De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 november pagina 4

9 november 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. l in die vraag ligt gewoonlijk opgesloten de bedoeling: je komt hier zeker om te solliciteeren; om dicht bij 't vuur te zitten, in 't kort, om te intrigeeren. De generaal en ik hadden elkander vriendschappelijk de hand gedrukt en toea ik hem de bewuste vraag deed, keek hij me met zijn slimme doordringende oogen strak aan en antwoordde leukweg: Wel, 't zelfde wat gjj hier zijt komen doen; ik kom hier.... wonen, en ik heb van mor gen een woning gehuurd". Zoo!" zei ik, op mijn manier ook nog al sarcastisch. De generaal vatte de beteekenis van dat zoo" heel goed, want hij hernam terstond nog scherper: Ja wel, ik kom hier wonen... omdat ik hier voor 't zelfde geld kan leven als in een Noordbrabantsche of Drentsche negorij. Of denk-je misschien, amice, dat ik het getal intriganten in den Haag kom vermeerderen?" Intriganten?" vroeg ik met groote oogen. Ja-wel, intriganten," herhaalde de generaal. Het wemelt hier van die lui. Iedereen heeft hier zijn relatiën, want zonder deze krijg-je niets gedaan." Daar is iets waars in," zei ik, maar dat is toch geen specialiteit van onze residentie. Zou 't in Parijs of Berlijn wel niet hetzelfde zijn?" Den Haag spant de kroon", zei de generaal sententieus. Ik heb maar bij mijn eigen métier te blijven, mijnheer, om je voorbeelden te kunnen aanhalen van collega's en kameraden, die door louter intrige van het begin hunner carrière af onafgebroken hier zijn gebleven, al hun rangen en een rist decoraties hier hebben veroverd, zonder er veel meer voor te doen daa af en toe eens naar het Malieveld te wandelen om er wat nationalen tijd te verbeuzelen; bij afwisseling in de nabijheid van Waals dorp een ouzicMbaren vijand te gaan verslaan, en daarna met slaande trom en vliegende vaandels terug te keeren om, met de muziek voorop, een zegevierenden intocht in de residentie te houden. Ik ken van die lui, die 't veel verder hebben gebracht dan ze zelf ooit hadden durven droomen en dat alleen door intrige, meneer." Ja," zei ik met een zucht; ik ken er ook." Daar kwam een heer de stoep op, om naar binnen te gaan, een vrij hoog geplaatst ambtenaar, dien ik wel eens de eer had te spreken. Hij groette uit de verte, en nauwelijks had de generaal hem opgemerkt, of hij sprong op, stak me haastig de hand toe en zei: Tot later, bon jour!" En weg was hij, den ambtenaar op de hielen volgende. Zonderling! dacht ik. Ik verzonk in gepeins. Een zeker voorgevoel zei me, dat men een loopje met mij had genomen. Ik ging naar binnen en zag al spoedig den generaal in druk gesprek met den invloedrijken man, dien hij zoo haastig op den voet was gevolgd. Ik bespiedde hen uit de verte en ik bemerkte, dat de generaal de onderdanige en de ander de beschermende rol speelde. Het gesprek duurde langer dan een kwartter en het bleek me vrij duidelijk, dat de hooge ambtenaar een weinig ongeduldig werd. Eensklaps stak hij den generaal met een genadig glimlachje en vrij achteloos de hand toe; de generaal nam die gretig aan en boog zoo onderdanig en met zuifc een zoetsaPJ?ig gezicht, dat ik er verbaasd over was. Toen ging de ambtenaar 1:011 krant inzien en de generaal verdween ergens. Een half uur later had ik gelegenheid den eerste te spreken en ik vroeg zoo argeloos mo gelijk : U schijnt generaal X goed te kennen; hij komt hier wonen, heeft hij me verteld, omdat het hier zoo goedkoop is." Neen, om dicht bij 't vuur te zitten", was 't antwoord. Hij heeft twee volwassen jongens, die niet bijster hard gestudeerd hebben en die hij aan baantjes wil helpen. De man schijnt vast besloten mageenoogenblik met rust te zullen laten, en ik zal me in 's hemelsnaam maar haasten iets voor zijn zoontjes te vinden; dan ben ik van hem af." «Zooi' zei ik en ik nam afscheid van mijn zegsman. Pasquino. K U N S T. HET AMSTERDAMSCH TOONEEL, Met een enkel woord hebben wij nog van eenige artisten te reppen, die nevenrollen in Ricliard III vervullen. Elke bijdrage tot de waardeer'.ng der geschiktheid van onze thans levende tooneelspelers om Shakespeare te vertolken, kan haar nut hebben. Mevrouw Kleine speelt Margarctlia. K- i'bied voor deze verdienstelijke vrouw, die veel gedaan heeft gedurende iia:u- loopbaan, ter meerder eere van ons nationaal tooneel, kan ons niet verhinderen hare niet te vergoelijken ongeschiktheid voor deze nog zware rol op te teekenen. Het komt ons noodeloos voor hier te specificeëren; uien heeft in 't vervolg dergelijke rollen aan mevrouw Kleine niet meer aan te bieden. En hare houding n hare stsm zijn te zwak. Mevrouw Stoetz, de hertogin van York, had oogenblikken, dat het leedgevoel mee warig door hare stem trilde, zij was natuurlijk, zeor natuurlijk bedroefd, zonder gemaaktheid; overigens scheen haar toon een weinig te sma kelijk, te gezellig, voor zoo een koninklijke vrouw. Mejuffrouw van Biene, lady Anna, speelde voortreffelijk, een slanke, elegante, weenende jonge vrouw, gat zeer goed de in lichtzinnigheid overslaande zwakheid weder. Voor de d.d. Lorjó, Eos en Godoy een felicitatie. De eerste en laatste speelden voor de kinderen van koning Eduard, allerliefst. Mej. Bos, Clarence's e'/on, waa zeer goed. De hr. v. Schoonhoven toonde te veel schijnbare school, gaat niet zelden mank aan oppervlakkigheid. Hij herinnerde ons ziin Ja^o, hoe weinig de figuur van JJuckingham daar ook van heeft. Hij herhaalde zich te veel.?De hr. Clous, Richmond, was te goedig, tejon:roi;saclrtig, te weinig man. Hij verstaat de kunst op een zoer waarschijn lijke wijze bedroefd te zijn. De hr. v. Dommelen, Tyrrell, speelde lijn en met een verzorgdo expressie van hot aangezicht, maar van een der schoonste verhalen van het gansche stuk bracht iiij niets te reoht: The tyraiinous and bloody act is done". De figuranten, legereenden, enz. waven naar wensch geoefend. Da harmonie ia Hot spel tusscüen de hoofdpersonen onderling, die bij de eerste voorstelling wei eens haperde, vuiiiuierdo ?sich later. Deze week ging de eerste voorstelling der reprise van Helene Latrade, drama in 5 bedr. van Barrière en Pion vier, door Schürmann. Gedurende het eerste bedrijf reeds wordt ruime gelegenheid geschonken te bemerken, dat het een hevig ongewone en verschrikkelijke toestand is, die geschil derd gaat worden. De heer Latrade, een waardig grijzend koopman, wien het Legioen van Eer op de borst prijkt, staat op het punt te failleeren, als er zich juist zoo iets gebeurt een gewoon sterveling niet alle da gen zekere heer Jacques d'Albert bij hem laat. aandienen, die hem toevallig, ofschoon deze heeren elkaar van te voren nimmer nog hadden ontmoet, precies de som ter hand komt stellen, die Latrade redden kan. Hierop neemt Latrade zijn decoratie uit het knoopsgat en wil hem ziinen redder in bewaring geven, tot hij dien de toevertrouwde som zal hebben terugbezorgd. d'Albert neemt hot pand aan, maar geeft 't een oogenblifc later weer terug. De dochter van Latrade, Helene, komt nu binnen. Zij is krankzinnig. Er wordt met algemeene stemmen besloten, dat d'Albert. die een edel karakter heeft, haar zal trachten te genezen. Deze eerste acte nu geeft een niet onaardig exposévan hot stulr. i. laat zich zelfs min of meer comiek aanzien. Dit is hieraan toe te schrijver. dat wij, vijf minuten geleden nog wandelend door de nattigheid eu koude der Arastclstraat, zonder voorbereiding1 onze verbeelding p'otsc'.'.: in het hcete bad dezer vroesclijke familie-historie zien gedompeld. Zacht.' aan wat, zoude men den auteurs willen toevoegen, gij hebt den ganschcu avond nog vóór u om de toestanden zich te laten ontwikkelen en ii:\vi . ? kelen, laat 0113 even adem halen. De illusie van met veel pathos in <.<' volgende bedrijven allengskens het verdwijnen der krankzinnig.'.cid L-ij het jonge meisje geschilderd te zien, verlaat ons, zoodra de twee;.o acte begint. Zij toch, is reeds hersteld door de goede zorgen van d'AlLr-X, die zich nu ook met haar in het huwelijk heeft verbonden. Maar op t.cu drempel van het echtelijk vertrek herinnert Helene zich, als haar in.-iu haar omhelzen wil, het vreeselijke geval, dat haar eens krnnkslnr'' maakte, doch haar, in de verwarring van haar geest, was ontschoten. I,c/..,' eens, in het verleden, heeft een man haar zoo teeder en krachtig teve:.s aangevat, gelijk haar echtgenoot het nu doet, nog eenmaal is er hru.r eene hand op den mond gelegd, toen zij om hulp wilde roepen. He'; was een stille avond, er kwam een man door haar venster,.... in de grootste ontsteltenis bekent Helene nu aan d'Albert het geheele geval, de onom wonden waarheid: haar reinheid werd haar ontnomen. Na deze bekenten.3 kan d'Albert niet met haar samenleven, hij heet haar zijn zuster. Hij kent nu nog slechts n levensdoel: den man opsporen; die hem in het onge luk stortte, zich geducht wreken. De zuster van d'Albert, Jeanne, is gehuwd met Raoul, soon van den advocaat-generaal De Brivé. D'Albret komt met zijn vrouw, Helene, zijn familie bezoeken en geeft meteen den heer de Brivé, in b.^de'cte termen, ter onderzoeking en rechtsvervolging, de zaak van Helene in handen. Het blijkt al ras, dat Raoul de Brivó de verleider van Helene is geweest. Wanneer het reeds bekend is, dat het een der twee zoons van den advocaat-zelf, Raoul of' Raimond, zijn m oef:, vindt d'Albert ur.mclyk een gelegenheid zijn vrouw uit te noodigen hare schoonbroeders te om helzen. Kaimond doet zij het zonder tegenstreven, maar wanneer zij tot Eaoul, die haar van te voren gewaarschuwd had hem nimmer te verraden, daar hij alsdan d'Albert zou dooden, nadert, valt zij in onmacht. Dit vormt den inhoud van het derde en vierde bedrijf. In het vijfde vindt Kaoul Helene nogmaals alleen, in een donkere kamer. Hij doet haar weder een liefdesbetuiging; op dit oogenblik stormt echter d'Albert Linnen, dia hem een degen voor de voeten wprpt, maar in hot duel liet onderspit dreigt te delven. Hij heeft zich het wapen uir, de hand laten sinnn. iléièue, die in de hevigste verschrikking dit tooneel bijwoont, wankelt op hare knieën tot haar man; zij hergeeft hem den degen en roept: dood hem toch, dood Raoul! Nu wint d'Albert. weder kracht en eindigt met Raoul te doorsteken. Daarna ontsluit d'Albert de deur, de vader van Kaoul, de heer de Brivé, komt binnen, van nog anderen vergezeld. D'Albert vraagt den vader, of hij niet in zijn recht was, den zoon Raoul te dooden, waarop deze bevestigend antwoordt. Nu valt het scherm, het stuk is afgeloopen. De verdiensten en zwakheden van dit drama vallen zeer duidelijk in het licht; scherp teekenen de schaduwen zich langs de zonnige plekken af. Zoo wordt op sommige gegevens te weinig nadruk gelegd. Het zijn uitzonderingen in het gewone leven, de meisjes, die krankzinnig worden door eeno onteering. Uit het karakter van Helene had men ons moeten verklaren, waarom zij tot die uitzonderingen behoort. Het is ook niet recht aangetoond, waarom Raoul Helene, die hij toch beminde, die toen toch ook een bruidschat mee zou brengen, niet ten huwelijk heeft gevraagd. Dan komen er ook. in het drama, waaruit de tooneelroutine der auteurs elke langdradigheid heeft zoeken te weren, te veel scènes voor, die wel ontbeerd hadden kunnen worden en voor eene nauwgezette behandeling van de hoofdzaak plaats hadden kunnen maken. B. v, de opofferendgezinde broeder liaitnond en het tooneel met iiet pistool, tussclien hem on d'Albert. DO geschiedenis zelve is zeer wel gekozen, een dramatische stof, een tragisch onderwerp, dat de aanleiding tot een meesterstuk had kunnen ziju. Verschillende tooneclen zijn van een boeienden inhoud : de herinnering van het voorgevallene, die tot Helene terugkeert, haar stijgende angst, haar zich opkroppende vrees, die vertwijfeling wordt, haar schrik, wanneer d'Al bert. haar aanraakt, haar poging tot. zelfmoord, heel het levensgeluk van d'Al bert verwen-t a.in oen ni.üaug zijv.er huwelijkswonircr, v.'ani- hij het meeste geluk met de beminde Helene had hopen te vinden, de kus, die d'Albert zija vrouw in een oogonblik, dat de liefde hem overmeestert, wil schonken, maar die in een kreet van afgrijzen vergaat, als weer de gedachte aan dien andoren man hem overvalt; de drie mannen, de vader en de twee zoons de Brivé, in de pijnlijkste verhouding tegenover elkaar, in het derde bedrijf; het slot eindelijk, waar gelukkig niet d'Albert en Helene in elkauder's armen vallen om voor eeu-.vig vercenigd en zalig te zijn, maar waar de onzekerheid voor de toekomst blijft bestaan en al lijd de doode Raonl. als een afschuwe lijke sptï!ebrekei',tuaschen d'Albert en Helene zal treden, hel, slot, dat slechts <ia voldoening der wraakzucht vertoont. Maar wat het ttuk de meest

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl