Historisch Archief 1877-1940
No. S85
BE AMSTERDAM M E R, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
,-oordoen. Hunne tactische kanni* en militaire tact znllen hen bij hunne
"?-«?liesingen de beste leiddraad zijn. Vooral motfen zij nooit toela^n, dat
i<« troepen der wederzijdache partijen, medegesleept door de opn-indinsf
van den strijd en da zucht naar de overwinning, tot iu de vijandelijke
«Miing doordringen. In dergelijk geval laat de Leider halt blaxen, de
r.u'fenJjjg staken en iedereen zijn aangewezen plaiifa weder hürnetueu.
Het is mede van groot belang dat de scheidsrechters steeds ter plaatse
tegenwoordig zijn, waar hunne tegenwoordigheid vereischt wordt. Het
tegenovergestelde geval geeft tot oponthoud en stoornis aanleiding,
-* Mineer bijv. op het oogeublik van den aanval twea tegen over
elkau':-r etaande afdeelingen genoodzaakt zijn, met het geweer bij den voet,
;? ne beslissing af te wachten, welke uitblijft. Het nadeel hiervan springt
?j meer in het oog, wanneer men nagaat, dat gedurende deze
gedwonju ru?t eene of wel beide partijen versterking kan doen aanrukken,
hetik den wederzij isehen toestand aanmerkelijk wijzigt.
eindelijk moet de scheidsrechter er op bedacht zijn, om den leider der
manoeuvre voortdurend op de hoogte te houden van den gang der zaken.
Dit wordt wel eens vergeten. En toch is het noodzakelijk dat de leider,
om de handeling der beide partgen te kunnen nagaan, omtrent de
verscaillende uitgevoerde bewegingen wordt ingelicht; deze inlichtingen
moeten hem niet door de aanvoerders der strijdende partijen, maar wel
<Ioor de scheidsrechters worden verstrekt.
Uit een en ander blijkt zooals wij boven reeds aanmerkten hoe
moeilijk de rol van leider en scheidsrechter bij eene groote manoeuvre is,
te meer daar de eigenliefde der daarbij handelende personen er hen dik
wijls toe voert, om eenige beslissing, welke hen niet voldoet, onbillijk te
noemen. Het is dus van het grootste belang, dat het gezag der scheids
rechters .zich doet gelden en gevoelen, niet alleen door den dwang der
discipline, maar vooral door hunne tactische kennis en juiste oordeel velling.
Bataaf.
BIBLIOGBAPHIE.
De Stïltaiee Gids, 6de aflevering;
Beschouwingen over bet verdedigingsstelsel van Belgiëen
neutraliteitsqnaestiën, door P. G. Booms. Beschouwingen over de oefeningen en
sterkte der vestingartillerie, door X. Eenige aanteekcningen omtrent
de groote manoeuvres der 3de Divisie Infanterie in 1883. Generale Staf
bij Zee- en Landmacht, door F. H. Boogaard. Waalsdorp exit, door
F. H. Boogaard. Amalgama: Stokvischorders. Vermogen en
gebruik der hedendaagsche handvuurwapenen door kapitein Hanckar.
Enkele gegevens omtrent geweerstelsels. Vergelijkend overzicht van
de trefkans by gezamenlijk vuur. Indisch militair tijdschrift.
Militair Blad, no. 20.
De jongste vorderingen op het gebied der luchtvaart. Over Infan
terie. Sterkte der lichting in Frankrijk voor 1884. Observatieposten
mj het Russische leger. Verschenen boeken. Benoemingen enz.
KRACHT IN ZWAKHEID.
EEN FANTASIE
DOOR
A.ntoinette.
In een half duister vertrek, waaruit de zonnestralen der Mei
verbannen waren, zat een jonge vrouw, waarvan het doodsbleek gelant
aan marmer deed denken. Naast haar stond een jong meisje, wier
bezielde oogen smeekend en vol deernis opzagen tot de als ver
steende gedaante, die onvatbaar voor eiken indruk haar noch scheen
te zien, noch te hooren.
»0 Marie!" klonk het met zachte, doch hartstochtelijke over
reding, «denk aan hem, die al het. leed met u decU; die ook
moest afstaan wat gij hebt verloren; uw smart te zien is voor
hem nog ondragelijker dan elk gemis.''
Maar de woorden vonden geen echo; de brandende, strakke
oogen staarden onbewegelijk voor zich,
Als had haar zelve zulk leed getroffen, begreep Marie's jonge
vriendin al het zielewee van hem en haar die weinig dagen ge
leden nog tot de gelukkigste der menschen behoorden totdat hij,
die geen geluk eerbiedigt, de woning was binnengekomen en
een tweetal had gerooid, vier jaren geleden op een Meidag ge
boren.
Twee zusjes en ne ziel! Ze waren de vreugd, het leven ge
weest der moeder die nu geen tranen had om haar verlies te
beweenen.
Vol levenslust, met rozen op de wangen hadden die twee ge
darteld, totdat te midden van hun vroolijkheid dezelfde ziekte
haar onmeedoogend aangreep en niet had losgelaten eer beider
laatste ademtocht als ne ziel ontvlood en zij te samen waren
heengegaan naar 't Onbekende.
Twee zusjes en ne ziel! Hoe konden zij gescheiden worden ?
Toen de laatste hoop verdwenen was, en de moeder
hareMeibluempj'js in de laatste enge woning had ter ruste gelegd, voor 't laatst
de blonde enge!enko[>jes boven het kleed van zulke bloemen had
aangestaard ea iri woeste wanhoop met eigen adem die teedere
wezens tot het leven wilde terugroepen en 't eindelijk had be
grepen dat er niets meer te zorgen was voor die twee, toen was
in haar geest plotseling de doffe berusting gedaald die geen tra
nen meer heeft, geen wanhoop zelfs.
Van de groeve, waarin hij zoovele illusies begraven had, keerde
de vader terug.
Hij keerde allén, hij kon bij zijn diepe, namelooze smart, geen
getuigen dulden. Hij drukte de zwijgende vrouw aan zijn hart en
vergat het verlies, de begraven bloemen, om slechts te voelen
dat hem ook het liefste was ontroofd, de liefde zijner Marie; want
zijn teederste woorden vonden geen weerklank, hij, de innig ge
liefde was een vreemdeling geworden voor haar versteend hart,
voor haar geheel verwarden geest.
Soms, gedurende de eindeloos lange dagen die volgden, schrikte
zij op uit hare verstijving en klonk door de sombere woning de
angstige kreet: s Maak mij wakker! O die droom! Die vreeselijke
droom!" En wanneer dan de stem der teederste liefde haar
poogde te troosten, verzonk de troostelooze in nieuwe machte
loosheid. Soms ook, ijlde de arme moeder angstig en gejaagd
haar huis door, overal zoekend, nogmaals zoekend en wan
neer in de als uitgestorven sombere woning de huisschel, luider
dan gewoonlijk klonk, snelde zij met waanzinnigen lach haar
kamer uit, met een kreet die aan het denkbeeld gelooven wilde:
»Daar zijn ze! Zij komen terug! Eindelijk!"
Niet in de armen die haar in zulke oogenblikken steunden en
weerhielden en zacht meevoerden, vond zij rust, slechts uitput
ting hergaf kalmte, vergetelheid.
Langzamerhand verminderden die aanvallen van halven waanzin,
maar de doffe berusting bleef. Verzonken in volkomen apathie,
antwoordde zij werktuigelijk op elke vraag, en bleef ontoegankelijk
voor woorden en daden van liefde en troost.
Afleiding! Verandering l riepen belangstellende vrienden en hun
raad was de bitterste ironie tegenover het onveranderlijke: »laat
mij met rust, ik ben zoo moede . . .", de bitterste ironie tegen
over een lichaam, even krachteloos geworden als de ziel die het
bewoonde.
Een kind der weelde was de rampzalige man geweest, voor wien
nu geen bloem meer geurde.
Rijk en gelukkig, hadden een fïjnbeschanfde geest en werkzaam
heid hem voor vertroeteling behoed en kende hij van 't leven
slechts de zonnige kant en nu werden al zijn liefde, al de rijk
dom van zijn hart hem in n slag ontroofd.
Met mannenmoed droeg hij zijn lot, het onvermijdelijke; meer
dan ooit voeMe hij de kracht van een werkzaam bestaan. Maar
als hij uit zijn fabriek waar 'tpractisch leven hem bezig hield,
terugkeerde naar zijn woning, dan zonk meermalen de moed van
den maa geheel en al weg bij het zielewee van den mensch.
Was het niet een ledige woning die hij binnentrad? De bleeke
zwijgende gestalte die hem daar wachtte, was niet zijne Marie;
't was slechts hare schim.
Toch was nog een trouwe troosteres in zijn sombere woning
gebleven, eene, die eigen leven voor hare vrienden zou hebben
geofferd, zoo zij hiermee 't geluk in hun hart had kunnen terug
tooveren. Maar Randall, geheel verzonken in zijn lijden, nam
Augusta's zorgen en algeheele toewijding aan, zonder ze te ge
voelen; zonder dankbaarheid.
Doch zij, die voor onbegrensde toewijding vatbaar was, die
hare vrienden aanbad, vond in hare onopgemerkte taak een rust
punt, gelijk zij in blijde dagen de grootste vreugde van een
ovegens somber leven, in de woning dier vrienden genoten had.
Meer dan in haar ouderlijk huis, voelde eij zich hier als huisge
noot. Geheel levend voor hare sombere taak, dacht Augusta
niet aan heengaan en wijdde aan de oudere veelgeliefde vriendin
al hare belangstelling en onvermoeide liefde. \Vel wist zij, dat,
zoo iets Marie Randall in andere stemming kon brengen, de liefde
van haar Herman dit bemerken zou; wel was 't haar een onbe
grijpelijk raadsel dat zijn stem niet doordrong tot de ziel zijner
vrouw, maar toch maakte zij zich dagelijks de illusie: O! dat
het gelukken mocht, Marie's boeien te verbreken, Marie te red
den voor hém!
Peinzend stond Augusta voor het raam dat uitzicht gaf in den
tuin waar alles bloeide en geurde, terwijl haar toch alles zoo
kleurea geurloos scheen. Luslig zongen de vogels in de groote vollere,