Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 580
vereenfgingeD, zooals de volksgaarkeukens en zoo, allemaal uitvindsels van
de liberalen. Ik moet niks van de liberalen hebben, meneer! en ik hoop
dat u me de klandisie toch zult blijven gunnen, maar aan broodfabriekon
heb ik een intiemen hekel, dat kunt u wel begrijpen! Daar hebje zoo'n
Duyvia ook met zija melkinrichting; al die melkboeren met hun huishou
dens ongelukkig te maken. Da's ook al zoo'n liberaal, hoor ik".
Wftt zegje?" brak ik hier zijn woordenvloed af; wat zegje daar van
Duyvis? Duyvis ia een industrieel, bakker!"
Is dat waar, meneer ?"
Nu daar geef ik je mijn hand op, hoor!"
Enfin, ze hadden het mij verteld. Maar het doet er niet toe; ik stem
niet voor de liberalen. Hier hebje mijn briefje; 't is al ingevuld ook: J.
ft. Bastert, ziet u ? En daar komt geen verandering ia, al kwamen al
mijn klanten-"
Dat was mijn eerste politieke daad, dat ik mijn eigen bakker in den
?waan liet dat hij in Bastert geen liberaal koos. Ik begon rnijzelven te
minachten. Helaas! de koorts, die het bloed mij door de aderen joeg,
zou nog dieper mij doen zinken. Ik ging naar mijn spekslager, wiens
worst en saucijsjes mij ook al dikwijls hadden doen denken, dat da man
een liberale schaduwzijde had. En ik schaamde mij niet op zijn vraag:
Wat is liberalisme, meneer? Als u me dat weet te zeggen word ik ook
liberaal!" te antwoorden: Goede vriend, een liberaal is iemand, die kan
zien dat de zon in 't water schijnt, die iedereen wat gunt, die eens wat
door de vingers ziet, die om eens een voorbeeld te noemen geen
aanmerking maakt al worden er eens wat varkens ingevoerd en onder
de worst gehakt, die in "Veenendaal (de man verbleekte) voor een gulden
per stuk gekoclit zijn, nadat zij hun natuurlijken dood aan het vuur"
gestorven zijn!"
Zijn dat liberalen, meneer? Vrouw, waar is mijn briefje?! Meneer, kan
ik nog nist meer van die briefjes krijgen ? Mogen mijn knechts niet mee
stemmen? Is het algemeen stemrecht nog niet ingevoerd?"
Ik was tevreden en ging, en kocht Se waarheid een expresselijk voor
deze gelegenheid uitgegeven extra nommer" van esn krant die op on
geregelde tyden verschijnt" maar waarv?D nog nooit iemand een ge
woon" nummer in handen gehad had en misschien ook wel niet meer
krijgen zal. De WaarJieid, dacht ik, die zal indruk maken: en ik zwaaide
er mede in de lucht, terwijl ik de woning van een vriend binnentrad,
dien ik van anti-revolutionaire oprispingen verdacht. Asjeblieft! wil je
maar eventjes zien! Hier heb je nou de" waarheid in eigen persoon. Eu
daar kun je 't nu in zien dat, als we niet oppassen, de soldaten hier de
baas zullen gaan spelen ,? en jij, die zoo anti-militairistisch bent en bij
de brandweer zijt gegaan om maar geen schutter te moeten worden, zul
jij nu voor Schimmelpenninck stemmen, een kolonelsoldaat?"
Neen, dat deed mijn vriend met de anti-revolutionnaire oprispingen niet
en op gezag van mij en van dat nieuw opgerichte, op ongeregelde tijden
verschijnende blad de WaarJicicl stemde hij voor Bastert.
Eilacy! zoo heb ik mijn ziel bewaard en toch heeft het niets geholpen:
Bastert is er niet! Ik zou wel willen schreien als ik er Bastert maar in
kon schreien, maar niets kan baten, en daar sta ik nu, met schuld bedekt,
belaan met duizend zonden (want de drie aangehaalde zijn de eenige niet) en
met geen anderen troost dan dat ook mijn politieke tegenstanders"
(hiervoor leze men: heel gewone burgermenschen, die zich alleen rnet staats
zaken bemoeien, als de deurwaarder een waarschuwing (5 et.) of een aan
maning (10 et.) komt brengen) dat ook die politieke tegenstanders" dit
maal verkiezingsbacteriecn of slembnsbacillen hadden ingeslikt of beter
gezegd er mede waren ingeënt. Want het was dadelijk weer over! Och
lieve tijd, 's avonds van denzelfdcn dag nog zaten mijn politieke tegen
standers'' en ik samen bier te drinken en leve het Vaderland" te roepen of
er geen Bastert en geen Schimmelpenuink in de wereld waren. Och, we
zijn hier zulk goedaardig volk, als we maar onder" een glas bier zitten. En
bij die gelegenheid, onder dat glas bier, vertolden miju politieke tegenstan
ders mij (ia het diepste vertrouwen, natuurlijk) dat zij nog veel leelijker
kiesmanoeuvres hadden uitgevoerd dan ik. 't Ware twee ultramontanen, maar
overigens mensehen waarvan geen ander kwaad te zeggen valt. Doch
bij deze gelegenheid waren zij met Fariseeinvsche geveinsdheid de stulpen
der twijfelachtiger» binnen getreden en hadden de vrome huisvaders wijs
gemaakt dat Bastert nooit bad vóór den eten en zijn kinderen liet
vaccineeren in plaats van doopen, en (o gruwel!) zijn werkvolk zoo weinig
loon betaalde, en
En toen we nog een Schmitt" genomen hadden, en nog vertrouwe
lijker werden, toen stemden we allen overeen met het woord: Jongen,
jongen wat wordt er toch geknoeid bij die verkiezingen.
Ja, ik was het er innig mee eens: wat wordt er toch geknoeid! En
toen ik thuis kwam en het Handelsblad las en moest zien dat dit voor
name orgaan der publieke opinie, dat 's morgens den toestand bedroevend
noemde, des avonds met dienzelfden toestand den draak steekt en schert
send verhaalt, dat als nu een der liberalen kiespijn heeft oi de baker
moet gaan halen, of wanneer een conservatief het pootje of een clericaal
een hersenschudding heeft, het dan met de groote beginselen gedaan
kan zijn en meer dergelijke geestighcdcn meer toen had ik waar
lijk leedgevoel over de moeite die ik mij getroost had, voor eene zaak,
die door een der invloedrijkste leiders zoo bespottelijk werd gemaakt en
lichtzinnig behandeld, en ik herhaalde achter mijn kachel no^cens het
woord: nDat doe je nooit meer Jan!"
UIT HET HAAGJE.
XII.
Professor Allavtl Fici'fon is ons hier in Oefening kweekt kennis"
hornen vergasten ou een lc!angwckken<!e voordracht over Mcnscl
'nkcnnis." Ik moet zojrs?en, dat ik met een wnar genoegen den begaafden
spreker heb zHtcn aanliooren, maav tevens meet ik verklaren, dat hij
beter bad gedaan, alvorens zijn voordracht to houden, onzon vriend den
Kullnnncl t eng te r.v.dt.leü1'n t<n aa»>?k-n van het Maiidp'.nit", waarop
hy zich in tien Haag Lad uieiien te plaatsen om ziju gewichtig onderwerp
mot vrucht te behandelen. Ik vrees nu dat do professor, al wist hij op
onmiskenbare wijze zijn gehoor te boeion, in de biezen heeft gezaaid.
Ook geloof ik met zekerheid te mogen zeggen, dat des professors geestige
opmerking: Al moge oefening ook kennis kweeken, mensclicukenni»
kweekt zij niet," menig Hagenaar van beiderlei kunne vooral der
beminnelijke zwakke" een medelijdend glimlachje heeft afgeperst.
Wat, o professor! doen wij hier in den Haag meer dan ons oefenen in
menschenkennis? Tracht u op het Haagsche standpunt te plaatsen en g\j
zult ontwaren, dat we, door alle jaren en jaargetijden heen, ona met har*
en ziel toeleggen op de kennis onzer medemenschen. Eccc homo!
Wij doen niets anders. Te midden onzer bezigheden die, goddank,
weinige en niet zwaarwichtig zijn te midden onzer uitspanningen
die, den hemel zij gedankt, vele en van verheven aard zijn aanzien en
bestudeeren we den mensch in al zijn wezen, doen en laten, maar van een
Haagsch standpunten dit is,voor onze dagelijksche behoeften, uitmuntend.
Menschenkcünis! Maar, professor, hoe komt het in uw veelomvattend
brein op, te beweren dat daartoe geen oefening wordt vereischt? En 't
is onze liefhebberij-studie!
Ik zat ia de pauze, nn, uw voordracht, professor, doodkalm te peinzen
over uw boeiende- voordracht, toen do stem van mevr. X. een welbe
kende menschenkensier in da residentie, die, neem 't mij niet kwal ij i:,
van uw gclisele voordracht geen woord han opgevangen, omdat ze 't to
druk had met haar eigen mcnschkundige waarnemingen mij uit mijn
overpeinzingen wekte, 't Was zeer belangwekkend wat ik vernam, dat
kan ik u verzekeren. Er vlooide henl wat menschenkennis van mevr. X's
reine lippen. Uoe en waar had zij al die die kennis opgedaan ? ~ Door
oefening en studio, professor, in 't Bosch, te Scheveningan, in de ko
medie, in Diügenfia, in 't Gebouw, in de straten,, m de winkels, overal.
Geen sterveling in de zaal, die zo niet kende, en opmerkelijk is 't ook,
dat se al de monschen, wclko ze haar nevenbuur aanwees zekere mevr.
Y. die in Haagsche tneuschonkeiinis weinig of niets voor haar onder doet
geen enkele der deugden toekende, die haar zelve in zoo ruime mate
versieren,
Ik luisterde, terwijl ik hoogst diplomatisch onverschillig in't rondkeek,
en ik hoorde: Kijk, daar zit mevr. A. natuurlijk weer zonder haar
man." Natuurlijk", antwoordde mevr. Y.; hij beeft haar eerst hier
gebracht en nu behoef-je niet te vragen bij wie hij is." Merk wel op,
professor: bij wie", niet waar." Welk -een mensehenkennis!
Een recht vuil kronielrjo van 't huïielij';sieren der familie A., weer van
veel mentchonkcnnis getuigende, werd nu door mevr. X. ten besta gege
ven, zoo vlug en gemakkelijk als gleed het van eer» leien dakje.
Mevr. Z., die vóór de mevrouwen X. en IJ, zat en tot de kennissen
behoorde, draaide nu even het hoofd om en zei met een zoetsappig glim
lachje: Och, mevrouw-licf, zou 't zóó erg zijn? Die menschen leven met
elkaar wel niet op een amicalen voet, maar za vechten toch niet als hond
en kat?"?Neen, mevrouwtje, dat heb ik ook niet gezegd; maar ze gaan
elk hun gang, ziat u? Mijnheer heeft zijn kennissen en mevrouw de hare.
Zoo gaat dat tegenwoordig en ik zou u nog heel wat, menschen in de
zaal kunnen aanwijzen, bij wie 't volmaakt hetzelfde is," Bij deze be
dreiging bleef het niet, want do begaafde menschenkenster lichtte in een
oogwenk de doopcedel van een dozijn dames de heeren bleven vrij
wel gespaard, dit moet ik er bij zeggen, maar ze waren ook aan
'tpausecren op een wijze die u, professor, als ge 't gehoord haat, zeer zeker
de verklaring zou hebben ontlokt: Dat is kennis, door oefening gekweekt."
Terwijl movr. X. dus zat te snateren, dacht ik onwillekeurig aan 't
klepperen van onzen Ilaagschen ooievaar, eu bij nadere beschouwing,
vond ik ook dat de lieve ziel een famiüetrnk van dien edelen vogel in
haar wezen had: ook zoo'n scherpen, puntigeii neus en geen kin.
Och, leer me de measchen toch niet kennen!" .klepperde ze gedurig:
ik woon hier niet voor niets al vijf-en-twin'cig jaren."
In haar spraakzame zenuwachtighcid liet ze haar wollen sjaaltje van
haar schoot glijden. Galanterie jegens de dames is rae aangeboren, en
in den liasg is die deugd van zalf tot volle ontwikkeling gekomen. Ik
bukte me terstond, had het geluk de sjaal te bemachtigen en der beminne
lijke vrouw te mogon overreiken. Ik werd zoo allerliefst bedankt met
een betoovorend glimlachje, die me zeer groote vooruitstekende tanden
te zien gaf, dat ik moods genoeg kreeg de vermaarde menschenkenster
aan te spreken.
Mevrouw", zei ik met een eerbiedige buiging, ik ken de menschen
hier minder goed dan gij; zoudt ge wel zoo vriendelijk willen zijn me te
zeggen wie die mooie vrouw is, in 't zwart, daar schuius-links, met dien
zwarten waaier V"
Met de grootste welwillendheid vertelde me toen mevr. X., dat die
dame zekere mevrouw B. was, niet veel bijzonders; van burger-af komst,
weet u? Haar vader was ambtenaartjo geweest, of zco iets, en haar
man zocht naar een betrekking. Protectie had hij nog niet, maar hij zou
die misschien wel krijgen... Zijn vrouw was een kokette van 't eerste
water..."
Daar merk ik toch niets van," waagde ik in 't midden te brengen;
want ik had do schoone vrouw, die hoogst ingetogen voor zich zag, nog
geen woord of blik zien wisselen dan met haar man naast haar.
Ik kan wel merken dat u den Haag nog weinig kent, mijnheer", zei
mevr. X. en ik kon 't haar aanzien dat ze diep medelijden met mijn
onwetendheid gevoelde.
Nu kwam mijnheer X. uit de koffiekamer terupf, vanwaar hij de bekende
geuren meebracht. Een hoogst merkwaardig man, die mijnheer X.,
een toonbeeld van den mnn, die de man is zijner vrouw. Hij schudde me
krachtdadig de hand, ala wilde hij me er voor bedanken dat ik zijn lieve
vrouw pezelselüip hart gehouden.
..Mijnbfcr vraagt wio mevr. 1). is," zei mevr. X tot haar man; je vreet
wel dat ko'ietie mensch. naar links, met haar zwarten waaier."
Ken mooie vrouw, vindt u niet?" insinueerde ik bij mijnh. X.
Een pi acht van een vrouw." bevestigde X. volmondig.
lüo is 't mogelijk!" grinnikte movr. X. met het smadelijk lachje dat