De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 november pagina 7

9 november 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

385 DE AMSTERDAM M E K, W E E K B L A !) V O O R h7 E D E R L A N D. niet en scène was. Maar het publiek, dat voor moderne drama's 110» eenigen smaak heeft bewaard, scheen nu minder nitslnitelijk den enkelen persoon te willen vieren. Ondertusschen is het opmerkelijk hoe de stem ming der toehoorders van de groote franse hèopera's en de fran se h e drama's verschilt van die welke er in Jen Vlaamschen schouwburg heerscht. Ginds in de iïfonttaie, in 't ffilatre Molière en elders vindt men de koelg toejuiching eener half geblaseerde menigte, wie geregeld de uitvoering (de aria's van den nieuwen tenoor, de cavatina van de nieuwe dugason) meer toespreekt dan het kunstwerk zelf het moge Hiiguenots, Mephisto of Sigurd heeten. In Molière ziet men gaarne hoe of de verzen uit den Cours de littérature met gebaren en schoone kleeding worden begeleid, in kleinere thédtres zoekt men depiquanterie der... bêtises. In den schouw burg waar nederlandsch wordt gesproken, daarentegen vindt men, zoowel te Brussel als te Antwerpen, een publiek van toehoorders, welke niet door toejuichingen van eene of andere hooge noot of tirade den speler uit zijne rol brengen en de voorstelling storen, maar wel eene zaal vol van tooneellief hebbers, die met de voorstelling leven en denken, die zich verheu gen hunne eigene taal en vaak hun eigen karakter, eigene denkwijze in eenen kunstvorm voorgesteld, en tot eene sprekende handeling bewerkt t,e zien. Van den eenen kant de gespannen opmerkzaamheid, van den anderen het half luid gelach, kleine uitingen van voldoening of afkeer enz. geven duidelijke blijken hoe het vlaamsche publiek met de voorstel ling leeft, en hoe het tooneel voor zulk .publiek eene ze d es oh ooi kan zijn, gelijk het elders eene school ter overprikkeling van het zenuw stelsel is. Toch is er in de afgeloopen week weder een nieuwe fransche schouw burg geopend, die zich Théatre du Vaudeville noemt. Hij heeit zijne deuren, wel geschilderde logen en practisch ingerichte couloirs geopend voor een stuk in drie bedrijven van Raymond, genaamd Séduises Madame een jongeling, dio om eene groote erfenis te verkrijgen aan eene ge trouwde dame van zekere jaren ... het hof moet maken, doch zich ook door eenen vriend kan laten vervangen. Ref. gelooft het onnoodig er meer van te zeggen. Ondertusscheu heeft de stedelijke regeering reeds lang het plan opgevat eenen schouwburg te laten bouwen, dieuitsluitelijk voor nederlandscb geschreven (of vertaalde) stukken bestemd zal wezen. Eerstdaags moet de aanneming plaats hebben. De bouw is voorloopig op fr. 3-14,136.70 geschat. Men verlangt een borgtocht van fr. 17,200. Het tooneel zal ver rijzen in de Laeken-straat, waar de keizerin Maria Theresia lokalen voor een entrepot deed oprichten, die later als arsenaal werden gebezigd. Men berekent de gezamenlijke kosten op een half millioen franken. Een ander monument zal binnen kort op het Joseph Lebeau-plein (Henogonwer bolwerk) verrijzen, namelijk ter eere van Anneersens, den be' .roemden stoelenfabiïkant, die in 1719 op bevel der Oostenrijksche regee ring'ter dood werd gebracht, dewijl hij met zijne vrienden ter verdediging en herstelling der aloude gilde-privilegiën, eene volksbeweging had be raamd. Anneessens is tegenwoordig in den smaak! Men ontmoet zijne beeltenis in allerlei vorm' en grootte, doch meer met het uiterlijk van eenen diplomaat of eenen professor dan met het gelaat van eenen be schaafden werkman. Of het nieuwe vijftigjarige Belgiëden geest des volks zoo opvat als Anneessens dien begreep, kan betwist worden. Gedenkteekenen zijn hier te lande niet altijd het bewijs van het begrip der denk beelden welke zij vertegenwoordigen; anders zouden de geaffecteerde en als suikerwerk behandelde statuetten (de ambachten voorstellende) rondom de square van den Grand Ballon niet zoo coquet zijn uitgevallen. Men wil ook op de Nieuwe Graanmarkt eenen beroemden man ver heerlijken door een monument, waarvan de beeldhouwer Vanderlinden de schepper moet zijn. Het zal ter eere van J. B. Van Helmont, de na tuurkundige, geboren te Brussel in 1577, worden opgericht. Anneessens zal 30,000, van Helmont 33,872 franken kosten. Of het Brusselsche volk, voor wie toch in de eerste plaats de publieke gedenkteekenen moesten opgericht worden, in den heer van Helmont groot balang zal stellen, is eene andere vraag. In elk geval is deze personage ons een weinig nader verwant dan de helden uit Caesars tijd, gelijk Boduognad en anderen. Er is nog een derde monument in den maak; namelijk een gedenkteeken voor het graf van Conscience (Leve de monu menten!). Als het daarmede maar niet zoo gaat als met de meeste an deren! Gewoonlijk wordt iets dergelijks aan eenen beeldhouwer opgedragen, die niet het minste begrip van bouwkunst heeft. Men plaatst eene of andere zinnebeeldige figuur met eene omgekeerden fakkel in eene afschuwe lijke nis, en dan meent men aan den overledene eene groote eer te hebben bewezen. In de meeste gevallen konde men aan de kunst en aan den gestorvene eenen beteren dienst doen. Hendrik Conscience's nagedach tenis, dat is waar, wordt buitendien in alle opzichten in eere gehouden. Zijn voorbeeld trekt immer meer. Men heeft van den laatsten tijd een aantal novellenschrijvers en medewerkers aan vlaamsche tijdschriften op te teekenen, die daarvan het bewijs geven. De Nederlandsche dicht- en famsthalle bij voorbeeld, een tijdschrift wat in Noord-Nederland minder bekend is, ofschoon Schalekamp, Van de Grampel en Bakker te Amster dam daarvan de medeuitgevers zijn, geredigeerd door Th. Coopman en T. A. De la Montagne, bracht onlangs een opstel yan J. F. van Cuyck, waarin dit onderwerp werd behandeld, ter gelegenheid van een overzicht der werken van den nog levenden romanschrijver Sleeckx". Onder de eigenschappen welke deze schrijver met Conscience gemeen heeft, noemt men de zedelijke strekking zijner verhalen van de eene, en de humoristische natuurlijkheid en vroolijkheid van de andere zijde, waar door zij zich onderscheiden van de fran<che realistische romans die de droefgeestigheid en de ontevredenheid aankweeken. De vlaamsche ver halen zijn berekend op een volk van wezenljjk zedelijk gevoel en eenvoudigen smaak. Wanneer men dan toch aan Conscienca ook op zijn graf zelf nog eene hulde wil brengen, zorge mea vooral daar geenen kosmopolitischen, gviel'sch-iomeinsch-indisuhen steenhoop te plaatsen, waarvan de motieven aan de nieuwere manier van bouwen zijn ontleend, maar een werk waaruit de geest spreekt van hot naief kind uit het volk en den vlaamschen dichter. D.iar wij uu van do 'Dicht- en KundliaJIe spreken, die reeds zijn zevenden jaargang bclcefr, zij nog vermeld dat daarvan een bijzonder gedeelte aan den taalstrijd hier en elders" is gewijd, waarin ouder anderen een be langrijk opstel van Waling Dykstra te Holwerd, over de Friesche taal voorkomt, beschrijvende wat bij voorbeeld het Frysk SelsJcip op dit gebied heeft tot etand gebracht. Brussel, 3 Nov. '84. M. A, LETTERKUNDE. Een Lent van Vaersen, door Louis Couperus, Utrecht, J. L. Boyars, 1884. II (Slot). Vondel heeft óók wel, kleurshalve, pleonasmen gebruikt: anders zou ik zeggan, dat, in ieder opzicht, het hooi-bre stiltu" van Potgieter mij, boven het geluidenlooze stilte" van den Heer C., de voorkeur schijnt te verdienen. Hij opent er zijn Kleopatra" meo. In 't geheel heeft de stoutheid van 's dichters woordgebruik iets aantreklijks. Moed kan echter wel in overmoed ontaarden; en gewaagde zijn niet altijd naauwkeurig gewogen vormen. Wat zijn zwijmlend-zwoele" geuren? Den schilders met penceel en palet mag mon zekere slordigheid van lijnen ten goede houden, als de tonen treffend juist zijn; de schilder met de dichtveêr heeft op keurigheid van omtrekken te letten. Zwijmlend" staat hier, blijkbaar, voor zw/jmclwcJcJcend. Maar zal men dan voort aan ook voor schrikwekkend, schrikkend, voor lachwekkend, lachend mogen zeggen? In het silver-scheeinrend schijnsel"schijnt schemerend transitief gebruikt te worden. Het zal wel geen samenstelling bedoelen te zijn als sïlverllan'k, dat llarik als ailvcr beteekent. Schemerend als zilver zal niemant willen zeggen, al kan men te-recht van eensilverachtigenof(ml men) zilvrigcn schemer spreken. De schildering der befaamde ^Egyptische is, anders, fraai: ... in de kussens der vergulde sponde Yerheit zich de vorstin, heur naakten boezem Opbeurend, moede lenend op den arm, Die rank zich rondt... De blik van 't fulp-zwart oog, Amandelvormig, met gedoofdon straal, Lonkt droomrig onder sluyerende wimpers. Het zwarte hair, zoot-riekend naar de myrrlie, Zijn warrelende paerelkluisters slakend. Omwoelt in vloeyend git heur goud-gebrainde En weelderige tors... Stout en goed is hier dit laatste woord aangewend. Wat De Vries en Te Winkel bewoog het vrouwelijk te maken, is duister; maar dat doen zij zelfs met hun sigaar. Morgen worden wij op het sap der silroen" getrakteerd. Goud-geltruindèis weer bedenkelijk; om dat goud een ze'fstandig naamwoord is, dat slechts door toevoeging van den genitief-uitgang en tot adjektief of bijwoord (?) worden kan. Meesterlijk is de schildering van de adder: Daar zwiert Met cïerlijk-kronkelende bocht en ronding. Met gluiprig, flikkrond oog, en tong, zoo spits En puntig-fijn, als waar' ze een gulden naald, Zich de ememuden slang van 't bed van geuren; | En slingert, langzaam slippend, zachtttens-Rchuiüend, Op vochten killen buik steeds verder glijdend, Zich rond den ronden arm, gelijk een spang... Een snoer smaragden mengelt zich weldra Met heur robijnen en haar blanke paerels... Hot is alleen een schittrend kleinood moor, Waar zij zich mode tooit... Kleinood behoort den klemtoon op den uitgang te ontvangen, en rond is woêr op de onhollandsche plaats gezst. Een slang slingert eich om een arm, of een arm rond, niet rond een arm. Maar zulke vlekjens beletten uiet, dat de passaadje heerlijk is. Getemd" is een aanschouwelijk en aardig (rijmeloos) verhaal van een jongen jager, die een hinde achtervolgt en door een verliefde Naiacfe in zijn Nimrods-drift gestuit wordt. Dat het zinnelijke meer dan het intellektueel-verheffende in deze gedichten den boventoon houdt, is uit dit tafereel a la Eoucher wel op te maken. De Losse bladen" bevatten: I Leda, in terne r'mie, die weinig gewoon zijn eener schildering van zulke wulpschheid woorden te leenen. Op het woordtjen roosvoet na, komt mij anders de studie schitterend voor. Ik noem het studie" want Leda" is maar aangegeven, niet geschilderd. II De Meirminnen. In den maneschijn verstrikken zij den schipper. III Of 't u nog heugt. De toestand is in dit sonèt niet geheel juist. De jonkman heeft met een mooi meisjen in 't volzoet avonduur" in eene embrasurt de fenëtre gestaan. Hunne stemming was zóó, dat hij mag uitroepen: Ik zweeg, ik zweeg, o, hadde ik toen gesproken, 't Geluk waar', bloesem op ons pad, ontloken. Maar hij zweeg, en ten gevolge daarvan ligt nu .... de knop ontblaérd, de steel gebroken. Maar in dat geval spreekt men iemant niet met het vokatief .liefste*1 toe, en vraagt niet, of 't u nog heugt?" Onze jonge erotische dichters zijn zonderling, Ginds ijdelheid; bier ge* brek aan fierheid. Ziehier het laatste stukjen: IV Liedeken : O, wen ik de roze ware, Die g{j in uw lokken gtee&t, Ik zou aan het oor u lisplen, Hoe ge mg het harte breekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl