De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 november pagina 12

9 november 1884 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER. W E E K R L A O VOOR NEDERLAND. 385 en 't was Augusta als zag zij vier kleine trippelende voeten dat vogel-paleis binnen gaan, als zag ze nog de witte duiven, de goudgele kanaries op de ronde schouders, op de blonde krul kopjes van 't aanvalligste tweetal dat ooit een ouderpaar verrukte. Zacht werd haar naam uilgesproken en omziende zag zij in twee ernstige oogen; Randalls vriend stond naast haar. »0, dokter Terwolde! Hoe hebt gij haar gevonden? Weeïge nog geen raad? Kunt ge haar niet redden?" Hij schudde ontkennend het hoofd en staarde ook naar buiten, naar 't bloeiende leven der Mei. »0, dokter! Kon ik voor een enkel oogenblik almachtig zijn, al ware 'top voorwaarde om in 't volgend te moeten sterven ik zou die twee engelen terugroepen en Marie aan Randall hergeven!" Terwolde hoorde hoe hartstochtelijk die woorden werden geuit en las zoolang in de gloedvolle oogen der spreekster, als zocht hij er de oplossing eener vraag in. Toen vroeg hij met gedwon gen kalmte: »Is Marie den geheelen morgen in haar kamer gebleven? Zij antwoordde mij niet op hetgeen ik vroeg." »Ja, zij was niet te bewegen om haar plaats te verlaten. 't Is of dat droevige: slaat mij met rust!" eiken dag matter klinkt. Zou Eandall bij zooveel smart niet krankzinnig kunnen worden?" Het scheen, als moest Terwolde een antwoord zoeken. Hij ver bleekte en bracht de hand aan 't voorhoofd, als iemand die een gloei ende plek tracht te verkoelen, en zijn stem trilde toen hij ant woordde: »Hij? Hij niet, maar voor haar is er veel kans om gedurende jaren in denzelfden toestand te blijven." »0 zeg dat niet!" »Voor hem is geen gevaar, hoe zou hij zooveel leed kunnen dragen*?" smeekte Augusta. Dokter TerwoMe wendde het hoofd af, toen hij antwoordde: »IIij is een man tista hij heeft zijn arbeid, zijn wilskracht." Muar hij heeft toch ook een hart!" riep zij hartstochtelijk, bijna toornig, en daarna met zachte innigheid: »Zij deelden alles samen, elke vreugd, elk geluk; wuarom moet hij nu allén zijn leed dragen ? Zij heeft hare kinderen verloren hij heelt zijn kinderen n zijne vrouw verloren.... zij is half, neen geheel gevoelloos in hare smart, hij voelt die met elke seconde dieper." Wegslepend was het gelaat, was de stem waaruit een ziel vol diep, hartstochtelijk medegevoel, Terwolde boeide en niet minder ontroerd dan zij, antwoordde hij: » Geloof niet, dat Marie weinig lijdt, al uit zich dit lijden op onnatuurlijke wijs. Gusla, denk er elk oogenblik aan dat, hoe gevoelloos in schijn, een kranke als Marie, toch valbaar blijft voor de fijnste indrukken; wees voorzich tig " «Denkt ge, dokter, dat ik hard jegens haar zou kunnen zijn?" klonk het droevig, maar kalmer, veel kalmer dan straks, terwijl de ernstige blauwe oogen hem zacht verwijtend aanzogen. Hij antwoordde niet. Na een kort zwijgen vroeg hij: »Blijft ge nog een poos?'' »Hoe zou ik kunnen of willen heengaan nu ik tot hulp kon zijn! Dokter, waarom doet ge mij zulk een vraag? »Vergeef mij Gusta! Ik begrijp uw antwoord." En waarlijk, hij had dit antwoord verwacht en toch scheen hem die zekerheid onaangenaam aan te doen. »Tot weerziens dan!" sprak hij met een mislukte poging tot opgeruimdheid en ging heen. Randall was met zijn vrouw alleen en met de stem der innigste liefde trachtte hij haar uit de verdooving te wekken die haar onveranderlijk beheerschte. Met den arm om haar die zijn eerste liefde, zijn alles en hem dubbel dierbaar was nu hij zijn lievelingen i miste, sprak hij tot haar op dien teederen toon waarvan slechts | de liefde 't geheim verstaat. ; »Heugt het je nog, Marie", vroeg hij, »heden is het zes jaar geleden dat wij elkander vonden, 't Was zoo'n heer!ijken zomerdag . . . gij waart afgedwaald van de vroolijke groepjes in het bosch en ik zocht u. Ik vond u bij den vijver, geknield tusschen blauwe klokjes en madelieven, en ik benijdde de bloemen die u mochten aanraken. Uw hand verdween gedurig in het koele water en ge bracht telkens die hand aan 't hoofd. Toen maakte ik eenig gedruisch om u niet te doen schrikken en vroeg of ge u te veel vermoeid hadt. Gij zaagt me niet aan en zei: o neen, volstrekt niet... ja ... toch ... En gij waart opgestaan, mnar ik knielde naast u in het gras, want 't was me als kon ik, wat ik a te vra gen had, niet anders dan geknield, uitspreken. Herinnert ge u dat oogenblik, liefste.'' En terwijl eigen herinnering hem over stelpte, zag hij de dierbare aan met al die liekle tiie ten tweede male de hare afsmeekte. Morie's koude hand raakte even met een liefkozende beweging zijr> hoofd aan, en Randall vervolgde met een straal van hoop in 't hart: »Dat schijnt nu zoo lang geleden, 't Was ons toen als zouden wij nooit iets anders van 't leven zien dan de zonzijde, als zouden wij nooit iets anders te deelen hebben, dan vreugde, geluk en den gloed onzer liefde. »En wij vierden onze bruiloft en waren in een paradijs waar 't kleinste wolkje onzen hemel niet verduisterde. Herinnert ge u Marie, hoe wij over bergen doolden en dweepten aan blauwe nieren en hoe wij, geheel in elkaar verzonken de wereld vergaten en bijna weemoedig werden door overmaat van geluk? En weet ge nog hoe wij elkaar verzekerden dat het niet goddeloos is wan neer menschen zich een afgod vormen, want dat de mensch eerst zichzelf is, als hij een ander aanbidt? »0, hoe dweepten wij, Marie. En toen, toen kwamen wij uit het land der poëzie in onze eigen woning waar gij het meest alledaagsche poëtisch maakte en wij bleven dwepen en droomen in 't werkelijke leven...." Angstig, smeekend zag Randall zijne vrouw aan... Onbewege lijk rustte hare hand op zijn hoofd; hare oogen schenen gedu rende een oogenblik wijder geopend, als spande zij zich in, om hem hare aandacht te geven... maar geen traan bevochtigde die starende oogen. Doch Randall wilde het folterend zwijgen niet verslaan. Hij wilde hopen; z Ifs in zijn wanhoop, en met hartstochtelijke teederhcid sprak hij vooil: »En weer later, liefste, lachte de werkelijkheid ons toe in twee gezichtjes en te voren hadden- wij ze zoo innig lief, o mijn eigene, mijn eenige lieMe! waarom kunnen wij ze niet te zaïnen beweenen? onze Meibloempjes zijn heengegaan, maar wij behielden toch het beste, Marie, wij behielden elkaar " Toen ontmoette Maiïe's starend oog een blik die de meest be proefde moeder tot de gelukkigste vrouw had kunnen maken, maar helaas, Randnll's vrouw had woorden gehoord, maar ze niet verstaan, gceu blik begrepen, n woord slechts had haar ge troffen: «heengegaan!'' nik weet het, Herman,'* sprak zij met droomerige, zwakke stem, ik weet het wel, zij zijn heen, dood...." In ovennaat vau zielesmart, bedekte Randall 't gelaat met beide handen. Toen hij 't eindelijk ophief zag hij hoe zijn vrouw met gesloten oogen, afgemat in haar stoel was terug gezonken. »O mijn God!" snikte hij. »Is dit de eenige uitwerking, dat ik haar door mijne woorden heb vermoeid?'' Toen verliet hij haar. Al zijn jammer, zijn bittere strijd, spra ken meer dan ooit uit zijn ziclvol gelaat. Hij zag Augusta niet die hem met angstig vragende oogen tegemoet kwam. »Mijnheer Randall". Er trilde zooveel medegevoel in den toon waarmee zijn naam half' smeekend, half angstig werd uitgesproken en plotseling dacht hij aan haar trouwe zorg. »Gusla" vroeg hij, »waarom blijft ge in ons uitgestorven huis? Waarom begraaft ge uw jeugd m onze smart?" »Omdat ik moet! Ik kan niet anders!" was het antwoord dat meer werd uitgesnikt, dan gesproken. (Wordt vervolgt!.) S G 11 A A K S P E L. No. 45. Van den oud-redacteur van Sissa. ZWART. * b o d a f g WIT. Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat. (Wit 6 en Zwart 5 stukken met K. D 5),

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl