De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 november pagina 10

23 november 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No,387 »Gusta! Ik kan niet meer hopen!'' sprak Randall. » Alles is vergeefs; ik verlies den moed!" >0 neen! neen! Gij moet altijd blijven hopen, en moed houden P Maar 't was Augusta als klonken hare woorden meer plicht matig dan overtuigend. sStel u eens even in mijne plaats, Gust^ Maar neen, dat kunt ge niet: met al uwe sympathie kunt ge niet voelen welk een zware strijd mijn leven is geworden, kunt ge wel ?" Hij uitte die laatste woorden zoo zacht en zoo begeerig nnar tegenspraak, dat zij nauwelijks oen vraag geleken, en las het ant woord in de oogen die even tot hem opzagen. »Gij spreekt mij moed in omdat andere taal mij nog rnoedeloozer zou maken. Gij wilt dat ik me aan een stroohalm zal vastklemmen, want ons leed is het u\ve. Gusta! weiger mij niet wat ik u te vragen heb doe weer voor ons wat ge vroeger deadt, eer die gehate huis genoot ons huis nog somberder maakte; wilt tuj'? 'i Is genoeg gebleken dat Terwoide's theorie niets heeft uitgewerkt. Beloof mij dit en verlaat ons nooit.1' /lugusla's hart jubelde: »ja, ik beloof het, ik verlaat u nooit1'. Waarom sprak zij die woorden niet uil? Een huivering, een onbestemde vrees overviel haar met over weldigende macht en 'L was hnar weer als verlangde zij naar iemands bescherming, als moest haar levensscheepje schipbreuk lijden in dit zelfde oogcnblik. Ze wist het, ze moest, ze zou een toestemmend antwoord geven, en toch, terwijl Randall haar slaande hield om het te hooren en het op haar gelaat te lezen, ver streken de seconden en :>ij antwoordde niet. In den doolhof harer gewaarwordingen zocht zij den draad die haar telkens ontglipte en opnieuw dolen deed. Zonder een gedachte vast te houden, wist zij slechts dat zij de belofte zou geven en niet durfde uittespreken. Met gebogen hooid stond zij voor Randall; de seconden worden minuten. Eindelijk Lief zij het hoofd half ang stig half betooverd op. Maar Randall had zich omgewend, toornig over haar stilzwijgen. Hij was slechts een schrede van haar verwijderd, maar als ver steend, had zij geen macht om hem terug te roepen. In zijn stemming van nieuwe vertwijfeling kon hij die aarzeling niet verdragen. U ij voelde het, hij had een te groot offer geè'iseht en die gedachte ontstemde hem. Doch nauwelijks had hij zich een eind voortgespoed, of hij schaamde zich over zijn lichlgeraaktheid en 't kwam hem zeer natuurlijk voor dat zijn verzoek haar als een zelfzuchtige wensen had toegeklonkea. IIij verweet zich dat hij niet als een man had gehandeld, en zich zeer dwaas had aangesteld door Gtisla zonder groet te verlaten. Hij keerde terug om haar vergiffenis te vragen voor zijn onhartelijke beje gening, doch bemerkte dat zij de plek verlaten had en hem een ver eind vooruit was. Verstoord over zijn eigen handelwijs keerde hij op zijn weg terug en naar de fabriek. Marie Randall zat in haar luin. Hare oogen zwierven langs de paden en over de bloembedden; de zachte lentekoelle verkwikte haar altijd gloeiend hoofd, doch het weldadige gevoel der zuivere, frissche lucht strekte zich niet uit tot haar geest. Deborah Kolman reikte haar eenige bloemen toe en een vaas. >YVilt u ze zelve schikken?" vroeg zij, met een takt om afleiding te geven, 't edelste hart waardig. Marie had de bloemen werktuigelijk aangenomen en beschouwde ze onverschillig. »Is Mijnheer nog niet thuis Mevrouw?" vroeg Deborah, s't is al over zessen en Mijnheer Randall komt zelden later dan vijf uur." »Ik heb hem niet gezien, maar 't zal zoo laat niet zijn", was het korte antwoord. »Toch wel, Mevrouw, en Juffrouw Augusta js ook nog niet terug; wilt u dezen tak seringen nog nemen ?" " Marie nam den bloemtros aan, maar tegelijk stiet ze een zachten kreet uit, want tusschen de bloemen die haar andere hand om vatte, had zich een kleine, kille adder verscholen die haar onver hoeds aanraakte. Met alkeer wierp zij bloemen en reptiel van zich. Indien dokter crwolde tegenwoordig ware geweest, zou die geringe gebeurtenis hem belangwekkend hebben toegeschenen; doch Terwolde was een utopist. Deborah raapte met innemende kalmte en geduld de bloemen bijeen en Marie schikte ze in de vaas. Nu en dan scheen het als trilden hare vingers, en bij eenig geritsel wendde zij het hooid om. Eindelijk keerde Randall terug. Hij zag er verhit en vermoeid uit en toen hij zijne vrouw begroette was er iets gejaagds in zijn stem. Gedureads een ondeelbaar oogenbiik zag Marie hem aan met oogen die grooter schenen, »Wat zijt ge laat" klonk bet toen, ~ iets minder onverschillig dan gewoonlijk. Maar ftandall was nog te zoal1 ontstemd orn dit op to meiken. »Ik heb veel te doen ge had," antwoordde hij, »cn toen zag ik te laat, dat het al over mijn tijd was en heb haastig geloopeu." Deborah zag Randall aan toen hij antwoordde: »Gusta? zij zal thuis zijn; zij heeft mij niet lang vergezeld misschien is zij op haar kamer." Marie's oogen staarden weer onverschillig in 't niet. «Juffrouw Kolman herinnerde mij aan den lijd, ik zou er niet op gelet hebben dat het zoo iaat was," sprak zij, als moest ze zich verontschuldigen. Randall nam haar arm ia den zijue en verliet den tuin met hajr. jJufiVouvv Kolman is zér slipt," sprak hij. Het bleek dat (\ugusta reeds sedert lang op haar kamer was. Zij had zich diiai1 geheel hcn-leU van de zonderlinge ontroering oo diui uiuia'iju ca iicii ha;u' grillig zwijgen, zocals zij het noemde, verweten. Zij had geluisterd nnar Randall's tehuiskomst en ver langde naar 't oogenbiik waarin zij hern zou kunnen beloven wol hij gevraagd had. Deborah Kolman merkte gedurende den maaltijd op dat Randall vermeed Augusta aan te zien en werkelijk was hare oi-metking zeer juist, want Randal voelde zich beschaamd over z;jn zwak oogetiblik. Het was avond toen Randall bij schemerlicht tot Augusta sprak: sik moet u vergiffenis vragen Gusla ! Beloof vooruit dat ge mij zult vergeven." »Ja, dat beloof ik; maar ik heb u niets te vergeven; gij,mij." >Toch niet. Ik was of scheen onhartelijk door zoo spoedig, zonder groet van u weg te loopen, omdat ge mij riet een veel te veeleischend verzoek hebt kunnen toestaan. Ik was nameloos on dankbaar. Delooi slechts dat ge vooreerst nog bij ons zult blijven." »Ik verlaat u en Marie nooit nooit zoolang ik iets voor u beiden kan doen!" antwoordde zij met volle innigheid en voelde zich nu volkomen vrij van die vage, zonderlinge angst welke haar eenige uren geleden had gekweld. In den gang was reeds licht ontstoken en gedurende eenige oogenblikken teekende zich e^n schaduw af op een verlichte plek bij de openslaande kamerdeur. Randall wees Augusta op die onbewegelijke sehadirv die plotseling y,erdween toen Deborah de kamer intrad. Kalm vrosg zij: »Wil ik het gas aansteken, Mijnheer ?" »U weet Juffrouw," antwoordde Randall in de onwillige stem ming die hem ondanks zich zelf overmeesterde zoodra hij tot de gehate huisgenoot sprak, »u weel, dat het mijne vrouw onaange naam aandoet om nadat zij gerust heeft, terstond helder licht te zien, en wij daarom eerst als zij binnen is, licht aansteken." »Neem mij niet kwalijk Mijnheer!" klonk het onverstoorbaar kalrn, sik vergat dat bet licht, Mevr. Randall hinderlijk zou zijn," ? Het was Randall te moede als werd do dampkring zwaarder bij die'woorden. Toch vergat hij ?.e spoedig en zoo dikwijls een onaangename gewaarwording in Dcborah's bijzijn terugkeerde, voelde hij zich verademd bij de gedachte dat zij niet lang meer onder zijn dak zou veitoeven. Zij had de meodeeling omtrent baar aanstaande vrijheid met de gewone kaimte ontvangen, doch toen zij Randall aanzag had er iets in bare oogen geflikkerd dat hem zeer onaangenaam aanJced, zelfs vervulde rnct een vrees die hij trachtte te verbannen door zich te verwijten dat hij zich met vrouwelijke inbeelding verontrustte over 't geen niet kon be slaan, en bij een vrees vertoefde die geheel zonder gestalte was. Wat Augusla betrof, zij wijdde zich geheel aan de taak om Marie de fijne voorkomendheid te bewijzen die slechts de liefde n de vriendschap verstaan, en om RandalPs leven nog eenige vrien delijke afwisseling te geven. Er was een gedachte die haar niet verliet, hetzij ze in tegen woordigheid was van RaadnU's vrouw, of in de eenzaamheid, of met hem. Die eone gedachte was: hoe 't mogelijk kon zijn, dat een vrouw die haar rnun bemind had, meer dan eigen leven, door den dood harer kinderen zoo geheel en al van hem vervreemden kon. Al minder en minder scheen Augusta te bevatten dat Marie'9 toesland een ziektetoestand was, gedurig meer beschuldigde zij da ongelukkige vrouw wier ziel was geketend, wier vleugelen waren verlamd. Soms overviel haar zelfs een nauwelijks te bedwingen toorn, en verweet zij de zwijgende, de moede, in stilte maar hartstochtelijk, dat zij de liefde van den man die haar vergoodde niet waard was. Langzaam ging de tijd voort voor Randall. Eén gebeurtenis had hem verblijd geouiende «en zomer. Deborah Kolman had zijn woning verlaten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl