Historisch Archief 1877-1940
P E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N 0.
No. 385
zal niet zoo onvoorzichtig zijn om valschc stukken als authentieke
documenten van een gekroond hoofd in hare kolommen op te
nemen, 't Is waar, de bijzonderheden uit deze brieven waren
reeds voor een groot gedeelte bekend; maar de beleekenis dezer
publicatie ligt voornamelijk in het oogenblik waarop zij plaats
heeft, in de toepassing van de denkbeelden van koning George
op den hertog van Gumberland, die, eenmaal verklaarde daarmede
in te stemmen.
Of hij dit nog doet? Het is zeer onwaarschijnlijk. Toen hij,
zooals uit zijn manifest van 1878 blijkt, zijne aanspraken op
Hannover staande hield, geschiedde dit in de hoop, dat in geval de
Brunswijksche troon ledig kwam, de aanspraak op Hannover als
compensatie zoude gelden. Het afstand doen van Hannover zou
de opvolging in Brunswijk ten gevolge hebben. Maar hij vergiste
zich, toen hij meende, dat de rijksregeering dien afstand vol
doende zoude achten om hem toe te staan van Gmünden naar
Brunswijk te verhuizen.
Ik elk geval is nu het oogenblik voor den hertog van
Cumberland gekomen om, indien hem de erkenning van den status qno
ernst is, op te houden met de Welfische agitatie en door zijn
openlijk gedrag waarborgen te geven voor de toekomst. Maar
het bekende manifest van 18 October 11. is tot uu toe de eenio-e
c
publicatie van den Brunswijkschen candidaat; en de heer
Windthorst is een te verstandig man om in deze hopelooze zaak zich
niet op een afstand te houden.
Wil de hertog van Cumberland voortaan, ook eventueel tot
herstel van Hannover, vrij blijven in zijn handelen, dan blijft hij
zijn gansche leven pretendent.
* *
Terwijl in Spanje de cholera verdwenen is, en zij in Italiëaf
neemt, komen thans uit Frankrijk onrustbarende berichten. Over
het havenplaatsje Yport is zij naar Nantes, en van daar naar
Parijs gekomen. Reeds een tiental sterfgevallen aan de ziekte
kwamen voor; zij werd reeds gisteren officieel geconstateerd en
de ministerraad beraadslaagde over het in werking stellen der
voorbehoedmiddelen en maatregelen, die reeds sedert dezen zomer
in gereedheid gebracht zijn. Een afzonderlijk hospitaal is voor de
choleralijders bestemd; de meeste slachtoffers kwamen tot heden
voor in den omtrek van het hospitaal St. Antoine, waar werklie
den en voddenrapers wonen.
In het zuiden van Frankrijk wordt de epidemie thans als ge
indigd beschouwd.
?
»
Luxemburg heeft deze week feest gevierd. Op de
Wilhelmsplatz in de hoofdstad is het monument ter eere van den
Koninggroothertog Willem II, een prachtig ruiterstandbeeld, het werk
van den Franschen beeldhouwer Mercié, onthuld. De
Luxemburburgers hebben voor Willem II, die hun een constitutie verleende
en het land van de tyrannie van den gehaten
regeeringscommissaris Hassenplug ontsloeg, steeds een groote vereering- gevoeld.
Reeds lang bestond het plan hem een gedenkteeken te wijden;
thans heeft Koning Willem III het, in tegenwoordigheid van
den erfgroothertog van Saksen, zien onthullen.
DE HERSTEMMING TE HAARLEM.
Bij een verldeïingstrijd ziet men wonderlijke zaken gebeuren. Zelden
echter werd er eene zoo vreemdsoortige meening verdedigd als in het
ingezonden stuk in het Dagblad de Amsterdammer van 2 Nov. 11. Blij
kens dat stuk achten sommige vrienden van den heer De Meyier het eeue
minder eervolle" handeling van den heer Rethaan Macaré, dat hij in
October 1881 eene candidatuur aanvaardt, waarvoor hij op 6 Juni 1883
bedankt had.
Dat de heer Macaréuitdrukkelijk verklaart in de op 6 Juni 1883 ge
geven omstandigheden te moeten bedanken, wordt hierbij eenvoudig ver
geten. Gelukkig dat de lezer het zien kan uit den afdruk van Macaré'a
brief, die bij het ingezonden stuk gevoegd is. Of misschien een maanden
lang voortgezette waarneming van het heilloos drijven der Kappeyniaansche
club den schrijver thans anders over de ,gegeven omstandigheden" doet
oordeelen, daarnaar heeft de inzender blijkbaar niet gevraagd. Neen,
de heer M. heeft eerst A. gezegd, en nu zegt hij B. Dat is minder
eervol" volgens sommige vrienden van den heer De Meyier.
Onbevooroordeelde lieden noemen zulk een critiek rnuggeziften. Wat
moeten zulke strenge zedemeesters wel zeggen van de daden van hun
eigen candidaat? In Juni '83 door eene Haarlemsche kiesvereeniging
uitgenoodigd tot de kicaers te spreken, bedankt de heer W. de Meyier; in
October '84 neemt hij eene dergelijke uitnoodiging aan en houdt te Bever
wijk op 23 October 1.1. eene uitvoerige rede Minder eervol" moet de
strenge schrijver van het bedoeld artikel zeggen, minder eervol, al is hij
mijn vriend."
Maar wij vraeen: welk verstandig mensen kan ':ct De Meyier kwalijk
nemen dat hij bij vci'Ecuil van omstandigheden ook verschillend handelt?
Voor zijne verandering waren gegronde redenen. lu Juni '63 aou De
Meyier's verschijning te Haarlem waarschijnlijk nadeelig geweest zija
voor het welslagen van zijne candidatuur; maar in October '84 kon zijn
persoonlijk optreden te Beverwijk niet anders dan gunstig werken. Zou
den do Bevenvijkers EOO onbeleefd zijn iemand te laten vallen," die zoo
vriendelijk is de reis van \Vormerveer te ondernemen, alleen om hun de
noodige inlichtingen te geven? Zoo harteloos en ondankbaar zijn dia
brave lieden «iet, en de lieer De Muyier had daarom groot gelijk dat
hij hun de hand kwam drukken, Te Haarlem daarentegen ligt de zaak
wel eenigszins anders.
Daar bevinden zich blijkbaar lustige kiezers, die het Bijblad hadden
nagegaan en op de hoogte waren van onze politieke geschiedenis. Maar
te Beverwijk zijüde geabonneerden op het Bijblad met een lantaarn te
zoeken. Er waren daar dus geen bedenkelijke vragen te wachten. Da
uitkomst beantwoordde aan de verwachting; de vergadering-was zeer
voldaan over den spreker en stelde hem candidaat, schoon zij in Juli 1,1,
aijn grooten meester" verworpen hüd.
Gaf de heer De Meyier i<^ zijne rede te Beverwijk deze eenvoudige ver
klaring van zijne veranderde houding? Helaas neen. Blijkens het ver
ging in do Avisierfi(i;iitner zuide. hij iets geheel anders, iets dat wij niet
Koudon durven gelooveu, n!s er niet gebleken was dat de heer De M.
het verslag in do Amsterdammer gelezen '>ad, zonder te protesteeren
tegen uit gedeelte daarvan. Flij had ... bezwaren gehad tegen een in't
openbaar optreden voor 'ia kiezers, bewaren nog wol ontleend aan art.
82 der Grondwet. Edoch, hij was die bozwaren te boven gekomen.
Inderdaad er is ie's roerend? in do trouw, waarmede de spreker blijft
in hot karakter van leerling-vollfsvertfgenwoordifjer. Als zoodanig stelde
hij zi<;h in '77 aan de Haavlevumers voor en zoo is hij nog in '84. Iemand
die zes jarea uoodig heeft om -.3 leeren dat de Grondwet een candidaat
niet verbiedt tot de kiezers te sproken, is inderdaad een leerling, en wel
een zeer achterlijke.
Maar de heer De M. had blijkens hetzelfde verslag nog een ander be
zwaar. Door aan den vooravond der verkiezing te spreken, zou hij den
schijn op zich laden van te iolliciteeren naar het lidmaatschap. Doch ook
over dat bezwaar is hij heengestapt; dien schijn heeft hij op zich geladen.
Waarlijk, de bewoners van het gezegende Beverwijk moeten hem dank
baar zijn voor zulk eene zelfopoffering, en ook de Haarlemmers,
Zaankanters, Bloemendalers enz., die het voorrecht misten hem te hooren
kunnen zieh troosten met het gedrukt verslag der beschouwingen, waarop
deze kiesche en fijngevoelige afgevaardigde hun gelukkige medekiezers
onthaalde.
Heeft de heer De Meyier niet alleen bij a'jne beleefde gastlieeren, de
Beverwijkers, maar ook bij anderen, die niet zoo groote verplichting aan
hem hebben, de grieven tegen zijn staatsbeleid weggenomen? Hij gaf ons
een kijkje op zijn oordeel over allerlei politieke vragen. Maar wat zegt
hij van de groote vraag, waarop het thans aankomt?
Het district Haarlem heeft in Juli 1. 1. den aanvoerder der Kappeynianen,
den grooten Meester, verworpen ondanks zijne eminente bekwaamheden.
Hoe heeft de leerling het dan aangelegd om zich in de oogen der kiezers
schoon te wasschen? Heeft hij, als de heer Lieftinck te Franeker,
snoodelijk den Leider verloochend? Niet geheel en al; want hij verklaart dat
hij meegaat met Kappeyne's voorstel tot grondwet, herziening en dat hij
bijzonder met hem is ingenomen. Maar toch wel ten halve, want hij zegt niet
te hebban geweten dat hij-zelf een Kappeyniaan was, vóórdat zeker Jid
der kiesvereenigiug Haarlem dat zeide. Toch wist hjj zeer goed wat een
Kappeyniaan is, want hij spreekt herhaaldelijk van wetf-Kappeynianen,
die medededen aan sommige politieke daden. Zoo moet hij derLalve ook
wel weten wie en wat de Kappeynianen" zijn. Zijne verklaring dat hij zelf
niet wist dat hij een Kappeyniaan was, komt dus neer op eene verloo
chening van zijne politieke vrienden. Ook hij durfde in deuredesgevaars
niet trouw blijven aan zijn vaandel; ook hij durfde niet verklaren dat hij
in de bestrijders van Kappeyne een gevaar en een ramp ziet voor de li
berale partij. Eenige gemoedelijke woorden over Kappeyne's goede hoe
danigheden, waren alles, wat hij voor den leider over had.
Zwakheid . . uw naam is De Meyier," zou Shakespeare gezegd hebben,
als hij dezen candidaat gekend had.
Over de vragen, waarop het aankwam, heeft de heer De M. te Beverwijk
een voorzichtig stilzwijgen bewaard, en de Beverwijker kiezers hebben
daar vrede mede gehad. Uit een artikel in den Tijdspiegel weet men
sedert Januari 11. welk aandeel de heer Tak gehad heeft in het ellendig
bedrijf, waardoor Ilordijk's kieswethervorming mislukt is. Hoe heeft De
M. zich bij die gelegenheid gedragen? Waarom ging hij mede met de
afzonderlijke nota der elf liberalen, die zich vijandig plaatsten tegenover
de financieele plannen der Regeering ? Waarom maakte bij de liberale
partij ten spot van ieder, die iets van de geschiedenis weet, door zich bij
het Popnink-debat in zake van de aüaat-quaestie te beroepen op het gezag
van . . . Bernard ter Haar, den zangerigen dichter? Waar bleef hij
in Juli IL, toen het district zijne voorlichting zoo hoog noodig had bij
de keuze tusschen Kappeyne en Duyvis? Wie met zooveel ingenomenheid
van Kappeyne gewaagt als de heer De M. thans doet, had vier maanden
geleden niet achter de schermen mogen blijven.
De kiesmanceuvre, dio staat onder den naam van al te kras" be
kend, heeft zonder twijfel vele stemmen van den heer Macaréop
den heer De M. doen overgaan. De herstemming geeft gelukkig de gele
genheid die fout te herstellen, en voor nieuwe kunstgrepen van de vrien
den des heeren De M. zijn de kiezers gewaarschuwd. Het is een zegen
dat het district Haarlem niet zooveel reden tot dankbaarheid heeft aan
dien heer als de kiesvereeniging te Beverwijk, 's Lands belang eischt toch
ten zeerste dat De Meyier niet herkozen wordt.
Door da zonderlinge houding der centrale kiesvereeniging te Alkmaar
zal De Bruyn Kops waarschijnlijk weder lid van de Kamer worden. Zoo
als de zaken thans staan vormt hij met den steeds op de Zuiderzee
turenden Buma ter rechter, en den bruisenden Lieftinck ter linker zijde de
treurige overblijfselen der fractie, die ia de laatste jaren met zooveel
drukte aandrong op de vorming van eene krachtige regeering, eninmid