Historisch Archief 1877-1940
Ko; 384
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOj)R NE|)EILAND.
V 5'
tn werkelijkheid ook een verdienste ia, die zal bijdragen om het een blij
vende waarde te verleenen in de letterkunde, en tot nader onderzoek dat
tweede vraagstuk uitstellende, of de behoefte aan dat zoogenaamde dra
matisch geheel-" bij don toeschouwer te steunen en geen vooroordeel maar
een blijk zijner ontwikkeling is, kan men als axioma opteekenen: in
Hichard Hl van Shakespeare ontbreekt het dramatisch geheel" en dit
gemis blijkt nadeelig te werken op den indruk, dien het publiek van dit
urama ontvangt.
In geen der drama's van Shakespeare is de stoutheid in het afschilderen
van het gruwzame zoo ver gedreven en zoo volgehouden als in Richard III.
Nergens elders is de held der geschiedenis dermate ontbloot van alles,
wat men bet sympathieke" in eon persoon noemt. De misdaad met zoo
koene kracht tot in zijn laatste konsekwenties gemaald zoude men te
vergeefs-in een van Shakespeare's andere tooneelspelen zoeken. Indien
wij ocs eon vergelijking, waarvan het derde zeker niet in de
wederzijdsche verhouding der twee talenten wordt gelegd, mogen veroorlooven,
dan staat Shakespeare's Slchard III tot zijn Maciïcth, zoo als Octave
Feuillot's laron de Cltévrial (de hoofdpersoon uit den Roman Parisien",)
staat tot zijn iïlonfjoyc. Riebard III teekent de laatsts phaso in het verval
tot de laagste hartstochten en de laagste misdaden van den
voornaamsten adelstand, in de figuur eens konings, Macbeth hoort thuis in
een vroeger tijdperk en teekent het vorstendom, reeds op de helling des
verderfs, maar nog niet gansch ontdaan van alle edele en hooge gevoel.
Macbeth aarzelt steeds, tot het oogenblik van uitvoering toe, vóór bij een
wandaad zal begaan, eu huivert, als hij er toe overgaat. Richard doet
alles in koelen bloede en houwt links en rechts lachend op zijne slacht
offers in. Zoo zien wij in Monfjoye een vroegere periode van het verval
van den eersten burgerstand, dien der haule finance. Montjoyès gein at
draagt nog niet zoo aeer de sporen der verregaande liedeiiijkheid, die
het gedrag van de Chèvrial, als verpersoonlijking des laatsteu st adium's in
het te gronde gaan, uitmaakt. Montjoys voert voortdurend strijd; daar
is nog zedelijkheid in hem, hij eindigt met zich te bekeeren; de Ckéwial
sterft op het feost van zijn wellust, een godslastering op de lippen.
Merkwaardig is in Richard III, dat allo hoedanigheden vanzijnlicbnani
en ziel samen hebben gewerkt om hem tot de vleeschwording van n
enkelen hartstocht te maken, dien der eerzucht. Slechts berekening en
een altijd m wreedheid ontaardende moed staan hem hieïbij ten dienste.
Terwyl Macbeth zijne gade' nog bemint, \vekt elke gedachte aan vrouwen
liefde slechts den hoonlach van Richard III op. Zijn boezem kent alleon
dien uit wrevel en haat geboren zin naar grootheid, naar onderdrukking
van wien ook die aan zijn zijde het hoofd durft opateken, iiaar do
meest gewoldadige dwingelandij. Een woêrgalooze wraak neemt zijn
overkrachtige ziel op de natuur, die haar in een afschuwelijke huisvesting
sloot. Hij, schijnbaar bestemd om nietig en veracht te leven, om stoeds
voor anderen te buigen, hij zal zich tot den machtigste en meest gevierde
van allen maken, hij zal allo ruggea zich doen krommen om hem hoeii.
Hot nöodlotsdrama is hier aau het woord. Voortgestuwd door den
onzichtbaren en onweevsireafbaren arm zijner bestemming verliest dezo
raensch zijn menschelijkheid en gaat op in de verfceerende passie, die hem
beheerscht. »?*"??- "
Ten einde Shakespeare hier recht te genieten, moet mon zich inspan
nen om elk tafereel afzonderlijk gade ta slaan, er do kern van aan te
grijpen, ieder détail tct zijn recht te doen komen.
Hot is natuurlijk, dat do aanschouwing van Shakespearo'a treurspelen
andur gevoel bij ons wakker roept als zijn tijdgenooten daarvan onder
vonden, ander gevoel, als ds tooneelspeicu, door onze tijdgenooten
sxcmaakt, in ons doet ontstaan. Daarom schijnt het bijzonder opmerkelijk,
dat toch het morecle slot van het drama, de zich van Riuhard
meestermakauda wroeging en wanhoop ons een tragisch genot bezorgt, wezenlijk
en innig, meer dan welk der voorafgaande tooneelen ook heb vermochten.
Wat wij over de opvoering, met Louis Couwmoester in de titelrol, deuken,
is ia korte woorden gezegd. liet stuk is prachtig gemonteerd. In hoeverre
?wij in het algemeen meegaan met de methode van af te wijken van de
oorspronkelijke monteering bij oude stukken, hopen wij een volgende
week in een artikel over de misc-cn-scène nader uit een tu zetten. Ditmaal
volsta de vermelding van de vyecldo der costumcn, die b. v. bij do tsvce
optochten zeer uitkomt.
Do hr. Bouwmeester heeft ia ziju Richard een type geleverd, waar wij
ons maar half mede kunnen vereenigcn. Is deze opvatting eea volledig
aanneembare? \Vij betwijfelen het. Nu en dan, vooral gedurende het
tafereel der vreeselijke droomgezichten, vervulde de hr. Bouwmee^tsr
ons met de oude bewondering voor zijn machtige gave, een bewondering,
stellig niet minder dan waarmede wij hem in zijn groote scheppingen
van voorheen hebben begroet. Als hij van het bed opvliegt, ontwakend uit
een rusteloozen slaap, en zijn hevigste angst en havtepijn in een kreet
vol ontzetting hem ontsnapt, als later de hem in den droom verschijnende
geesten zijue haren te berge doen rijzen en der afschuw over zich zelf
en aan het zwartste en vrushtelooze berouw ten prooi laten, dan
speelt hij zoo magistraal, zoo meeslepend! Een kunstenaar van het
earste gehalte is hij daar, men kan het niet loochenen. Ook de cynische
lach, die hem gedurende de overige tafereelen nooit verlaat, heeft iets
schrikwekkends, iets ijaigs, en beeldt naar waarheid den schurk zonder
gemoed en zonder zenuwen af. Maar onze grief is, ten eerste, dafc
da heer Bouwmeester ons te veel zijn Lodewijk XI en zijn Mavafc
herinnerde soms, ten tweede, dat door hem uit het oog werd ver
loren, boe Richard III wel een boosdoener is ja, maar een van koninklij
ken bloede, een prins van hoog geslacht. Het adeldom, dat zoo zeor zijn
voorvaderen heeft gekenmerkt, dat hem met de moedermelk is ingegeven,
kan hem niet geheel verlaten hebben. Het spreekt uit de trekken, het
spreekt uit het gebaar, hij uit geen lettergreep, of men ontwaart, dat niet
een struikroover, maar een vorstenkind zijn stem doet booren. Dit element
werd gemist in dezen Riehard. Dit is de eeu>ge aanmerking, die wij den
IK er Bouwmeester kunnen-niakeu.
HET TOONEEL TE ROTTERDAM. ?
De Vos en do Saven.
Mon bon monsieur. ' '
Apprenez que tout flatteur
Vit aux dépens-de celui qui l'éeoute."
Deze woorden uit De la Fontaine'a fabel Le Corbcau et Ie hendrd
geven de stof voor het blijspel De Vos en de Haven van Labiche en
Michel, dat deze week door de Maatschappij voor 't eerst werd opgevoerd
en wel in eene voorstelling, de aandeelhouders eu hunne dames aangeboden.
Een jong dichter, De Vos, die door zijne vrienden gevleid werd, zoolang
hij champagne schonk, maar door hen werd verlaten toen hij niets meer
bezat, wil zich verdrinken. Een arme gchoenpoetser ontvangt zijn laatsto
schat en wol 24 stuiver, een kraag en eon manuscript, bavattonde de fa
belen van Da Ia Fontaina. De achoenpoetser bladert in dit manuscript,
terwijl de levensmoede dichter zich door het rooken zijner laatste sigaar
tot den dood voorbereidt, en leest de fabel van de Raaf en da Vos". De
Vos hoort die fabel, nij wijst hem den weg, dien hij tübewandelen heeft,
om da menschea in aijne macht te krijgen. De vleier leeft van heu die
naar hetn luisteren, bij zal vleien eu gelukkig loven. Ilij neemt
deu'schoenpoetser als knecht in zijn dienst, vleit een kleermaker waardoor hij een pak
voor zich en eon livreipak voor Tonio, zooals hij zijn bediende in 't vervolg
noemt, geborgd krijgt; bij vlijt een ouden fat, den
benrs-spooulantBikkelman, die er 23 verschillende vesten op nahoudt eu krijgt van hem dineetjes
eu soupeetjes; hij vleit een paar dwaze jonkers en krijgt paarden en
rijtuig te leen; hij vleit eindelijk de twee directeuren van een spoorweg
maatschappij en wel den een, Van Duiveland, door hem te zeggen, dat
do stukken, die deze in de courant schrijft, schitteren door vernuft en
kennis en de andere, Blaasburg, een gebochelde, door zich zelf
nog een grooteren bochel fe maken.
Eindelijk zal hij zijn slag slaan; de Majoor Bank heeft hem zijne doch
ter tot vrouw beloofd, wanneer hij eene betrekking en tien duizend gul
don heelt; de beursspeculant zal hem de tienduizend gulden geven, de
Directeuren zullen hem eene betrekking als Inspecteur aan hun spoorweg
bezorgen. En wat gebeurt? Allen weigeren, vinden hem lastig en onaan
genaam.
Van Duiveland zegt het hem in ronde woorden: zulke vleierijen,
waarvoor do niensch niet ongevoelig is, betaalt men mot kleine munt,
zooals: fijne sigaren, een flesch champagne, een dineetjo; invloed kan
alleen bij krijgen, dio zorgt, dat men hem heeft te vreezen." Dat. zal hij,
Do Vos, onthouden; men zal hem vreezen. Hij sriirjjtt een artikel.in da
courant, dat van Van Duiveland de schandelijkste dingen zegt. Doze
echter werpt hem de courant voor do voeten; men vreest den
leoii'.v, dio ops'.ilijk tegen iemand in het veld treedt, men ver
acht de slancf, die heimelijk bijt. Deze woorden zijn eeue vingerwijziging
voor hom ; hij zelf vindt ziju gedrag gemeen en l:iag eu wanneer hij
straks brieven in handen krijgt, die Van Dulvehud kunnen
compromittceren, dan werpt hij die brieven in hst vuur en geeft hierdoor Van Dui
veland vergoeding voor het onrecht, hem aangedaan. Deze ziet dat De
~ Tos'TfifFGi'ave vent is, geeft hem de'betrekking en de Majoor geeft hem
zijue dochter. Daarbij krijgt, hij nog een zodelcs op den koop toe onwel,
(Ut beter dan vleierij en geheime bcao'auldigiugon ecu goed karakter ons
door de wereld zal helpen.
Ziohier dan uu eens een Fransch blijspel zonder bedrogen echtgenoot,
ia meer nog, zonder liefdes-historie, zelfs zonder vrouwen. De enkele
vrouwen-rollen, dio er in voorkomen, hebben niets om het lijf; in heb
t.v.L'jlc bedrijf komt een oogenblik de dochter van den kleermaker op
Lot tooneel, in liet vijfde sprcokt mevrouw llozendoorn ccuige woorden,
t'.;-,n komt no? ccn paar maal een meid, die alleen spokpanne'ioeken kan
bakko-, oi) het tooneel en eindelijk verschijnen nog een paar dames-figu*
IM;.;..n. Er wordt nog wel vaa eene dame gesproken, de dodhter van
d.'!) n;:'joor 'Dank, maar die komt niet op het tooneel.
Do p;-oaf door de heeren Labiche en Michel genomen, om eens een
s! uk zyiwer vrouwen en zonder liefdesgeschiedenis te schrijven, is totaal
miilu'ct, want aau hun blijspel ontbreekt het hoogst noodigo, eene
interessar.ts vcvwikkcling, handeling. Kot groote gemis dezer t.vee
hoofll'actorcn moot gedurende vijf bedrijven vergoed worden door bijzaken,'
t'io niets met het stuk te maken hebben, door redeneeriugen of door
iiiuiwitoitcn, waarover wel iu het eerst wordt gelachen, maar die toch,
wanneer men ze vijf bedrijven door moet aanhoorcn, erg vervelend worden.
Maar door dit alles kan het gebrek niet worden vergoed, want alles,
wat in het tweede, derde en vierde bedrijf voorkomt, kan gemakkelijk
in eon bedrijf worden gezegd, zonder dat het to lang wordt. Dat wij
hier nht to doen hebben met een stuk, dat werkelijk vijf bedrijvcn'hecft,
mo?a daaruit reeds blijken, dat de voorstelling, die, als primeur, uit den
,-uird dor zr.uk langzamer wordt afgespeeld, begon om lutlf acht en drie
kleine pauzes en n groote daarin begrepen, om half elf reeds eindigde.
Do Directie der llaatscliappy heeft eeii groots fout begaan door dit
stuk te kiezen; dio fout is to grooter, omdat deze opvoering de aandeel
houders was aangeboden en zij dus, als het ware, eene voorstelling
der leden van dit gezelschap aan de aandeelhouders moest zijn. Daar*
too was toch zeer zeker noouig, dat men de beste dames beden-avond
voor het voetlicht bracht. Ik heb het reeds gezegd, toen ik dit gezel
schap bij het publiek introduceerde, dat liet zeer weinig goede
lieerenacteurs heeft; behalve de heeren Van Zuylen, Faassen en Wagemans,
cue ook gisterenavond weer het leeuwendeel te dragen hadden, bezit
dit gezelschap nog slechts den hser artaud, die eenige rollen zeer goed
speelt en ia andere goed te gebruiken is en den heer van Nieuwland, die zeer
goed to gebruiken zou zijn, wanneer bij niet steeds verschrikkelijk over
dreef en iedere rol tot eene charge maakte. De andere heeren zijn allen
niets en kunnen alleen de meest ondergeschikte rollen vervullen. Daaren
tegen bezit dit gezelschap eenige zeer goede dames-artisteu; men had
dus mijns inziens, verstandig gehandeld door die DinsdagavondJtn laten