Historisch Archief 1877-1940
10
T)E AMSTERDAM M EU, W
VOOR N E D E tl L A N D.
?No.
van handelen moet hun, bij het naaien hunner bescbikkingen, worden
gelaten. ,
Wanneer deze manoeuvres zooveel mogelijk hot beeld zijn van deu
werkelijken krijg en behoorlijk worden geleid, dan kunnsn zij v;va groot
nut zijn, zoo niet, dan zijn zij niet anders dan een geldverspillend
cornedie-spel.
Bij die leiding is vooral de werkkring van den opperbevelhebber of
leider en van de scheidsrechters van het groolste belang; daarop willen wij
hier eenigszins nader de aandacht vestigen.
De geheeïe persoonlijke handeling van den leider der manoeuvre
moet goed doordacht en wel beredeneerd zjjn. Hij moet steeds zijne kalmte
bewaren, en ernstig en met onpartijdigheid oordeelen. Hij moet ten allen
tijde vermijden, oni voorbarige oordeelvellingen te doen over de handel
wijze der aanvoerders van beide partijen, en dit op driftige wijze te uiten.
Deze uitingen toch worden opgevangen en aan hen, die ze aangaan, over
gebracht door personen, op wier weg dit geenszins ligt. Met de beste be
doeling en in de meening hen, aan wie zij die mededeelingen doen, van
dienst te zyn, brengen zij deze in den regel nog meer in verwarring,
en doen hen soms de meest verkeerde besluiten nemen, omdat die niet
het gevolg ziju van eigen oordeel en beslissing met het oog op de om
standigheden, maar wel van de van hooger hand gemaakte opmerkin
gen. De taak van de scheidsrechters is van nog meer ingewikkelden en
teederen aard, omdat zij telkens voor onmiddellijk op te lossea en uit
te maken moeilijkheden worden geplaatst.
Het ia dus van het grootste belang dat zij, die als scheidsrechters bij
deze manoeuvres worden aangewezen,voor die gewichtige taak berekend zijn.
Een scheidsrechter heeft slechts oordeel te vellen over den tactischen
toestand op het oogeublik van den aanval, andeis niet! Om behoorlijk
aan zijne verplichtingen te voldoen, moet hij met kalmte uitspraak doen,
zonder toe te geven aan vreemden invloed van buiten of aan kameraad
schap, zonder eenige voorliefde voor dit of dat wapen of korps, of wel
voor de een of andere methode van handelen. Zijne beslissing moet in
overeenstemming zijn met de werkelijkheid en het gevolg van een, hoe
wel kort daarom toch grondig, onderzoek.
Hoe eenvoudig en natuurlijk het bovengezegde ook schijne, laat ech
ter de uitvoering in de werkelijkheid dikwijls veel te wenschen over, en
ziet men daarbij vaak de grofste fouten begaan.
Mogen wij de mededeelingen van een correspondent van een onzer
dagbladen, omtrent de onlangs in Noord-Brabant gehoudene groote
manouvres, als juist aannemen, dan was in dit opzicht, vooral wat aangaat
het bewaren van de zoo hoog noodige kalmte en bedaardheid bij de hoogst
geplaatste autoriteiten en scheidsrechters nog al een en ander aan te merken.
Een scheidsrechter moet zich vooral wachten voor het uiten van zijne
meening vóór de noodzakelijke beslissing, voor het geven van eenigen
raad, aanmoediging of beoordeeling van voorkomende toestanden.
Uitdrukkingen als b.v. Wanneer men die of die beweging uitvoerde, zou
ik zus of zoo beslissen", of dergelijken mogen niet voorkomen. Zij kun
nen tot niets anders leiden, dan om zwakke karakters aan het weifelen
en in verwarring te brengen, hunne zelfstandigheid nog meer te verlam
men en zullen in het algemeen slechts belemmerend inwerken op de
leiding en aanvoering der troepen.
Elke willekeurige beslissing, welke niet op zuiver tactische gronden
steunt, is verwerpelijk. Men hoort soms de meest ongeloofelijke en meest
onwaarschijnlijke beslissingen. Heeft iets dergelijks plaats, dan is dit ge
woonlijk op verlangen van den leider der manoeuvre, die wenscht dat de
operatiën een bepaalde, door hem gewilde richting zullen nemen, in plaats
van aan den gang van het govecht zijn natuurlijken loop te laten.
De leider of bevelhebber, die aldua handelt, begaat een groote fout,
hetzij dat hij zelf dergelijke uitspraken doet, hetzij hij er de scheids
rechters toe noopt, in welk laatste geval hij hunne vrijheid van handelen
en onafhankelijkheid op ongeoorloofde wijze belemmert en aan banden
legt. Dit voert tot de onnatuurlijkste toestanden en verhoudingen. Men
wordt op een dwaalspoor gebracht omtrent de vuuruitwerking en de
door de verschillende wapens verkregene resultaten. Zelfs het moreel
element der troepen wordt aangetast. Men moet niet vergeten, dat de
manoeuvres niet alleen ten doel hebben de technische en tactische eigen
schappen der troepen te ontwikkelen, maar dat ook de opwekking van
het moreel van den soldaat dient te worden in het oog gehouden. En
het kan niet anders dan ontmoedigend werken, wanneer zelfs de een
voudige soldaat bemerkt, dat de uitspraak van een scheidsrechter alleen
hem noodzaakt om een positie te verlaten en prijs te geven, welke hij
en zjjne kameraden nog zeer goed als houdbaar en verdedigbaar be
schouwen.
De scheidsrechters moeten bij hunne uitspraak en beslissing rekening
houden met: sterkte, formatie en moreel der troepen, waarschijnlijke uit
werking der wapens en toestand van het terrein, met het oog op aanval
en verdediging.
Alleen slechts rekening houden met de sterkte der over elkaar staande
troepen, zooals vaak geschiedt, is eene groote dwaling. Er zijn te veel
voorbeelden, de krijgsgeschiedenis bewijst het, dat een zwakkere troep
een veel sterkeren door zijn juist afgegeven vuur of door andere middelen
terugsloeg; getuige Landby, Laufach, Fauber-bischoffsheim,
Ueaume-laEolande, het park van Buzeuval enz.
Wel is het waar, dat het bij de manoeuvres moeilijk is zich zulke omstan
digheden voor te stellen, daar het moreel van den troep aan beider zijden
uit den aard dor zaak veelal vrij gelijkmatig is. Dit neemt echfer niet
we,?, dat men daarbij nu en dan niet met grond eene waarschijnlijke
weifeling bij eeue afdeeling zoude kunnen aannemen tengevolge van plot
selinge verliezen, overvailiug of onstuimiger! aanval.
Ook dient er rekening gehouden te worden met de houding en aan
wending der strijdende troepen, en met de ie.'ding van het vuurgevccht.
Wanner b. v. een troep tot op don korst 1.3;'gelijken afstand van dea
vrind iu potitie is gekomen, en daarbij a;, i ht:t werkzaam vuur
' ia blootgesteld, in plaats van na een kort en hc\i?'
sneh'iiur onmiddellijk tot den aanval niet de bajonet over te gaan, zich
zonder reden ia dien gevaarlijken toestand ophoudt, wanneer men bij de
aauvonrdors besluiteloosheid en \vfifoling waarneemt, dan zal de
scheidsrct:',i!ei- zeker moeilijk uien troep de overwinning kunnen toewijzen, wan
neer deze eindelijk tot don storm overgaat. Zijn» beslissing zal zeker eene
geheel andere zijn, zoo hij dien troep niet aelfs vóór den aanval, als buiten
gevecht gesteld, heeft doen teruggaan. Wanneer een aanvalstroep daaren
tegen op eeu afhellend terrein plotseling op den vijand stort, en zich na
een enkel salvo, onder een luid hoerah! onstuimig met de bajonet op
den vijand werpt, moet zulk een aanval als geslaagd worden aangemerkt,
zelfs wanneer de tegenpartij numeriek eenige meerdere sterkte heeft.
Men mag met grond aannemen dat de officieren, die als scheidsrechters
worden aangewezen, niet alleen voldoende bekend zijn zoowel met de
uitwerking van het infanterie- als van het artillerievuur, maar ook ver
trouwd zijn met de tactiek en de wijze van aanwending der drie wapens;
dit toch is een bepaalde T, oreisohte om met grond hunna uitspraken te
kunnen doen.
De scheidsrechter moet ook wel in het oog honden, dat hij bij de ma
noeuvres te paard is, en dat dus verscheidene zaken, bezien van eeu meer
verheven punt, zich aan hem geheel anders voordoen dan aan de troepen
te voet. Het zal alzoo kunnen voorkomen dat een scheidsrechter, die d«
beide partijen kan overzien, vermeent dat een troep, welke ten aanval
oprukt, tijdens deu geheelon duur der beweging aan het vuur van den
verdediger is blootgesteld, terwijl een slechts geringe ten-emplooi hem
daaraan voldoende ontdrekt. Indien er bij hem in dusdanig geval twijfel
bestaat, moet hij zich in galop naar een zoodanig punt begeven, waar
hij zich eea juist denkbeeld kan maken van den toestand van het terrein
en van de waarschijnlijke vuuruitwerking.
Nimmer moet een scheidsrechter zich naar korte regels of formules
laten leiden. Zoo zonde het b. v. eene groote dwaling zijn eene batterij,
welke rechts en links door infanterie wordt gedekt, hare positie te doea
verlaten, omdat zij zich onder het werkzame vuur bevindt van een tegrn
haar oprukkenden troep. Onder dergelijke omstandigheden blijft in een
ernstig gevecht eene batterij tenzij zij door lafhartigen wordt bediend
op have plaats, zelfs wanneer haar slechts twee maii per stuk overbleef.
In 'zoodanig geval moet het theoretisch voorschrift, dat een batterij
niet aan infanteiïe-vuur moet worden blootgesteld, worden ter zijde
pclaten, en moet de scheidsrechter zich afvragen, of het in de werkelijkheid
nuttig zoude zijn de batterij in hare positie te laten, niettegenstaande de
groote verliezen, waaraan zij zoude zijn blootgesteld, en of hare flanken
voldoende door de infanterie worden beschermd. Deze vraag bevestigend
beantwoordende, moet hij de waarschijnlijke uitwerking van het vuur der
artillerie en der infanteriebedekking nagaan, en hieruit het weerstands
vermogen, dat zij den aanvaller kan tegenstellen, afleiden. Voor het ge
val dat de positie door den verdediger moet worden opgegeven, zal uo
scheidsrechter deze batterij terecht als door den vijand genomen moeten
beschouwen, daar zij, zoo lang aan het infanterie-vuur hebbende
blootgestaan, waarschijnlijk wel al hare paarden zal hebben verloren.
De Leider en de scheidsrechters mogen verder niet toestaan, dat er
door de troepen-afdeelingen en de officieren geen rekening wordt gehouden
met de uitwerking van het vuur, dat op hen wordt gericht. Men ziet.
nog maar al te dikwijls by de manoeuvres b. v. een cavalerietroep heel
kalm stand houden op een paar honderd pas der infanterie, en op eeu
terrein, dat geheel door het vuur dar laatste bestreken wordt; officiers
patrouilles tot zeer nabij de vijandelijke tirailleurlinie naderen en om hare
vleugels heêngaloppeereu enz;; allerlei slechte gewoo nten, vaak door de
cavalerie aangenomen, en welke door de scheidsrechters niet moesten
worden geduld. Men hoort in den laatsten tijd dikwerf deze redeneering:
Men moet aan de cavalerie hare stoutmoedigheid niet ontnemen, en Let
haar daarom nu en dan vergeven van op onregelmatige wijze te handelen."
Dit is verkeerd. De zekerste weg om haar de stoutmoedigheid te ont
nemen is, haar bij de vredes-oefeningen handelingen te laten uitvoeren,
welke in den oorlog onuitvoerbaar zouden blijken.
Eene cavalerie-charge moet als afgeslagen worden beschouwd, wanneer
zij tegen goed geordende infanterie wordt aangewend, daarentegen als
geslaagd, wanneer de infanterie terugtrekkende is, en vooral wanneer
dit onder 'svijands vuur plaats heeft. Wanneer infanterie tegen eene op
haar vurende vijandelijke stelling oprukt en de cavalerie haar bij dien
opmarsch in de flank aanvalt, moet deze cavalerie-aanval als gelukt worden
aangemerkt, omdat de aldus aangevallen infanterie, zich van twee zijden
tegelijk moetende afweren, meestentijds haar heil zal zoeken in eene op
stelling in gesloten orde, welke haar in dubbele mate aan het vijandelijk
vuur blootstelt.
Nog een andere vreemde opvatting omtrent hot aanwenden der cavale
rie doet zich hierbij dikwerf voor. Dan wordt door de scheidsrechters
aangenomen, dat een cavalerie-charge, de eerste maal niet kunnende slagen,
gewoonlijk gelukken moet wanneer zij herhaald wordt. Hieruit volgt dat
dan de aanvaller, na zijn eersten mislukten opmarsch, terug keert, weer
front maakt, den aanval herhaalt, en dan verondersteld wordt de over
winning te hebben behaald. Indien die aanval de eerste maal niet is ge
lukt en de aanvaller genoodzaakt is geworden onder 's vijands vuur te
retireeren, moest hij beschouwd worden van gedurende eenigen tijd niet
in staat te zijn den aanval te hervatten.
Een afgeslagen cavalerie-charge zoude alleen dan mogen herhaald
worden, wanneer die cavalerie door andere troepen is opgenomen en
inmiddels belangrijke versterkingen had ontvangen. En zelfs onder deze
gunstige omstandigheden is dit nog niet eens altijd mogelijk. De Fransche
38ste brigade zon bij Mars-la-Tour, na haar echec, hoe ook versterkt,
niet in staat zijn geweest nogmaals ten aanval vooiuit te gaan. Zg was
physiek en moreel uitgeput.
liet zal, na deze vluchtige opmerkingen omtrent den werkkring Tan
Leider en scheidsrechters, bij de groote manoeuvres zeker wel overbodig
zijn op te merken, dat hat onmogelijk en ook onnoodig is voor hen vaste
regula vait te si ellen voor da verschillende gevahen, welke zich kunnen