, bezit dit gezelschap nog slechts den hser artaud, die eenige rollen zeer goed speelt en ia andere goed te gebruiken is en den heer van Nieuwland, die zeer goed to gebruiken zou zijn, wanneer bij niet steeds verschrikkelijk over dreef en iedere rol tot eene charge maakte. De andere heeren zijn allen niets en kunnen alleen de meest ondergeschikte rollen vervullen. Daaren tegen bezit dit gezelschap eenige zeer goede dames-artisteu; men had dus mijns inziens, verstandig gehandeld door die DinsdagavondJtn laten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl