De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 16 november pagina 11

16 november 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

SCHAAKSPEL, No. 46. Van SAMUEL LOTD. (UI. W.) ZWAfiT. J» *?* *.. , { *« g WIT. r Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat. (Wit 6 en Zwart 4 stukken met E. £ i). OPLOSSING VAN SCHAAKPBOBLEEM No.il. l E 4 B 5 ! Ad libitum, 3 De Koning speelt en daardoor geeft de Toren mat. Drab f o n t. De zwarte pion op g 3 moet in probleem 45 worden weggelaten. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Door W. v. H. te Delft is goed opgelost No. 11 en 15 zonder pion g 3. Insgelijks t. ie Utrecht; D. te E. Nog juiste oplossingen ontvangen Tan P. J. O. van No. 43 en 44 ; Torn No. 45, idem S. T. allen te Amsterdam. Voorts J, H. N. te Venlo No. 48, terwijl Jas en Nel te Leiden zoowel in 13 als in 11 bet juiste tegenspel, waardoor da oplossingen falen, over bet hoofd hebben gezien. Nota bene: In No. 45 gelieve den speler zwart pion g 3 van bet bord te nemen. FEUILLETON. KRACHT IN ZWAKHE6D. EEN FANTASIE *, DOOB jj: iA.ntoinette.' sik ben.ondankbaar geweest, Gusta; 'k had nauwlijks gelet op uw toewijding. Vergeef me. Men zegt dat het geluk zelfzuchtig maakt. Ach ik geloof het niet. Wie gelukkig is, zou immers de gansche wereld gelukkig willen zien? Maar het ongeluk maakt zelfzuchtig. Vergeef mij daarom, Gusta." »Ik kan zoo weinig voor u doen dat weet ik wel; maar het zou mij niet mogelijk zijn heen te gaan". »Neen, gij doet veel, zeer veel voor ons. Ik voel het nu, hoe troosteloos alles zijn zou zonder uw stille zorg en toewijding, en terwijl ik de eenige afleiding vind bij mijn werk, zijt gij de beschermster van mijn arme Marie; en zonder u, Gusta, zoudon wij vreemde hulp moeten vragen. Waarlijk, onze eenige lichtstraal is uw vriendschap." Dank u," sprak zij zacht en toen, nog zachter, nauw hoor baar: «Mijnheer Randall, wanhoop niet en houd moed! ge moet blijven hopen...," »Moet ik1?" vroeg hij, met een glimlach, die den diepsten wee moed vertolkte. Toch was er in hare smeekbede die als bevel klonk iets, wat hem een oogenblik deed hopen, ondanks zichzelf. sWaar hebt ge troosten geleerd, Gusta?" «Ik kan het niet," antwoordde zij. Als ik het kon, dan zou Marie niet langer zoo... dood zijn." Zij weet niet, hoe volkomen dood voor mij en toch is 't of zij getuige was van alles, dacht Randall en ging heen om in de eenzaamheid al zijn leed in eigen hart te begraven. Sedert dien dag was Randall opmerkzamer bij Augusta's tegen woordigheid. Als bij zijn thuiskomst zijne vrouw hem nauwlijks begroette, terwijl hij haar elk wederwoord als 't ware moest ont wringen en geen trek op haar gelaat van leven getuigde, dan zag hij ook het jonge sympathieke wezen als een trouwe waakster nevens haar. En eenmaal opmerkzaam geworden, bewonderde hij de krachtig liefhebbende ziel die uit vrije beweging een lijden doelde, dat ook haar de rozen van 't gelaat had geroofd, ma» iiieper glans schonk aan do peinzende, zachte oogen die altijd rondkeken met de gedachte aan wat er gedaan kon worden voor twee menschen, en die geen andere wereld zagen dan die der, toewijding. Daarom trof het Randali pijnlijk, toen zijn vriend Terwolde kern wees op deu invloed dien de tegenwoordigheid eener vreemde op Marie's zieltoestand zou kunnen uitoefenen. «Geloof mij, Randall, zoo klonk zijn raad: uw vrouw wordt nu te veel voorkomen, hare gedachtenloop wordt door niets gestuit; met de grootste angstvalligheid 'zorgen gij en Augusta dat niets. haar onaangenaam kan aandoen; al die zorg en die liefde bemerkt zij niet een onaangename gewaarwording zou haar wellicht uit dotheid doen ontwaken en misschien zou het bijzijn eener vreemde haar hinderen en eenige verandering in den gewo-i nen loop harer gedachten brengen". s Ge zijt een utopist, Terwolde'', klonk het smartelijk. »Meent ge, dat, wanneer de worden der innigste liefde haar niet doen ontwaken, een vreemde gestalte dit zou kuunen bewerken?1' -T ' »Ik beweer slechts wat kan, en verzeker niet wat zal gebeuren," antwoordde Terwolde, »maar ik weet dat gij de geringste hoop niet zult afwijzen; het zou de eerste maal niet zijn dat het schijn baar geringe uitwerkte, wat het groote niet vermocht te verande ren, er is geen grooter raadsel dan de menschelijke geest". s Zeker", hernam Randall, »neem ik dankbaar eiken raad aan van mijn vriend en als ik soms een bitter antwoord geef, komt dit niet uit mijn hart. Ik zal doen wat ge aanraadt en 't is onnoodig dat onze Gusta daarom zou vertrekken". »En waarom zou zij blijven?" vroeg Terwolde en voegde er haastig bij: »uw huis is te somber Randall, voor een jong, gevoelig meisje; wie weet wat haar nog wacht in het leven, niemand mag zich offeren zonder een doel". -c ; ?_O, gij kent Gusta niet! Zelf heb ik haar verzocht heen te gaan, om dezelfde reden die gij noemt, maar 't was als kon men haar geen grooter smart aandoen, dan hare algeheele toewijding af te wijzen. Het kind is een engel van zachtheid en geduld. En is het wonder Terwolde, dat ik, nu zij vrijwillig blijft, den moed mis, om mijn leven nog somberder te maken dan het reeds is en Marie te berooven van Gusta's teedere zorgen?" »Geloof toch niet Randall, dat uw arm vrouwtje eenig gevoel heelt voor vriendschap, nu zelfs uw liefde haar koud laat; en wat u zelf betreft, wees een man, stel uw levensmoed niet af hankelijk van de hulp van een jong meisje." «Vriend! nu overdrijft ge. Als ge denkt dat Gusta's vertrek noodig is, zal ik haar zeggen waarom die raad gegeven werd en door wien, en ik zal nog heden werk maken van vreemde hulp.", »Ja, doe wat ge in uw macht hebt!" sprak Terwolde, zóó op gewekt, als ware Marie's herstel reeds verzekerd; »het overige moeien wij dan moedig afwachten." 's Avonds, toen uandall met zijne vrouw en Augusta tezamen was, begon hij, onhandig als een man, zonder eenige voorberei ding, aldus: »Mijn beste Marie, wij weten niet of Gusta, zoolang het noodig mocht zijn, bij ons zal kunnen blijven, en wij mo gen ook niet te veel van haar vergen; daarom heb ik werk ge maakt van andere hulp, totdat gij weer sterk genoeg zult zijn om de huishoudelijke bezigheden zelve op u te nemen." Randall had zijne vrouw aangezien, terwijl hij sprak, doch gesn bewijs van instemming of afkeuring had hij op haar golaat kun nen bespeuren. Haar eenig antwoord was: »Ja, Herman, ik ben nog te moe." En de stem had dienzelfden onverschilligen klank waarin geen verandering, geen uitdrukking was. Toen zag Randall naar Augusta, en de zielvollc, sprekende oogcn zagen hom aan, verschrikt, bedroefd, nameloos bedioefd. »Te veel van mij vergen?" Dit spraken die oogen zoo duidelijk als had Augusta de warmste pleitrede voor eigen hart \\elspcckend geuit. Randall verweet zich zijne onhandigheid en 'tme'est zijn toestemming op Terwolde's voorstel. Den blik van die levende oogen afwendend om weer de doode oogen zijner Marie te zien, sprak hij: »Maar 't spreekt van zelf dat Gusta bij ons blijft zoo lang hare ouders het toestaan, want het zou ons veel kosten haar bijzijn te missen, niet waar Marie?" Een toestemmend knikje was het antwoord van Randall's vrouw en een stralenden blik, een verhoogde blos, waren opnieuw het antwoord dat Randall in een ander gelaat las, en hij voelde zich als bevrijd van een last die hem gedrukt had. Hij had Terwolde's raad gevolgd. Maar hij kon toch Augusta jiiet wegzenden als zij zóó hartelijk wenschte te blijven r Be nieuwe huisgenoot was gekomen. Nf.dnt U ncbll haar had ingelicht omtrent den toestand zijner vrouw, s'dJo liij haar aan .: deze en aan. Augusta voor. Movic groette met weilUnigciyke be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl