De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 16 november pagina 12

16 november 1884 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

*».-? DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ??'X 380 laefdheid, doch haar matte blik vertolkte geen gewaarwording en zij scheen do tegenwoordigheid der niet oribevallige Deborah Kol man terstond te vergeten. Bevallig was de slanke, weigebouwde gestalte en sprekend was het gelaat dat moeilijk haar leeftijd deed gissen. Hare oogen waren onberispelijk gevormd en donker; maar die oogen schenen geen rustpunt te kunnen vinden; zij dwaalden ongedurig en onbescheiden van den ecnen persoon naar den anderen. Toen zij gedurende vierentwintig uren in zijn rmis had vertoefd, vroeg Randall aan Augusta: »Hoe bevalt u onze huisgenoot?" »\Yat zal ik zeggen," antwoordde Augusla, szij is n dag bij U, mag men dan oordeelen?" »Ja, ik wil uw oordeel weten, Gusta." j>lk weet niet hoe het komt, als ik haar aanzie, of liever, nis ze mij aanziet, heb ik een grootc neiging- om haar teoniloopen." »Dan voelt ge juist Gusla, wat ik heb gevoeld van 't eerste oogcnblik af dat ik haar zag. En mij dunkt Gusta, als er ecnige kans is om mijn arme Marie een onaangenamen indruk te doen ont vangen, dan kan deze persoon daarvoor wel de uitverkorene zijn. En toch zou ik haar diensten nooit hebben aangenomen, als ik haar te voran had gezien." s Wij oordeelen misschien geheel verkeerd, Mijnheer Randall." »Go zijt de zachte, liefderijke Gusla, om zoo te kunnen den ken," antwoordde Randall. «Geloof mij, de eerste indrukken zijn de ware. Intusschen zal deze persoon, volgens Terwolde's prach tige theorie, de genezing van mijn lieveling bevorderen!" »0, Mijnheer Randall! zóó bitter moet ge niet spreken!" «Moet ik niet?1' vroeg hij weemoedig glimlachend; s gij ver staat toch wel ironie, Gusta?" »Ja ironie.,... Maar bitter sarcasme verzwaart het leed." »Ge hebt gelijk. En bitter zal ik niet worden, al ware 't maar uit dankbaarheid dat gij me niet aan mijn lot overlaat. Gij zijt de eenige zonnestraal in ons somber huis, en ik zal u bewonde ren als ge uw offer nog volhoudt, nu het gezelschap dezer antipflthelisehe figuur dit nog verzwaart." Randall drukte Augusta de hand en zij stond lang in gepeins verloren op dezelfde plek met n gedachte: een offer ? Is dan de dienst dien men vrienden bewijst, een offer? Zij glimlachte, terwijl tranen haar in de oogen welden. Neen, een zoo grenzelooze behoefte aan toewijding te kunnen vervullen, dit waarlijk was geen offer. O, waarom mocht zij niet ziek worden in Murie's plaats en zóó 't grootst geluk hergeven aan hém? Deborah Kolman las Marie uit een roman voor, doch Marie verstond. slechts klanken en staarde in het niet. Augusta trad binnen en de lezeres staakte gedurende een' oogen blik hare lec tuur, om die te vervolgen tot weldra ook Randal! de kamer in kwam. Vroeger dan gewoonlijk was'hij teruggekeerd en op den korten, hoewel beleefden toon, hem eigen tegenover de ongewenschle huisgenoot, sprak hij: «Juffrouw Kolman, u kunt verder over uw tijd disponeeren vandaag." Zij stond op en verzekerde met een glimlach dat zij gaarne van hare vrijheid gebruik wilde maken. Toen zij vertrokken was, sprak Randall tot zijne vrouw: s Die dame heeft iets wat mij onverklaarbaar tegenstaat en die tegen zin groeit dagelijks; hoe bevalt ze u, beste?" Hij hud naast haar plaats genomen en zocht haar blik, zocht dien voor de duizendste maal, tevergeefs! De jonge vrouw staarde onbestemd voor zich heen en de loome'bijna klanklooze stem antwoordde: »Mij dunkt dat zij goed is, zij doet alles " Randall vergat Augusta's tegenwoordigheid; met een nieuwe wanhopige poging om hare gedachten aan te wakkeren, vervolgde hij, terwijl elk woord trilde van diepe smart: »Als onze M uibloempjes nog bij ons waren, Marie, zouden zij ook af keer gevoe len van deze ongewenschte huisgenoot; geloof me, zie haar eens goed aan, dan zult ge mij begrijpen. Doch als eenig antwoord, spraken de bleeke lippen: »Zij zijn immers heen, ilerman; gij hebt dit al zoo dikwijls gezegd; laat mij nu met rust " Toen, in het oogenblik der nieuwe vertwijfeling, der alle hoop vernietigende teleurstelling, sloeg Randall den arm om de verlorene vrouw en riep hartstochtelijk: «Mijne Marie, besta ik niet meer? ben ik dan ook dood ?" Augusta was opgestaan, met eerbied voelend dat zij te veel wass, maar vreczend door eenig geluid Marie's wellicht ontwakenj gevool te verstoren, slond ze met afgewend hoofd Lij de ueur en waagde hef. niet die te openen. Vel scheen het als ontwaakte gcduiemle een ondeeljaar oogenblik een gedachte in het verstijWöhart, maar ter stond verloor Randall de illusie die hij nog ns en ook te vergeefs in de wijd geopende oogen had rneenen ie lezen. Met tranenlooze smart zag zij hém aan, die eens haar afgod was; toen klonk het rnat en slepend: ja, gij zijt bij me, ik weet het wel, maar 't is alles zoo vreemd ik kan geen ander zien.... twee dooden zie ik " Randall stond op met de kalmte der hoogste vertwijfeling, en zag Augusla gereed om heen ie gaan. «Gusla!" Haar naam klonk bijna als een bevel en werktuigelijk gehoorzaamde zij. Randall zag haar gezichtje, stralend van innig medegevoel en 't was hem, als werd zijn leed door haar zathieci buk verzacht, en tóch vergroot. «Vergeef mij Gusta, ik had u dit tooneel moeten sparen! En kunnen sparen", voegde hij er met bitterheid bij. Toen naderde hij haar, nam hare hand en sprak: »Beloof me nu dat ge zult heengaan. Ik wil niet dat ge langer zooveel leed zult zien. Ga naar huis...." «Naar huis?" herhaalde zij smartelijk. "O laat mij blijven zoolang ik iets voor u en Marie kan zijn." Toen haar nanm werd uitgesproken, wendde Marie even het hoofd naar den kant waar gesproken werd en een nauw hoor bare zucht ontsnapte haar, doch Randall noch Augusta hoorden dien zwakken klank. »Doe dan wat uw hart u ingeeft Gusta; want dat moet goed zijn", antwoordde Randall en Augusta dacht in de stille jliepte van hare ziel dat zij op aarde nimmer een anderen wensch zou koesteren dan dezen: Marie hare zorg en Randall hare vriendschap te wijden. Tegen den avond was zij met Terwolde gedurende eenige oogenblikken alleen. »Dokter", klonk het hem tegen; weet ge nog geen redmid del? Hij zal bezwijken onder zooveel leed." En, evenals eenige maanden geleden, toen hem diezelfde vraag had tcgengc-klonken, antwoordde hijernsiig: «Gusta, een man kan alles dragen als hij wil als hij moei". Augusta wilde zooveel nog vragen, manr de moed ontzonk haar. Peinzend staarde zij in 'l haardvuur dat een fantastisch licht in de halldonkere kamer verspreidde. »Randall moet weer gelukkig worden," uitte zij eindelijk, hnlf fluisterend.. Zulk een lang leven nog, en altijd met die smart dat is ondenkbaar. Zou er niets, niets ter wereld kunnen gebeu ren, dat haar deed opschrikken uit die doffe rust?..." Terwolde antwoordde niet terstond. Ook hij staarde pein zend in het vuur. Na eenige stilte, sprak hij: t Ja, een n'cuwe schok zou Marie kunnen genezen van hare apathie maar wat ter wereld Gusta, zou haar kunnen treffen dun de dood van hèrn voor wien zij thans een doode is?'' «Neen! Neen! Dat niet..." klonk het als een kreet van harts tochtelijke angst en in vertwijfeling over de gedachte door Terwolde geuit, bedekte Augusta 't gloeiend gelaat rnet beide handen en, hij die dit alles hoorde en zag, hij zag ook langs die handen tranen vallen, tranen, rood gekleurd door den gloed der vlam. Plotseling nam hij hare hand in de zijne en staarde in hef ont stelde gezichtje dat zich zonder het te weten ie '/ergeeis voor zijn blik te verbergen zocht. x> Gusta"! sprak hij angstig en ernstig te vens, «zóó map; men niet treuren over 't leed zijner vrienden, ik verbied het u" Verschrikt, verwonderd zag zij hem aan met wien zij altijd had omgegaan als met een vriend, een ouderen broeder. De uiting harer eigene smart begreep zij niet in vollen omvang en evenmin zijn bevel. Hij zag het betraande, reina gelaat dat nu geheel nanr hem waa opgeheven en voelde dut hij te ver had willen gaan; toch liudhij haar knielend hetzelfde bevel als smeekbede willen hcrlinlun doch hij behecrschte zich en herhaalde kalmer: »lk verbied het u als vriend, als dokter " «Gij zijt zoo goed," sprak zij vriendelijk, »ik dank u, dokter". De tranen sprongen hem in de oo:>,en, hij drong ze rnet geweld terug en hernam zacht maar dringend: «Geloot me, L,;J moet heen gaan; ik kan u niet zeggen waarom, maar het is beter". Zij trok hare handen terug en schudde weemoedig het hoofd. »!k l;;m niet, Dokter, maar ais ge mij bewijst, waarom het goed zou zijn, zal ik hc.cognan.... rui golooi' ik dit hulzor^is voor mij, die u x.oo do;, t. snrekon, maar ik L", n s t ??ik er dan gij deukt en ik mof-1 blijven zoi.-lanpf ik k:n;.'' Uol w .v. Tci'o.'oldc! ie moede- ;:!;: moc?i Lij nu zeiden wat Leni bcargs'igde, maar bj voelde tevens het onmogelijke van dien wensch en antwoordde slechts: »de reden kan ik u niet zeggen Gusta.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl