Historisch Archief 1877-1940
voor gevaarlijke demonstratiën van zekere zijde, Lij gelegenheid van de.
opening der Kamers, maar, zei hij, onze regeering had met haar ge
woon doorzicht en haar nooit falende onverschrokkenheid in dreigende
Of hachelijke omstandigheden, haar voorzorgen genomen * om terstond
elke oproerige beweging te onderdrukken.
Hier viel de kolonel den spreker in de rede en verklaarde met een
hoogernstig gelaat, vernomen te hebben dat er een peloton weesmeisjes
Was gckommandeerd om des noodig het gepeupel uiteen te jagen.
. 't Was op dit oogenblik, dat ik dacht nuja oude pistolen te moeten
oploeken; maar ik had, zooals ik reeds zei, het geluk den storm te bezwe
ren. Ik veroorloofde ma ook toen te zeggen:
Nu, kolonel, is 't genoeg t Ge smaalt vel erg op een plechtigheid, welke
Seder rechtgeaard Hagenaar dierbaar is, maar als ge de zaak zoo bespotte»
l$k vindt, moest ge er ook niet elk jaar met uw familie naar gaan zien".
Je kunt op me schieten", zei de kolonel, als ik er dezen keer een
voet voor verzet. Ik heb mvjn dames kort en goed verteld, dat ze zich
na maar eens moeten vergenoegen, met het program na te lezen, dan
weten ze er alles van1'.
Die kolonel is een kordate vent. Ge weet uit de kranten dat alles
hier in de beste orde ia nfgeloopen. Nooit waren de om haar zindelijk
heid zoo beroemde Haagsche straten modderiger dan bjj deze gelegenheid.
Hagenaars eo vreemdelingen zwierven als naar gewoonte in grooten getale
rond, om elkaar voor en na de plechtigheid aan te gapen, en gedurende
de plechtigheid hetzelfde te zien wat ze vooruit wisten te zullen zien,
om ten slotte weer even als ten vorigen jare de verstandige opmerking
te maken, dat het «ijselijk gauw was afgeloopen."
Tot mgn schande moet ik bekennen, dat ik Maandag b|j 't ontbijt nog
stellig van plan was, ditmaal eens niet naar de opening" te gaan kijken;
maar de man wikt en de vrouw beschikt. Om elf uren was ik reeds
met vronw en kroost op straat en waren mgn laarzen al vrij wel
bemodderd. Om half-twaalf waren we geïnstalleerd in een winkel, .waar mijn
vrouw opzettelijk het heele jaar door nn en dan onnoodige dingen koopt
om op den derden Maandag in September ditmaal November het
voorrecht te hebben een plaatsje aan het winkelraam in te nemen. Ik
sta dan gewoonlijk in een hoekje gedrongen, waar ik den stoet vrij wel
van achteren kan zien. Ditmaal had ik zelis uujn tooneelkijker meegenomen
en deze diende ui o vóór den optocht om de ramen aan de overzij in
oogenschouw te nemen. Had ik 't wel of had ik 't mis? Zag ik daar ginds
den kolonel niet met zijn familie? Ja wel. Ik schoot in een lach. Ik hief
myn paraplu op en lei ze op den kolonel aan als een geweer, juist toen
hij mij toevallig oolc in 't oog kreeg. Hij had immers gezegd, ik mocht
op hem sehioten als hij ook ging kjjken? Hij verschool zich snel in een
hoek en ik heb hem gedurende de plechtigheid niet weer gezien.
Pasqnino,
KUNST.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL,
Jongstleden Maandag gaf het Neiïerl. Tooneel de eerste opvoering van
Sardon's Maison Ncuve, Het nieuwe huis.
Het verschaft een zonderlinge gewaarwording heden-avond Richard III en
Lady Anna bij te wonen, en morgen de heeren Pillerat en de Marsille, nu
Shakespeare, dan Sardou. Men komt er toe zich af te vragen: zoo deze auteur
al met roem en eere de vertegenwoordiger op het tooneel der zestiende-eeuw
kan zijn, is werkelijk gene een waardig vaandeldrager voor het tegenwoor
dige tijdperk in de dramatische kunst ? Het laatste lustrum heeft er geen
aan te wijzen, geen tooneelschrjjver, wiens namenklank binnen Europa
en Amerika luider en meer herhaalde echo's wakker roept. Sardou's
tooneelspelen behooren tot die, welke het aanzienlijkst getal voorstel
lingen mochten beleven, de pers was eenstemmig in haar lof voor zijn
talent. Een welslagen nu als het zijne is alleen uit de groote voortreffelijkheid
te verklaren, welke zyn voortbrengselen moet kenmerken. Een punt van
onderzoek vormt zich nu: welke is de aard dier voortreffelijkheid ? Het
is, schijnt ons, maar niet genoeg te verkondigen: Sardon is een uitmun
tend kunstenaar, zijn drama's leveren een reeks boeiende, harts
tochtelijke tafereelcn, zijn comediën tintelen van geestigheid] en
scherp uitgedrukte menschenkennis. Neen, men heeft verder te gaan.
Eene uitspraak als welke wij hier aangeven zal door iemand gebezigd
worden, die zijn avond in den schouwburg sleet, zich vermaakte en zich
daarover in het kort aan een koffiehuis-vriend ontboezemt. Het werk
van den beoefenaar der letteren, van den bestudeerder der
tooneelkunstgeschiedenis neemt nu eerst een aanvang, 't Is aan hem na te gaan, of
de in de schouwburgzaal ondervonden streeling er eene van duurzaam
gehalte blijkt te wezen, of zij, door voort te leven in het gemoed, door de
intensiteit van den indruk, dien zij achterliet, zich verheft tot eene genie
ting van hooger orde, tot een dier telkens en telkens weder in de her
innering oplevende geestesgenoegens, welke de uitwerking van
knnstBtukken van den eersten rang plegen te zijn. 't Is aan hem te onderzo ekeü,
met het tekstboekje vóór zich, of Sardou, zooals men het noemt, voor
de eeuwigheid schreef, of men zijner na honderd jaar nog gedenken
zal, óf niet. Dit doet hij geensints uit grilligheid of nieuwsgierigheid,
maar om aldus ean eind-oordeel voor Sardou's kunst te helpen vormen,
een steentje bij te dragen voor het groote gebouw der nieuwerwetsche
critiek, Sardou's bsteekema voor de letterkunde te bepalen. De uitslag
nu van een onderzoek, ge!ijk wij het hier bedoelen, luidt iiaar onze meening:
Sardou bracht geen onvergankelijk kunstwerk tot stand. Het is ten uiterste
onwaarschijnlijk, dat men oaifc van hem zeggen zal: hij was voor de tweede
helft der negentiende eeuw in Frankrijk, hetgeen Rarine of Molière voor
do zeventiende, hetgeen Yoltaire of Diderot voor de achtiende eeuw waren.
Hij mag niet in n adem met ecu man als Shakespeare genoemd worden.
Toch zoude ra.-n het niet kunnen miskennen: zijn werk behoort onder
het voortreffelijkste, wat hot fransche tooneel gedurende hot hedendaagse!?»
tijdperk voortbracht. Voortreffelijk, maar in een anderen zin, voortreffelijk,
maar op een Ingcr plan. Sardou is die vracht, waaraan geen wespen
lüiaagdcn, hij behaalde gemakkelijke overwinningen. Hem vielen nimmer
die saluutschoten ten deel, waarmede kunstenaars, die later de geheele
'wereld voor z:ch veroveren, dikwerf bij hun eerste optrede» worden
begroef1, en welke bestaan in de fluitende, mompelende en schoffelende
afkeuring van een onvoorbereid en onnadenkend publiek. Toch is hij
voortreffelijk, toch bezit hij hooge verdiensten; indien wij maar vooraf
beseffen in welke betrekkelijke beteekenia deze woorden hier gebruikt
worden.
Een der eerste eigenschappen van Sardou's tooneelspelen is htinne
actualiteit. Sardou is niet actueel in zoo verre, dat hq de ziel van zijn
ty'd zoude z'u'n, dat in hem het hart klopt van het tegenwoordige Frank
rijk, niet, wijl hy bij uitnemendheid voor den vertegenwoordiger van het
lijden en de vreugde zijner mede-menschen moet worden aangezien, maar
b(j is actueel door de keuze zijner onderwerpen, door de toi standen,
waarin hij zijn hoofdpersonen zelf laat verkeeren, door de kleur van
den achtergrond, waarop de hoofdpersonen zich bewegen, door do
zinspelingen of spreekwijzen, die hij zijn figuren, buiten het eigenlijke
drama om, in den mond legt. B. v.: Da Staatkunde houdt heel Frank
rijk bezig, de verkiezingsstrijd laat geen burger ongemoeid, alom wordt
de aandacht in beslag geilomen door aftredende ambtenaren en nieuw te
benoemen candidaten voor staatsposten, de ijverzucht laat zich tot in 'fc
belachelijke gelden,.... en ziet, Sardou schrijft zija Heeren en Dames tan.
Pont-Arcy eu Jlalagas; het vraagstuk van'het alleen-burgerlijk huwelijk
brengt de gemoederen zijner landgenooten in gisting, de aanhangers der
vooren der tegenpartij zija in spannende afwachting, wie zal zegevieren, en ziet,
Sardou leidt Daniël Rochat op de planken; de wet op de echtscheiding
wordt door het Parlement en da couranten besproken, ? Sardou schrijit
al lachend Divorfons; de beroeringen der nihilisten in Rusland baron
groot opzien en worden met angstige nieuwsgierigheid gade geslagen,
Sardou roept Fédora in 't leven.
De tweede hoedanigheid, dia Savdou's tooneelspelen kenmerkt, ia de
uitstekend handige manier, waarop hij ze weet samen te stellen, zijn on
overtroffen kunst van in-elkaar-zetten. De groote studie, welke Sardou
heeft gemaakt, is die van de eischen, door de waardeering van het beschaafd i;
publiek heden ten dage gesteld, van de grenzen, waarbinnen deze waardee
ring besloten ligt. Hij is begonnen met zich op de hoogte te stellen van
het gemiddelde peil der ontwikkeling van hen, die hij als zyne hoorders
verwachtte; daarna vervaardigt hij, roet behulp van den hom in geen geringe
mate ten deel gevallen geest, het plan zijner tooneelspelen, zóó hier be
kort, zus daar aangevuld, dat het juist geschikt is om, zachtjes geleund
tegen het fluweel eener stalles-fauteuil, na de after dinner-botüe, genoten
te worden door geciviliseerde heeren en dames. De eerste acte richt hjj
zóó in en de tweede en derde dus, in de vierde brengt hij dien monoloog,
voorafgegaan door die andere samenspraak, voor da vijfde vervaardigt
hij dat slottooneel. Behalve geest, heeft hij hart, gevoel, dat hem nu en
T ?r>, in verband met het gretig gebruik aller handgrepen, het bespelen
aller snaren, welke de machinerie van het tooneelspel hem aanbood, tot
verrassende vonden heeft gebracht.
Eet nieuwe Huis kan niet bij de eigenaardigste tooncelstukken van
Sardou worden gerangschikt. Hst is niet een stuk als la Haine of Pair ie,
het ia een stuk als Fernande, als £lora. Wij ontmoeten er enkele
matheden naast boeiende of vermakelijke gedeelten. Het grond-denkbeeld is
even roerend vun inhoud als menschkundig bedacht, 't Zijn jonggehuwden,
die zich niet gelukkig wanen in het oude ouderlijke huis, tot nu toe door
hen bewoond, en die, vooral om haar weelde-zucht te voldoen, naar eene
rijke, ruime, zeer modern ingerichte heeren-woning verhuizen. Dan, door
het wercldsche leven, dat men leidt, worden man en vrouw van elkan
der vervreemd. In een bui van baloorigheid ontbiedt zij zelfs den
adelijkeu minnaar, die naar hare gunst dong. Gelukkig wordt de misdaad
echter verhoed. Maar hij, de jonge echtgenoot, ziet zich, daar de uitga
ven steeds grooter worden, gedrongen aan de beurs te speculeeren;
hij verliest, ea door den nood iu 't oude huis teruggevoerd, voelen zij
zich voor goed vereenigd en gelukkig.
Het belangrijkst tooneel van het stuk, waar de markies de Marsille, na
zich bij eene taccaraï-partij bedronken te hebben, zóó op het rendcz~vons
verschijnt, van de jonge mevrouw Pillerat verkregen, werd prijzenswaar
dig door den heer van Schoonhoven en mej. Sophie van Bieue gespeeld.
IQ een zeker oogenblik, als mevrouw Pillerat haar man in aantocht waant
te hooren, verbergt de Marsille zich onder de canape. De lengte van
den heer v. Schoonhoven, wiens hoofd en voeten buiten de canapee
uitsteken, vermindert de bedriegelijkheid van het spel. Wellicht kan in
deze moeilijkheid bij latere opvoeringen worden voorzien. De beide ge
noemde artisten zijn ongetwijfeld, ook in de andere gedeelten hunner rol,
het best van allen in dit stuk. De ingehouden en steeds fatsoenlijke
dronkenschap van den edelman werd door v. Schoonhoven uitmuntend
sober en met effect, gespeeld. Mej. v. Biene was hier, gelijk in zoovele
andere stukken van Sardou, zeer op hare plaats. Elegantie en, niet al te
sterke, angstige, droevige, zenuwachtige emotie zijn in haar verpersoonlijkt.
Ook voor de dd. Stoetz, v. Sluijters, Chr. Poolman, Lorjéen Bos een
woord van lof. De hr. Schulze speelde onbetaalbaar den jeugdigen,
afgeleefden, kaalhoofdigen, heescheu Pont ar me. Hij is een eerste coaiiselie
kracht aan dit gezelschap.
Een woord over da met zorg gekozen rekwizieten en over het, mat
uitzondering der zolderingen en deuren, goede decor, zal wel ove rbucug
zijn.
De Stads-schouwburg ging voort met voor volle zalen JlicJiard III
te spelen. A. s. Maandag wa> ht 0113 daar, van het Nedcrl. Tuuneel, afd.
Rotterdam: Severo Torelli, uit het frausch van Goppóe, door mr. J. N.
van Hall.
Da Parkschouwburg heeft de opvoeringen van Vrienden van ons
afgebroken met de voort z«> tin sf dar reüka dram*'* uit de ouda doos),
Welke da directeur zich voorgenomen sciiyut te hebben nogmaals, «y 't