De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 16 november pagina 3

16 november 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 380 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Jawel, dat begrijp ik heel goed, tnaar waar zijn we hior ?'* In een reclit treurig verblijf! Hier buizen de arme stakkers waar geen kruid meer voor gewassen ia. Deze arme meikever sukkelt aan sclieele hoofdpiin, die zóó ontzettend is, dat de kunst er niets tegen vermag te doen; de geleerden denken er thans over OBI tot trepaneeren over te gaan, maar ik hoop dat het niet zal gebeuren, want,... lii, hi, hi, hi..." ? De man barstte in tranen los en ik eerde zijne droefheid en vroeg niets, naar wachtte ernstig en somber totdat hij wat kalmer zoude worden. 't Is maar," riep hij snikkende, dat het arme dier het niet uit zal houden en onder de handen van de doctoren dood zal blijven, en het is zoo'n allerliefst beest! Wilt u wel gelooven das het mij al heel goed kent; het wuift al met zijne voorpootjes als ik binnenkom. O. O. O!" Ik moet eerlijk bekennen dat ik den huüerigen gids wel wat verveleud be gon te vinden en trachtte hem over wat anders aan het spreken te kragen. Een mooie kanarievogel," zeide ik, op een kooitje wijzende. Ook al een van de opgeschrevenen ten doode, mijnheer!" riep de man zenuwachtig." Tuberculose van de linker long en ver gevorderd ook; wij passen benzoë-inhalatiën toe, maar ik vrees, ik vrees! De patiënt heeft voortdurend koorts en hedenmorgen wees de thermometer weder een en veertig graden aan; het is een ramp, het is een ware ramp!" , Waarom stuurt men het diertje niet naar Da vos?" Daar zegt u zoo iets; daar zal ik toch eens met den directeur over praten; als het beestje mocht komen te sterven zoude ik een gevoel heb bon alsof ik twee van mijn kinderen naar het graf had gebracht." Ik.geloof het gaarue," antwoordde ik, de omgang met al die zieke en lijdende schepselen moet u wel zeer vatbaar voor aandoeningen maken." Ja, ja, .... ik ... ." De kerel begon waarachtig weder te huilen. Ik liet hem staan, liep alleen verder en kreeg eensklaps iets zeer merk waardigs te aanschouwen; in een aardig vertrekje stond een dier dat ik onmiddellijk voor eene giraffe hield, maar waarvan ik enkel lijf en pooten te zien kreeg, daar de rest van het beest zich in de hoogte ia een soort half-duister verloor. Eena giraffe met acute gewrichts-rheumatiek", expliceerde mijn gelei der, die mij achtei'op was komen loopen; het onfortuinlijke dier kon zijn nek niat meer buigen en nu hebben wij in de zoldering van twee ver« diepingen gaten laten zagen, waar het zijn kop door kan steken." Dat is heel vernuftig bedacht; maar apropos waar komt dat geraas van daan dat ik telkens hoor." Het wordt door de stoom-mactiine van den pédicnre van het gesticht veroorzaakt." Wat voert die pédicuro dan uit?" vroeg ik verbaasd. \Yy hebben hier tijdelijk een olifant uit Artis in den kost; het arme beest sukkelde aau een paar venijnige likdoorns die het beletten om fat soenlijk te loopen en de pédieure helpt er hem thans af. U begrijpt dat dit een heele deun is en dat het werk niet met een gewoon scheermes Kaat, daarom hebben wij een stoom-machinetje gebouwd, dat heel sub tiel werkt." Wij gingen verder en ik zag nog tal van merkwaardige zaken: kikvorscben en aangeschoten patrijzen op krukken, hanen en koeien met kicspijndoeken, schapen en konijnen op.... passez-moi Ie mot op ondersteken, regen wurmen in gips-verbanden, kakkerlakken met verscli aangezette neuzen, paarden met houten beenen, enz. enz. Er is heel wat op te passen aan die aike Noach's," meende ik. Mijn medgezel trok een scheef gezicht en ik vermoedde daarom dat hij tnijne uitdrukking zeer oneerbiedig had gevonden; toen zeide hij met het air van iemand die denkt, de man is niet wijzer," ja, heel wat op te pas sen en het is voor ons mensehen zoo moeilijk om al die arme dieren naar den eisch' te bedienen, want wij kunnen hen natuurlijk niet altijd begrijpen, en ... ." Maar waarom onderhandelt de directie niet met Broekman van het honden- en apenspel?" riep ik, mij dunkt dat als de zieke beesten door gedresseerde hondjes en aapjes werden verzorgd dat alles dan nog veel beter zoude gaan. . Een subliem idee, daar zal ik toch ook eens met de directie over spreken; ik bemerk toch dat u ook hart voor de dieren hebt" Ik kan zelfs geen vloo dood maken en wanneer ik er toe genoodzaakt "ben, doe ik bet door middel van electriciteit." Ueere gunst", zei de man, dat is aardig; maar doet u dat voortaan ook maar niet en stuurt u zoo'a beestje gerust bij ons, het zal het hier goed hebben". De dieren die in 't gesticht wonen, hebban zeker wel eens treurige ' ervaringen achter den rug, niet waar?1' Praat u er niet van; soms moeten wij ze uit ware spelonken en holen, van vlieringen en uit kelders halen. Verleden v/eek was ik nog op een zolderkamer, waar geen meubel, zelfs geen legerstede te ontdekken was en toch huisden er man, vrouw en vijf kinderen op, die haast geen kleêren aan het lijf hadden en letterlijk scheel van honger keken; wilt u wel gelooven dat die onverlaten er toch een hond op na hielden?" Dat 's barbaarsch i" Niet waar? Het is onverantwoordelijk! Ik heb het arme dier dadtlijk mede naar het gesticht genomen en gekoesterd." En die inenschenV" Die menschent Wat bedoelt U? Ge denkt toch niet dat wij daar naar Kouden omkijken?" Neen, natuurlek niet, ik zeïdat zoo maar bij vergissing. Maar daar Bijn w\j aan de poort van bet gesticht, ik dank u zeer voor uw vriende lijk geleide en uw onderhoudend diskoers." Bonjour mijnheer, u hebt nu gezien hoeveel ladende schepselen er in de wereld z\jn, en..." Meteen begon de vent voor de derdo maal te huilen. Die kerel bjkt wel een wandelenden zondvloed," dacht ik en wilde Voortstappen, toen ik eensklaps iata zeer vreemds zag. Tien of twaalf jonge kinderen, rna<rer, uitgeteerd en in gehavende kleederen, hurkten op den grond en schenen iets op te rapen en op te eten. Wat is dat?" vroeg ik. O, daar heb je dat lage, vuile gespuis weer", schveuwde de gids, de brokken dio onzo lievo diertjes niet meer lusten gooien wij weg en dan azen die gieren er dadelijk op; zij zijn er net zoo dol op als de bok op de haverkist: Snij jullie uit of ik haal de politie hoor!" Dreigende zwaaide hij met een stok, do kinderen zetten het op een loopen, en...... Ik was bij de lectuur van een verkiezings-speech ingedut en had ge droomd in een tehuis voor dieren der toekomst te zijn. Gelukkig was het maar een droom" dacht ik en bestaat zoo iets in werkelijkheid niet en zal, naar te hopen is, ook nimmer bestaan, maar toch is er in sommige dingen tegenwoordig al ziekelijkheid genoeg en is het misschien niet kwaad om mijn droomgezicht in wijder kring t* vertellen." Wanneer ik dat heden doe is het waarlijk niet om de ware dieren» vrienden, die zich voor overdrijving hoeden, in een bespottelijk daglicht te stellen; dat mea dieren liefheeft, verzorgt en voor mishandeling be waart is plicht van ieder weldenkend mensch en hoegenaamd niet be lachelijk en volstrekt niet te veroordeelen. Maar komt or op dit terrein geen overdrijving? IQ de laatste tijden verrijzen in het buitenland en ten onzent gestichten voor redelooze wezens, terwijl men mede-menschen aan hun lot overlaat. Niet lang geleden werd bekend dat de Prins Hendrik-stichting bij gebrek aan de noodige financiën, geen plaats aan oude zeelieden kon aanbieden en tege lijkertijd hoorde mea dat voor een gesticht voor onbeheerde dieren gelden waren bijeengezameld. Wellicht vergis ik mij schroomelijk, maar ik vrees dat men op weg is om zich aan overdrijvingen te gaan overgeven, dia wellicht niet zoo bar zullen zijn als die in mijn droombeeld voorkwamen, maar toch ten nadeele van hulbehoavende mede-menschen zullen zijn. Laat ik hopen dat ik mij vergis en in den naderenden winter, die in vele opzichten zeer treurig belooft te worden, in Amsterdam bewezen zal worden dat men ziekelijke gevoeligheid voor dieren, als die er is, over boord werpt, wanneer het geldt verarmde mede-broeders te steunen en te schragen. Ten elotte, sommige mensehen lezen zoo slecht dat men niet duidelijk genoeg kan zijn de opmerking: dat al wat ik hierboven gezegd en geschreven heb, niet aan het adres van dieren-?vrienden", maar van dieren-?vertroetelaars" is gericht; bestaan die laatsten niet en is dus hun bestaan eene pure inbeelding mijnerzijds, dan is dit des te beter. Aquaiïus, BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. Goddank! het is gedaan! Dat kan ik althans gerust zeggen, al kan ik er niet op laten volgen: Goddauk! dat Schimmelpenninck er in is! Want eerlijk gezegd, dat spijt me. Ik ben iemand die zich door verkiezingen nog uooit heeft lateu opwinden, maar ditmaal dat schijnt met den leeftijd erger te worden ben ik zoo waarlijk ook besmet geworden en ik had de koorts.... als een anti-revolutionair en een ultramontaan te zamen. Ik hel> me laten medesiepen in den strijd en, nn het afgeloopen is, moet ik erkennen, voor iemand die van hevige gemoedsbewegingen houdt, is het een uitstekende bezigheid. Ik althans had bij de voorlezing dier 2GOO stembriefjes met Sehimmelpennmek en Bastert er op, dezelfde ge waarwording, als ik mij herinner in mijn jeugd gehad te hebben, toen ik te Yvlesbaden mijn armzalige tientje, den eenen gulden voor, den.anderen na, op de roulette zag verdwijnen. Schimmelpenninck Bastert Rouge noir! Daar, als hier, do oogen vol spanning gericht op den croupier, die achter de groene tafel, met de grootste bedaardheid en eentonigheid opdreunde wie won. Hier verving het gekreukel der briefjes en de prik op de koperen pen, den liefelijken klank der geldstukken bij de roulette, maar overigens dezelfde ademlooze stilte onder cle spelers, dezelfde stille opgewondenheid onder hen als van tijd tot tijd de stand vau het spel bekend gemaakt werd. Alleen de demimonde en de zelfmoordenaars ontbraken. Nog eens: goddank het is gedaan! En nu nooit meer! Met geen vier paarden krijgt men mij, mijne vrienden, onder de kiezers weer langs, al was het vaderland nog meer in gevaar dan thans het geval was. Ik geloof dat ik mij zwaar bezondigd heb, en ik beu tot de slotsom gekomen dat men zich niet met politiek kan bemoeien of men vervalt van tijd tot tijd in de noodzakelijkheid om eens een leugentje om be.stwil te geven. Ten minste, zoo is het mij bij deze eerste en eenige ge legenheid gedaan, en wanneer men nu niet aanneemt dat men op den langen duur zóó geroutineerd in het verkiezingswet-k wordt, dat men het met de waarheid alleen wel af kan, wat moet een Minister dan wel niet kunnen liegen. Heere, Heere! wat heb ik gelogen! Ik hoop dat het mij vergeven zal worden en dat de oprechte biecht van hetgeen ik misdeed daaraan het hare zal bijbrengen. Aan den vooravond van de herstemming ging ik naar mijn bakker, een man, dien ik nooit gezien of gesproken had, tnaar dien ik om de hoekleinheid van zijn kadetjes voor iemand van liberale, zij het dan ook eenigszins eenzijdige liberale beginselen hield. Dat viel mij tegen; hij was, ja, hoe zal ik het noemen, hij was niet orthodox, want er ontviel hem nog wel eens een enkele maal een knoop" en van de dominees ken ik er geen eeu in de heele stad" zei hij. Maar met liberaal water was hij toch ook niet gewasschen. Mooie jongens! die liberalen", voegde hij mij toe. Die stooten een burgermenseh het brood uit den mond. Ze gaan er hier weer een broodtabriek bij oprichten ook, hebben ze mij verteld; dat zya ook liberalen! Jawel, liberaal in bun eigen zak. Al die koperatievft

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl