Historisch Archief 1877-1940
No. 380
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Jawel, dat begrijp ik heel goed, tnaar waar zijn we hior ?'*
In een reclit treurig verblijf! Hier buizen de arme stakkers waar geen
kruid meer voor gewassen ia. Deze arme meikever sukkelt aan sclieele
hoofdpiin, die zóó ontzettend is, dat de kunst er niets tegen vermag te
doen; de geleerden denken er thans over OBI tot trepaneeren over te gaan,
maar ik hoop dat het niet zal gebeuren, want,... lii, hi, hi, hi..."
? De man barstte in tranen los en ik eerde zijne droefheid en vroeg niets,
naar wachtte ernstig en somber totdat hij wat kalmer zoude worden.
't Is maar," riep hij snikkende, dat het arme dier het niet uit zal
houden en onder de handen van de doctoren dood zal blijven, en het is
zoo'n allerliefst beest! Wilt u wel gelooven das het mij al heel goed
kent; het wuift al met zijne voorpootjes als ik binnenkom. O. O. O!"
Ik moet eerlijk bekennen dat ik den huüerigen gids wel wat verveleud be
gon te vinden en trachtte hem over wat anders aan het spreken te
kragen.
Een mooie kanarievogel," zeide ik, op een kooitje wijzende.
Ook al een van de opgeschrevenen ten doode, mijnheer!" riep de man
zenuwachtig." Tuberculose van de linker long en ver gevorderd ook;
wij passen benzoë-inhalatiën toe, maar ik vrees, ik vrees! De patiënt heeft
voortdurend koorts en hedenmorgen wees de thermometer weder een en
veertig graden aan; het is een ramp, het is een ware ramp!"
, Waarom stuurt men het diertje niet naar Da vos?"
Daar zegt u zoo iets; daar zal ik toch eens met den directeur over
praten; als het beestje mocht komen te sterven zoude ik een gevoel heb
bon alsof ik twee van mijn kinderen naar het graf had gebracht."
Ik.geloof het gaarue," antwoordde ik, de omgang met al die zieke
en lijdende schepselen moet u wel zeer vatbaar voor aandoeningen maken."
Ja, ja, .... ik ... ."
De kerel begon waarachtig weder te huilen.
Ik liet hem staan, liep alleen verder en kreeg eensklaps iets zeer merk
waardigs te aanschouwen; in een aardig vertrekje stond een dier dat ik
onmiddellijk voor eene giraffe hield, maar waarvan ik enkel lijf en pooten
te zien kreeg, daar de rest van het beest zich in de hoogte ia een soort
half-duister verloor.
Eena giraffe met acute gewrichts-rheumatiek", expliceerde mijn gelei
der, die mij achtei'op was komen loopen; het onfortuinlijke dier kon zijn
nek niat meer buigen en nu hebben wij in de zoldering van twee ver«
diepingen gaten laten zagen, waar het zijn kop door kan steken."
Dat is heel vernuftig bedacht; maar apropos waar komt dat geraas
van daan dat ik telkens hoor."
Het wordt door de stoom-mactiine van den pédicnre van het gesticht
veroorzaakt."
Wat voert die pédicuro dan uit?" vroeg ik verbaasd.
\Yy hebben hier tijdelijk een olifant uit Artis in den kost; het arme
beest sukkelde aau een paar venijnige likdoorns die het beletten om fat
soenlijk te loopen en de pédieure helpt er hem thans af. U begrijpt dat
dit een heele deun is en dat het werk niet met een gewoon scheermes
Kaat, daarom hebben wij een stoom-machinetje gebouwd, dat heel sub
tiel werkt."
Wij gingen verder en ik zag nog tal van merkwaardige zaken:
kikvorscben en aangeschoten patrijzen op krukken, hanen en koeien met
kicspijndoeken, schapen en konijnen op.... passez-moi Ie mot op
ondersteken, regen wurmen in gips-verbanden, kakkerlakken met verscli
aangezette neuzen, paarden met houten beenen, enz. enz.
Er is heel wat op te passen aan die aike Noach's," meende ik.
Mijn medgezel trok een scheef gezicht en ik vermoedde daarom dat hij
tnijne uitdrukking zeer oneerbiedig had gevonden; toen zeide hij met het air
van iemand die denkt, de man is niet wijzer," ja, heel wat op te pas
sen en het is voor ons mensehen zoo moeilijk om al die arme dieren
naar den eisch' te bedienen, want wij kunnen hen natuurlijk niet altijd
begrijpen, en ... ."
Maar waarom onderhandelt de directie niet met Broekman van het
honden- en apenspel?" riep ik, mij dunkt dat als de zieke beesten door
gedresseerde hondjes en aapjes werden verzorgd dat alles dan nog veel
beter zoude gaan.
. Een subliem idee, daar zal ik toch ook eens met de directie over
spreken; ik bemerk toch dat u ook hart voor de dieren hebt"
Ik kan zelfs geen vloo dood maken en wanneer ik er toe genoodzaakt
"ben, doe ik bet door middel van electriciteit."
Ueere gunst", zei de man, dat is aardig; maar doet u dat voortaan
ook maar niet en stuurt u zoo'a beestje gerust bij ons, het zal het hier
goed hebben".
De dieren die in 't gesticht wonen, hebban zeker wel eens treurige '
ervaringen achter den rug, niet waar?1'
Praat u er niet van; soms moeten wij ze uit ware spelonken en holen,
van vlieringen en uit kelders halen. Verleden v/eek was ik nog op een
zolderkamer, waar geen meubel, zelfs geen legerstede te ontdekken was
en toch huisden er man, vrouw en vijf kinderen op, die haast geen kleêren
aan het lijf hadden en letterlijk scheel van honger keken; wilt u wel
gelooven dat die onverlaten er toch een hond op na hielden?"
Dat 's barbaarsch i"
Niet waar? Het is onverantwoordelijk! Ik heb het arme dier dadtlijk
mede naar het gesticht genomen en gekoesterd."
En die inenschenV"
Die menschent Wat bedoelt U? Ge denkt toch niet dat wij daar naar
Kouden omkijken?"
Neen, natuurlek niet, ik zeïdat zoo maar bij vergissing. Maar daar
Bijn w\j aan de poort van bet gesticht, ik dank u zeer voor uw vriende
lijk geleide en uw onderhoudend diskoers."
Bonjour mijnheer, u hebt nu gezien hoeveel ladende schepselen er in
de wereld z\jn, en..."
Meteen begon de vent voor de derdo maal te huilen.
Die kerel bjkt wel een wandelenden zondvloed," dacht ik en wilde
Voortstappen, toen ik eensklaps iata zeer vreemds zag.
Tien of twaalf jonge kinderen, rna<rer, uitgeteerd en in gehavende
kleederen, hurkten op den grond en schenen iets op te rapen en op te
eten.
Wat is dat?" vroeg ik.
O, daar heb je dat lage, vuile gespuis weer", schveuwde de gids, de
brokken dio onzo lievo diertjes niet meer lusten gooien wij weg en dan
azen die gieren er dadelijk op; zij zijn er net zoo dol op als de bok op
de haverkist: Snij jullie uit of ik haal de politie hoor!"
Dreigende zwaaide hij met een stok, do kinderen zetten het op een
loopen, en......
Ik was bij de lectuur van een verkiezings-speech ingedut en had ge
droomd in een tehuis voor dieren der toekomst te zijn.
Gelukkig was het maar een droom" dacht ik en bestaat zoo
iets in werkelijkheid niet en zal, naar te hopen is, ook nimmer bestaan,
maar toch is er in sommige dingen tegenwoordig al ziekelijkheid genoeg en
is het misschien niet kwaad om mijn droomgezicht in wijder kring t*
vertellen."
Wanneer ik dat heden doe is het waarlijk niet om de ware dieren»
vrienden, die zich voor overdrijving hoeden, in een bespottelijk daglicht
te stellen; dat mea dieren liefheeft, verzorgt en voor mishandeling be
waart is plicht van ieder weldenkend mensch en hoegenaamd niet be
lachelijk en volstrekt niet te veroordeelen.
Maar komt or op dit terrein geen overdrijving? IQ de laatste tijden
verrijzen in het buitenland en ten onzent gestichten voor redelooze
wezens, terwijl men mede-menschen aan hun lot overlaat. Niet lang
geleden werd bekend dat de Prins Hendrik-stichting bij gebrek aan de
noodige financiën, geen plaats aan oude zeelieden kon aanbieden en tege
lijkertijd hoorde mea dat voor een gesticht voor onbeheerde dieren
gelden waren bijeengezameld.
Wellicht vergis ik mij schroomelijk, maar ik vrees dat men op weg is
om zich aan overdrijvingen te gaan overgeven, dia wellicht niet zoo bar
zullen zijn als die in mijn droombeeld voorkwamen, maar toch ten nadeele
van hulbehoavende mede-menschen zullen zijn.
Laat ik hopen dat ik mij vergis en in den naderenden winter, die in
vele opzichten zeer treurig belooft te worden, in Amsterdam bewezen zal
worden dat men ziekelijke gevoeligheid voor dieren, als die er is, over
boord werpt, wanneer het geldt verarmde mede-broeders te steunen en
te schragen.
Ten elotte, sommige mensehen lezen zoo slecht dat men niet duidelijk
genoeg kan zijn de opmerking: dat al wat ik hierboven gezegd en
geschreven heb, niet aan het adres van dieren-?vrienden", maar van
dieren-?vertroetelaars" is gericht; bestaan die laatsten niet en is dus hun
bestaan eene pure inbeelding mijnerzijds, dan is dit des te beter.
Aquaiïus,
BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT.
Goddank! het is gedaan! Dat kan ik althans gerust zeggen, al kan ik
er niet op laten volgen: Goddauk! dat Schimmelpenninck er in is! Want
eerlijk gezegd, dat spijt me. Ik ben iemand die zich door verkiezingen
nog uooit heeft lateu opwinden, maar ditmaal dat schijnt met den
leeftijd erger te worden ben ik zoo waarlijk ook besmet geworden en
ik had de koorts.... als een anti-revolutionair en een ultramontaan te
zamen.
Ik hel> me laten medesiepen in den strijd en, nn het afgeloopen is,
moet ik erkennen, voor iemand die van hevige gemoedsbewegingen houdt,
is het een uitstekende bezigheid. Ik althans had bij de voorlezing dier
2GOO stembriefjes met Sehimmelpennmek en Bastert er op, dezelfde ge
waarwording, als ik mij herinner in mijn jeugd gehad te hebben, toen ik
te Yvlesbaden mijn armzalige tientje, den eenen gulden voor, den.anderen
na, op de roulette zag verdwijnen.
Schimmelpenninck Bastert Rouge noir! Daar, als hier, do oogen
vol spanning gericht op den croupier, die achter de groene tafel, met de
grootste bedaardheid en eentonigheid opdreunde wie won. Hier verving
het gekreukel der briefjes en de prik op de koperen pen, den liefelijken
klank der geldstukken bij de roulette, maar overigens dezelfde ademlooze
stilte onder cle spelers, dezelfde stille opgewondenheid onder hen als van
tijd tot tijd de stand vau het spel bekend gemaakt werd. Alleen de
demimonde en de zelfmoordenaars ontbraken.
Nog eens: goddank het is gedaan! En nu nooit meer! Met geen vier
paarden krijgt men mij, mijne vrienden, onder de kiezers weer langs, al
was het vaderland nog meer in gevaar dan thans het geval was.
Ik geloof dat ik mij zwaar bezondigd heb, en ik beu tot de slotsom
gekomen dat men zich niet met politiek kan bemoeien of men vervalt
van tijd tot tijd in de noodzakelijkheid om eens een leugentje om
be.stwil te geven. Ten minste, zoo is het mij bij deze eerste en eenige ge
legenheid gedaan, en wanneer men nu niet aanneemt dat men op den
langen duur zóó geroutineerd in het verkiezingswet-k wordt, dat men het
met de waarheid alleen wel af kan, wat moet een Minister dan wel niet
kunnen liegen.
Heere, Heere! wat heb ik gelogen! Ik hoop dat het mij vergeven zal
worden en dat de oprechte biecht van hetgeen ik misdeed daaraan het
hare zal bijbrengen.
Aan den vooravond van de herstemming ging ik naar mijn bakker,
een man, dien ik nooit gezien of gesproken had, tnaar dien ik om de
hoekleinheid van zijn kadetjes voor iemand van liberale, zij het dan ook
eenigszins eenzijdige liberale beginselen hield. Dat viel mij tegen; hij
was, ja, hoe zal ik het noemen, hij was niet orthodox, want er ontviel
hem nog wel eens een enkele maal een knoop" en van de dominees
ken ik er geen eeu in de heele stad" zei hij. Maar met liberaal water was
hij toch ook niet gewasschen. Mooie jongens! die liberalen", voegde hij mij
toe. Die stooten een burgermenseh het brood uit den mond. Ze gaan er
hier weer een broodtabriek bij oprichten ook, hebben ze mij verteld;
dat zya ook liberalen! Jawel, liberaal in bun eigen zak. Al die koperatievft