Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
l
in die vraag ligt gewoonlijk opgesloten de bedoeling: je komt hier zeker
om te solliciteeren; om dicht bij 't vuur te zitten, in 't kort, om te
intrigeeren.
De generaal en ik hadden elkander vriendschappelijk de hand gedrukt
en toea ik hem de bewuste vraag deed, keek hij me met zijn slimme
doordringende oogen strak aan en antwoordde leukweg: Wel, 't zelfde
wat gjj hier zijt komen doen; ik kom hier.... wonen, en ik heb van mor
gen een woning gehuurd".
Zoo!" zei ik, op mijn manier ook nog al sarcastisch. De generaal vatte
de beteekenis van dat zoo" heel goed, want hij hernam terstond nog
scherper: Ja wel, ik kom hier wonen... omdat ik hier voor 't zelfde
geld kan leven als in een Noordbrabantsche of Drentsche negorij. Of
denk-je misschien, amice, dat ik het getal intriganten in den Haag kom
vermeerderen?"
Intriganten?" vroeg ik met groote oogen.
Ja-wel, intriganten," herhaalde de generaal. Het wemelt hier van die
lui. Iedereen heeft hier zijn relatiën, want zonder deze krijg-je niets gedaan."
Daar is iets waars in," zei ik, maar dat is toch geen specialiteit van
onze residentie. Zou 't in Parijs of Berlijn wel niet hetzelfde zijn?"
Den Haag spant de kroon", zei de generaal sententieus. Ik heb maar
bij mijn eigen métier te blijven, mijnheer, om je voorbeelden te kunnen
aanhalen van collega's en kameraden, die door louter intrige van het
begin hunner carrière af onafgebroken hier zijn gebleven, al hun rangen
en een rist decoraties hier hebben veroverd, zonder er veel meer voor te
doen daa af en toe eens naar het Malieveld te wandelen om er wat
nationalen tijd te verbeuzelen; bij afwisseling in de nabijheid van Waals
dorp een ouzicMbaren vijand te gaan verslaan, en daarna met slaande
trom en vliegende vaandels terug te keeren om, met de muziek voorop,
een zegevierenden intocht in de residentie te houden. Ik ken van die lui,
die 't veel verder hebben gebracht dan ze zelf ooit hadden durven
droomen en dat alleen door intrige, meneer."
Ja," zei ik met een zucht; ik ken er ook."
Daar kwam een heer de stoep op, om naar binnen te gaan, een vrij
hoog geplaatst ambtenaar, dien ik wel eens de eer had te spreken. Hij
groette uit de verte, en nauwelijks had de generaal hem opgemerkt, of
hij sprong op, stak me haastig de hand toe en zei: Tot later, bon
jour!" En weg was hij, den ambtenaar op de hielen volgende.
Zonderling! dacht ik. Ik verzonk in gepeins. Een zeker voorgevoel
zei me, dat men een loopje met mij had genomen. Ik ging naar binnen
en zag al spoedig den generaal in druk gesprek met den invloedrijken
man, dien hij zoo haastig op den voet was gevolgd. Ik bespiedde hen
uit de verte en ik bemerkte, dat de generaal de onderdanige en de
ander de beschermende rol speelde. Het gesprek duurde langer dan
een kwartter en het bleek me vrij duidelijk, dat de hooge ambtenaar
een weinig ongeduldig werd. Eensklaps stak hij den generaal met
een genadig glimlachje en vrij achteloos de hand toe; de generaal
nam die gretig aan en boog zoo onderdanig en met zuifc een
zoetsaPJ?ig gezicht, dat ik er verbaasd over was. Toen ging de ambtenaar
1:011 krant inzien en de generaal verdween ergens. Een half uur later
had ik gelegenheid den eerste te spreken en ik vroeg zoo argeloos mo
gelijk : U schijnt generaal X goed te kennen; hij komt hier wonen,
heeft hij me verteld, omdat het hier zoo goedkoop is."
Neen, om dicht bij 't vuur te zitten", was 't antwoord. Hij heeft
twee volwassen jongens, die niet bijster hard gestudeerd hebben en die
hij aan baantjes wil helpen. De man schijnt vast besloten
mageenoogenblik met rust te zullen laten, en ik zal me in 's hemelsnaam maar haasten
iets voor zijn zoontjes te vinden; dan ben ik van hem af."
«Zooi' zei ik en ik nam afscheid van mijn zegsman.
Pasquino.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL,
Met een enkel woord hebben wij nog van eenige artisten te reppen,
die nevenrollen in Ricliard III vervullen. Elke bijdrage tot de
waardeer'.ng der geschiktheid van onze thans levende tooneelspelers om Shakespeare
te vertolken, kan haar nut hebben. Mevrouw Kleine speelt Margarctlia.
K- i'bied voor deze verdienstelijke vrouw, die veel gedaan heeft gedurende
iia:u- loopbaan, ter meerder eere van ons nationaal tooneel, kan ons niet
verhinderen hare niet te vergoelijken ongeschiktheid voor deze nog zware
rol op te teekenen. Het komt ons noodeloos voor hier te specificeëren;
uien heeft in 't vervolg dergelijke rollen aan mevrouw Kleine niet meer
aan te bieden. En hare houding n hare stsm zijn te zwak. Mevrouw
Stoetz, de hertogin van York, had oogenblikken, dat het leedgevoel mee
warig door hare stem trilde, zij was natuurlijk, zeor natuurlijk bedroefd,
zonder gemaaktheid; overigens scheen haar toon een weinig te sma
kelijk, te gezellig, voor zoo een koninklijke vrouw. Mejuffrouw van Biene,
lady Anna, speelde voortreffelijk, een slanke, elegante, weenende jonge
vrouw, gat zeer goed de in lichtzinnigheid overslaande zwakheid weder.
Voor de d.d. Lorjó, Eos en Godoy een felicitatie. De eerste en laatste speelden
voor de kinderen van koning Eduard, allerliefst. Mej. Bos, Clarence's
e'/on, waa zeer goed. De hr. v. Schoonhoven toonde te veel schijnbare
school, gaat niet zelden mank aan oppervlakkigheid. Hij herinnerde ons
ziin Ja^o, hoe weinig de figuur van JJuckingham daar ook van heeft. Hij
herhaalde zich te veel.?De hr. Clous, Richmond, was te goedig,
tejon:roi;saclrtig, te weinig man. Hij verstaat de kunst op een zoer waarschijn
lijke wijze bedroefd te zijn. De hr. v. Dommelen, Tyrrell, speelde lijn en
met een verzorgdo expressie van hot aangezicht, maar van een der schoonste
verhalen van het gansche stuk bracht iiij niets te reoht: The tyraiinous
and bloody act is done". De figuranten, legereenden, enz. waven naar
wensch geoefend. Da harmonie ia Hot spel tusscüen de hoofdpersonen
onderling, die bij de eerste voorstelling wei eens haperde, vuiiiuierdo
?sich later.
Deze week ging de eerste voorstelling der reprise van Helene Latrade,
drama in 5 bedr. van Barrière en Pion vier, door Schürmann. Gedurende het
eerste bedrijf reeds wordt ruime gelegenheid geschonken te bemerken,
dat het een hevig ongewone en verschrikkelijke toestand is, die geschil
derd gaat worden. De heer Latrade, een waardig grijzend koopman, wien
het Legioen van Eer op de borst prijkt, staat op het punt te failleeren,
als er zich juist zoo iets gebeurt een gewoon sterveling niet alle da
gen zekere heer Jacques d'Albert bij hem laat. aandienen, die hem
toevallig, ofschoon deze heeren elkaar van te voren nimmer nog hadden
ontmoet, precies de som ter hand komt stellen, die Latrade redden kan.
Hierop neemt Latrade zijn decoratie uit het knoopsgat en wil hem ziinen
redder in bewaring geven, tot hij dien de toevertrouwde som zal hebben
terugbezorgd. d'Albert neemt hot pand aan, maar geeft 't een oogenblifc
later weer terug. De dochter van Latrade, Helene, komt nu binnen. Zij
is krankzinnig. Er wordt met algemeene stemmen besloten, dat d'Albert.
die een edel karakter heeft, haar zal trachten te genezen.
Deze eerste acte nu geeft een niet onaardig exposévan hot stulr. i.
laat zich zelfs min of meer comiek aanzien. Dit is hieraan toe te schrijver.
dat wij, vijf minuten geleden nog wandelend door de nattigheid eu
koude der Arastclstraat, zonder voorbereiding1 onze verbeelding p'otsc'.'.:
in het hcete bad dezer vroesclijke familie-historie zien gedompeld. Zacht.'
aan wat, zoude men den auteurs willen toevoegen, gij hebt den ganschcu
avond nog vóór u om de toestanden zich te laten ontwikkelen en ii:\vi . ?
kelen, laat 0113 even adem halen. De illusie van met veel pathos in <.<'
volgende bedrijven allengskens het verdwijnen der krankzinnig.'.cid L-ij
het jonge meisje geschilderd te zien, verlaat ons, zoodra de twee;.o
acte begint. Zij toch, is reeds hersteld door de goede zorgen van d'AlLr-X,
die zich nu ook met haar in het huwelijk heeft verbonden. Maar op t.cu
drempel van het echtelijk vertrek herinnert Helene zich, als haar in.-iu
haar omhelzen wil, het vreeselijke geval, dat haar eens krnnkslnr''
maakte, doch haar, in de verwarring van haar geest, was ontschoten. I,c/..,'
eens, in het verleden, heeft een man haar zoo teeder en krachtig teve:.s
aangevat, gelijk haar echtgenoot het nu doet, nog eenmaal is er hru.r
eene hand op den mond gelegd, toen zij om hulp wilde roepen. He'; was
een stille avond, er kwam een man door haar venster,.... in de grootste
ontsteltenis bekent Helene nu aan d'Albert het geheele geval, de onom
wonden waarheid: haar reinheid werd haar ontnomen. Na deze bekenten.3
kan d'Albert niet met haar samenleven, hij heet haar zijn zuster. Hij kent
nu nog slechts n levensdoel: den man opsporen; die hem in het onge
luk stortte, zich geducht wreken.
De zuster van d'Albert, Jeanne, is gehuwd met Raoul, soon van den
advocaat-generaal De Brivé. D'Albret komt met zijn vrouw, Helene, zijn
familie bezoeken en geeft meteen den heer de Brivé, in b.^de'cte termen,
ter onderzoeking en rechtsvervolging, de zaak van Helene in handen. Het
blijkt al ras, dat Raoul de Brivó de verleider van Helene is geweest.
Wanneer het reeds bekend is, dat het een der twee zoons van den
advocaat-zelf, Raoul of' Raimond, zijn m oef:, vindt d'Albert ur.mclyk
een gelegenheid zijn vrouw uit te noodigen hare schoonbroeders te om
helzen. Kaimond doet zij het zonder tegenstreven, maar wanneer zij tot
Eaoul, die haar van te voren gewaarschuwd had hem nimmer te verraden,
daar hij alsdan d'Albert zou dooden, nadert, valt zij in onmacht. Dit vormt
den inhoud van het derde en vierde bedrijf. In het vijfde vindt Kaoul
Helene nogmaals alleen, in een donkere kamer. Hij doet haar weder
een liefdesbetuiging; op dit oogenblik stormt echter d'Albert Linnen, dia
hem een degen voor de voeten wprpt, maar in hot duel liet onderspit
dreigt te delven. Hij heeft zich het wapen uir, de hand laten sinnn. iléièue,
die in de hevigste verschrikking dit tooneel bijwoont, wankelt op hare
knieën tot haar man; zij hergeeft hem den degen en roept: dood hem
toch, dood Raoul! Nu wint d'Albert. weder kracht en eindigt met Raoul
te doorsteken. Daarna ontsluit d'Albert de deur, de vader van Kaoul,
de heer de Brivé, komt binnen, van nog anderen vergezeld. D'Albert vraagt
den vader, of hij niet in zijn recht was, den zoon Raoul te dooden, waarop
deze bevestigend antwoordt. Nu valt het scherm, het stuk is afgeloopen.
De verdiensten en zwakheden van dit drama vallen zeer duidelijk in
het licht; scherp teekenen de schaduwen zich langs de zonnige plekken
af. Zoo wordt op sommige gegevens te weinig nadruk gelegd. Het zijn
uitzonderingen in het gewone leven, de meisjes, die krankzinnig worden
door eeno onteering. Uit het karakter van Helene had men ons moeten
verklaren, waarom zij tot die uitzonderingen behoort. Het is ook niet
recht aangetoond, waarom Raoul Helene, die hij toch beminde, die toen toch
ook een bruidschat mee zou brengen, niet ten huwelijk heeft gevraagd. Dan
komen er ook. in het drama, waaruit de tooneelroutine der auteurs elke
langdradigheid heeft zoeken te weren, te veel scènes voor, die wel
ontbeerd hadden kunnen worden en voor eene nauwgezette behandeling
van de hoofdzaak plaats hadden kunnen maken. B. v, de
opofferendgezinde broeder liaitnond en het tooneel met iiet pistool, tussclien hem
on d'Albert.
DO geschiedenis zelve is zeer wel gekozen, een dramatische stof, een
tragisch onderwerp, dat de aanleiding tot een meesterstuk had kunnen
ziju. Verschillende tooneclen zijn van een boeienden inhoud : de herinnering
van het voorgevallene, die tot Helene terugkeert, haar stijgende angst, haar
zich opkroppende vrees, die vertwijfeling wordt, haar schrik, wanneer d'Al
bert. haar aanraakt, haar poging tot. zelfmoord, heel het levensgeluk van d'Al
bert verwen-t a.in oen ni.üaug zijv.er huwelijkswonircr, v.'ani- hij het meeste
geluk met de beminde Helene had hopen te vinden, de kus, die d'Albert zija
vrouw in een oogonblik, dat de liefde hem overmeestert, wil schonken, maar
die in een kreet van afgrijzen vergaat, als weer de gedachte aan dien andoren
man hem overvalt; de drie mannen, de vader en de twee zoons de Brivé, in
de pijnlijkste verhouding tegenover elkaar, in het derde bedrijf; het slot
eindelijk, waar gelukkig niet d'Albert en Helene in elkauder's armen vallen
om voor eeu-.vig vercenigd en zalig te zijn, maar waar de onzekerheid
voor de toekomst blijft bestaan en al lijd de doode Raonl. als een afschuwe
lijke sptï!ebrekei',tuaschen d'Albert en Helene zal treden, hel, slot, dat slechts
<ia voldoening der wraakzucht vertoont. Maar wat het ttuk de meest