Historisch Archief 1877-1940
*».-?
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
??'X 380
laefdheid, doch haar matte blik vertolkte geen gewaarwording en
zij scheen do tegenwoordigheid der niet oribevallige Deborah Kol
man terstond te vergeten.
Bevallig was de slanke, weigebouwde gestalte en sprekend was
het gelaat dat moeilijk haar leeftijd deed gissen. Hare oogen waren
onberispelijk gevormd en donker; maar die oogen schenen geen
rustpunt te kunnen vinden; zij dwaalden ongedurig en onbescheiden
van den ecnen persoon naar den anderen.
Toen zij gedurende vierentwintig uren in zijn rmis had vertoefd,
vroeg Randall aan Augusta: »Hoe bevalt u onze huisgenoot?"
»\Yat zal ik zeggen," antwoordde Augusla, szij is n dag bij
U, mag men dan oordeelen?"
»Ja, ik wil uw oordeel weten, Gusta."
j>lk weet niet hoe het komt, als ik haar aanzie, of liever, nis
ze mij aanziet, heb ik een grootc neiging- om haar teoniloopen."
»Dan voelt ge juist Gusla, wat ik heb gevoeld van 't eerste
oogcnblik af dat ik haar zag. En mij dunkt Gusta, als er ecnige
kans is om mijn arme Marie een onaangenamen indruk te doen ont
vangen, dan kan deze persoon daarvoor wel de uitverkorene zijn. En
toch zou ik haar diensten nooit hebben aangenomen, als ik haar
te voran had gezien."
s Wij oordeelen misschien geheel verkeerd, Mijnheer Randall."
»Go zijt de zachte, liefderijke Gusla, om zoo te kunnen den
ken," antwoordde Randall. «Geloof mij, de eerste indrukken zijn
de ware. Intusschen zal deze persoon, volgens Terwolde's prach
tige theorie, de genezing van mijn lieveling bevorderen!"
»0, Mijnheer Randall! zóó bitter moet ge niet spreken!"
«Moet ik niet?1' vroeg hij weemoedig glimlachend; s gij ver
staat toch wel ironie, Gusta?"
»Ja ironie.,... Maar bitter sarcasme verzwaart het leed."
»Ge hebt gelijk. En bitter zal ik niet worden, al ware 't maar
uit dankbaarheid dat gij me niet aan mijn lot overlaat. Gij zijt
de eenige zonnestraal in ons somber huis, en ik zal u bewonde
ren als ge uw offer nog volhoudt, nu het gezelschap dezer
antipflthelisehe figuur dit nog verzwaart."
Randall drukte Augusta de hand en zij stond lang in gepeins
verloren op dezelfde plek met n gedachte: een offer ? Is dan
de dienst dien men vrienden bewijst, een offer? Zij glimlachte,
terwijl tranen haar in de oogen welden. Neen, een zoo
grenzelooze behoefte aan toewijding te kunnen vervullen, dit waarlijk
was geen offer. O, waarom mocht zij niet ziek worden in Murie's
plaats en zóó 't grootst geluk hergeven aan hém?
Deborah Kolman las Marie uit een roman voor, doch Marie
verstond. slechts klanken en staarde in het niet. Augusta trad
binnen en de lezeres staakte gedurende een' oogen blik hare lec
tuur, om die te vervolgen tot weldra ook Randal! de kamer in
kwam. Vroeger dan gewoonlijk was'hij teruggekeerd en op den
korten, hoewel beleefden toon, hem eigen tegenover de
ongewenschle huisgenoot, sprak hij: «Juffrouw Kolman, u kunt verder
over uw tijd disponeeren vandaag."
Zij stond op en verzekerde met een glimlach dat zij gaarne
van hare vrijheid gebruik wilde maken.
Toen zij vertrokken was, sprak Randall tot zijne vrouw: s Die
dame heeft iets wat mij onverklaarbaar tegenstaat en die tegen
zin groeit dagelijks; hoe bevalt ze u, beste?"
Hij hud naast haar plaats genomen en zocht haar blik, zocht
dien voor de duizendste maal, tevergeefs! De jonge vrouw staarde
onbestemd voor zich heen en de loome'bijna klanklooze stem
antwoordde: »Mij dunkt dat zij goed is, zij doet alles "
Randall vergat Augusta's tegenwoordigheid; met een nieuwe
wanhopige poging om hare gedachten aan te wakkeren, vervolgde
hij, terwijl elk woord trilde van diepe smart: »Als onze M
uibloempjes nog bij ons waren, Marie, zouden zij ook af keer gevoe
len van deze ongewenschte huisgenoot; geloof me, zie haar eens
goed aan, dan zult ge mij begrijpen. Doch als eenig antwoord,
spraken de bleeke lippen: »Zij zijn immers heen, ilerman; gij
hebt dit al zoo dikwijls gezegd; laat mij nu met rust "
Toen, in het oogenblik der nieuwe vertwijfeling, der alle hoop
vernietigende teleurstelling, sloeg Randall den arm om de verlorene
vrouw en riep hartstochtelijk: «Mijne Marie, besta ik niet meer?
ben ik dan ook dood ?"
Augusta was opgestaan, met eerbied voelend dat zij te veel wass,
maar vreczend door eenig geluid Marie's wellicht ontwakenj gevool
te verstoren, slond ze met afgewend hoofd Lij de ueur en waagde
hef. niet die te openen.
Vel scheen het als ontwaakte gcduiemle een
ondeeljaar oogenblik een gedachte in het verstijWöhart, maar ter
stond verloor Randall de illusie die hij nog ns en ook te
vergeefs in de wijd geopende oogen had rneenen ie lezen.
Met tranenlooze smart zag zij hém aan, die eens haar afgod was;
toen klonk het rnat en slepend: ja, gij zijt bij me, ik weet het
wel, maar 't is alles zoo vreemd ik kan geen ander zien....
twee dooden zie ik "
Randall stond op met de kalmte der hoogste vertwijfeling, en
zag Augusla gereed om heen ie gaan.
«Gusla!" Haar naam klonk bijna als een bevel en werktuigelijk
gehoorzaamde zij. Randall zag haar gezichtje, stralend van innig
medegevoel en 't was hem, als werd zijn leed door haar zathieci
buk verzacht, en tóch vergroot.
«Vergeef mij Gusta, ik had u dit tooneel moeten sparen! En
kunnen sparen", voegde hij er met bitterheid bij. Toen naderde
hij haar, nam hare hand en sprak: »Beloof me nu dat ge zult
heengaan. Ik wil niet dat ge langer zooveel leed zult zien. Ga
naar huis...."
«Naar huis?" herhaalde zij smartelijk. "O laat mij blijven
zoolang ik iets voor u en Marie kan zijn."
Toen haar nanm werd uitgesproken, wendde Marie even het
hoofd naar den kant waar gesproken werd en een nauw hoor
bare zucht ontsnapte haar, doch Randall noch Augusta hoorden
dien zwakken klank.
»Doe dan wat uw hart u ingeeft Gusta; want dat moet goed
zijn", antwoordde Randall en Augusta dacht in de stille jliepte
van hare ziel dat zij op aarde nimmer een anderen wensch zou
koesteren dan dezen: Marie hare zorg en Randall hare vriendschap
te wijden.
Tegen den avond was zij met Terwolde gedurende eenige
oogenblikken alleen.
»Dokter", klonk het hem tegen; weet ge nog geen redmid
del? Hij zal bezwijken onder zooveel leed." En, evenals eenige
maanden geleden, toen hem diezelfde vraag had tcgengc-klonken,
antwoordde hijernsiig: «Gusta, een man kan alles dragen als hij
wil als hij moei".
Augusta wilde zooveel nog vragen, manr de moed ontzonk haar.
Peinzend staarde zij in 'l haardvuur dat een fantastisch licht in
de halldonkere kamer verspreidde.
»Randall moet weer gelukkig worden," uitte zij eindelijk, hnlf
fluisterend.. Zulk een lang leven nog, en altijd met die smart
dat is ondenkbaar. Zou er niets, niets ter wereld kunnen gebeu
ren, dat haar deed opschrikken uit die doffe rust?..."
Terwolde antwoordde niet terstond. Ook hij staarde pein
zend in het vuur. Na eenige stilte, sprak hij: t Ja, een n'cuwe
schok zou Marie kunnen genezen van hare apathie maar wat
ter wereld Gusta, zou haar kunnen treffen dun de dood van hèrn
voor wien zij thans een doode is?''
«Neen! Neen! Dat niet..." klonk het als een kreet van harts
tochtelijke angst en in vertwijfeling over de gedachte door
Terwolde geuit, bedekte Augusta 't gloeiend gelaat rnet beide
handen en, hij die dit alles hoorde en zag, hij zag ook langs die
handen tranen vallen, tranen, rood gekleurd door den gloed der
vlam.
Plotseling nam hij hare hand in de zijne en staarde in hef ont
stelde gezichtje dat zich zonder het te weten ie '/ergeeis voor zijn
blik te verbergen zocht. x> Gusta"! sprak hij angstig en ernstig te
vens, «zóó map; men niet treuren over 't leed zijner vrienden, ik
verbied het u" Verschrikt, verwonderd zag zij hem aan met
wien zij altijd had omgegaan als met een vriend, een ouderen
broeder. De uiting harer eigene smart begreep zij niet in vollen
omvang en evenmin zijn bevel.
Hij zag het betraande, reina gelaat dat nu geheel nanr hem waa
opgeheven en voelde dut hij te ver had willen gaan; toch liudhij
haar knielend hetzelfde bevel als smeekbede willen hcrlinlun
doch hij behecrschte zich en herhaalde kalmer: »lk verbied het
u als vriend, als dokter "
«Gij zijt zoo goed," sprak zij vriendelijk, »ik dank u, dokter".
De tranen sprongen hem in de oo:>,en, hij drong ze rnet geweld
terug en hernam zacht maar dringend: «Geloot me, L,;J moet heen
gaan; ik kan u niet zeggen waarom, maar het is beter".
Zij trok hare handen terug en schudde weemoedig het hoofd.
»!k l;;m niet, Dokter, maar ais ge mij bewijst, waarom het goed
zou zijn, zal ik hc.cognan.... rui golooi' ik dit hulzor^is voor mij,
die u x.oo do;, t. snrekon, maar ik L", n s t ??ik er dan gij deukt en
ik mof-1 blijven zoi.-lanpf ik k:n;.''
Uol w .v. Tci'o.'oldc! ie moede- ;:!;: moc?i Lij nu zeiden wat Leni
bcargs'igde, maar bj voelde tevens het onmogelijke van dien wensch
en antwoordde slechts: »de reden kan ik u niet zeggen Gusta.