De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 november pagina 5

23 november 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 387 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND'. ook weinig afgestort en verfrischt, den bezoekers zijner inrichting op te disschen. Nu Lazaro de Veehoeder, is nu Gaston van Frank'i/k of... aan de beurt. Daar is iets gemoedelijks en iets vreemds in, te midden der Moorscha pracht van dezen nog nieuwen kuuststempel, de roman tische geheimzinnigheden en verschrikkingen van het Parijsche Tooneel van 1830?40 te zien vertoonen, Van Lier's Plantage-schouwburg herbergt het Duitsche operetten-gezelschap, dat bekende en géliefdkoosde zangspelën door gedeeltelijk hier ter stede eveneens reeds bekende kunstenaars belooft te vertoonen. Het nieuwe nummer van 't programma, Suppé's laatste operette, DieAfriJcareise, werd voorloopig uitgesteld. Het Grand Théatre speelt De Goudboer, door Charlotte Birch-Pfeiffer, een stuk, waarvan ons meer ontwikkelde publiek niet genieten kan, maar zeer gezellig en braaf. In Frascati zagen wij mevr. Büderman de Hascotta alleraardigst spelen. Aan het bekende duet, zoo bekoorlijk in zijne ruwheid, ?Ik heb jouw liever als mijn veel Jij valt mij ook mee-er mee", word door haar en den heer Doréten zeerste recht gedaan. De bh. Kreeft en Kelly vervullen de coraieke rollen op een hoogst vermakelijke wijze. De Variétés speelden na De eucht, de Vader der debutante, een zeer vrooljjke" vaudeville, indertijd door Judels zeer aandoenlijk vertolkt, die echter reeds weder door anderen gevolgd werd, te veel om op te noemen. Nu gaat men hier waarlijk ook Duitsche possea" vertoonen, een van Eosen en dan De Eibliotliecarisl 21 Kov, K. J. W. TEN-iOON-STELLING IN ARTI. II. Een essentiool onderscheid tussehen historieela en </fl>ire-scliiklovijen 13 er niet. Te-recht heeft Prof. ten Brink, schoon in de welwillendste be woordingen, zijn artikel van Zondag 11. vooral dienstbaar gemaakt aan de toelichting der onbetwistbare waarheid, dat onderscheidingen vast te houden, die meer op theoretische bekrompenheid dan op een redelijk begrip tier menschelijke toestanden berusten, onzin is. Onze nieuwe tijd ziet niet slechts de (Esthetische vraagstukken veel klaarder in dan eenig vroe ger tijdperk; maar de artikelen van onzen katechismns zijn ook voel lichter te begrijpen en te onthouden. De mensch, denkend, voelend, handelend optredend, m"?binnenhuis" (de kerken en paleizen daaronder gerekend) of open lucht, ziedaar de stof, die de historie- zoowel als de 0e«re-scb.ilder verwerkt; de eene en de andere brengt er zijn verstand, zijn hart, zijn verbeuïdii.g, zijn vernuft bij te pas; in historie- en genre-stuk moet uiterlijk aan innerlijk gc venredigd zijn: waar is dus het onderscheid? Men kan, naar den aard der onderwerpen, eene klassifikatie toelaten; maar gelijk in het drama te-recht treurspel en blijspel opgaat, zoo kan men ook de verceniging en samensmelting van historie en genre in de dramatische schilderkunst be groeten. Do groote verdeelin" der schilderwerken is maar tweeledig: men ttelt, of de niet met rede bezielde, maar van Gods adem zonder zelfbe wustzijn levende natuur (landschappen, zeen, enz.) voor; cf men bce'klt 'smenschen (ook der Engelen of Duivelen) bedrijf af. Zelfs stillevens, voor zoover zij als kunstidee keus en schikking ecner menschcnhand, vaak ook zinnebeeldige bedoelingen verraden, zijn dramatische stukken. In portretten ia vaak eene diep schuilende filosofische, althands anthropologische bedoeling herkenbaar. Wij zullen achter elkander deze slechts lichtlijk verschillende soort van werken behandelen. Wij gaven den Hear StecMnk eer voor zijn diep opgevat gesclnedfeit hit einde op aarde van Keizer Hendrik den IVe. "Wij hebben, in No. 280 van Mej. Wandscheer, insgelijks met een per soon uit de geschiedenis te doen. De spreekwoordelijk beroemde bruid vau Koning Assueer is levensgroot voorgesteld. De onderneming om zoo'a zeer bekend personaarije te schilderen is niet gering. Men zegt wel, dat men aan grootsche pogingen groote geesten, half-goden herkent: niaar wacneer nu da vrucht daarvan u het vaers door den geest doet varen: Tel brille au second rang qui s'écüpse au premier," dan is twijfel, althands het aannemen van uitzondering op de Vondeliaansche lofspraak geoorloofd. Eena door schoonheid schitterende figuur beelden ons, in navolging d 3r H. Schrift, dichters en schilders in de persoon van Eetlier ai. Iletl't Moj. W. eenigszins rekening gehouden met de hierdoor bij den toeschouwer gevestigde overtuiging? Zij denke eens na over hetgeen Portaels ge leverd zou hebben, ware deu Direkteur der Bnmelsche Akademie oeno Esthcr gevraagd! De type heeft hier weinig kenmerkends. Een treurige dcmi-jour hangt over de voorstelling, slechts onderbroken door eenigo b!inklichten"(op het zij'len kleed. Sedert Decamps zoeken de schilders iets in dien droevigen schemertoon, waar men de groepen in de natuur soms in ziet; maar zij vergeten, dat een pikante zonverlichting bij de T-iirkschs school, het kontrast hierdoor geboren, juist de grootste aantrekkelijkheid aan zulke eff'ektverdeeliug geeft. Alma Tadema heeft óók eens een schil derij vervaardigd, waarop een laHjnsehe dichter van de 4o of 5e eeuw eene voordracht aan een Byzantijuscha Princss ten beste geeft (Ie noin ne fait rie-n il la cJtose)', ook daar beheerscht een schemertoon de schil derij ; maar boven toont zich esa pikant vallicht. Ik laat de waardigheid eeuer kunstproeve, wie het er voornamelijk om te doen schijnt do over wonnen moeielijkheid te doen vieren, dt'iar; maar men bereikt zijn doel; want men beeft voor de hazepeper met veel takt een haas gebruikt. Tegenwoordig schijnt men er zich op toe te leggen bazepeper te maken zonder haas. Mej. Wandscheer is zoo goed gesiaagd in het afbeelden van ?>;ersoontjens uit de tijd der jongste hollandscha republikeinen, dat iaën op liet eersto gezicht denkt (voor haar Esther staande): O, daar heb» ben wjj^weêi^een jsüoëtknipster'Vof .zoo. iets. Het doet mij leed, dat het stoute pogen met geen beter uitsla» bekrnond i?. In het grooto" plachten onze geUenla voorzaten de Romei nen na te zeggen: is het genoeg gewild te hehben." Ik prijs dan ook bet opzet, al moet ik betreuren, dat te groote vrees, oni in de klassieschromantisclwmooyiL'heden van J. W. Pieueman en de Krubemans te verval len. Mej. Wandscheer heeft doen schipbreuk lijden. Eeae stoffa als Estlicf had een biilliant palet gevorderd. Een onderwerp uit de moderne geschio toiig heeft Mej. Berta Valken burg behandeld, in den jongen lieer Letiman", die gereed staat om, met sfjn, vader (!) den eersten steen te leggen voor het gebouw der Maatschappij tot Bevordering dei' Bouwkunst. Men weet, hoe veel ik op heb met Mej. V.-s natuurwaarn^ming. Het stilleven (met dat ijzeren koffertjen)k wam mij voor meesterlijk begrepen en uitgevoerd te zijn Ook tafrecltjens met mensclielijke wezens waren vaak geanimeerd: maar, ik moet beken nen, de jonge Heer 'Lelirnan" ... in de Marnixstraat" zegt tU kataloog. De schüderïj zwijgt hier echter over. Er is iets MH&eZc&fain dezen jongenheer". No. 36 geeft ons iets woi(iM-ö<>huinoristiesch, van onzen voorinaügen stadgenoot, den lieer J. Burgers; 't is getiteld: Een Kymphonie". Voor een piano, waar een buuste van Beethoven op staat, laat eea irieisjen het klavier bespelen door een polichinelletjon, dat zij in haar baud heeft. De uitvoering is niet bizonder en de gedachte duister; het stuk hangt hoog. Dit laatste strekke ter onzer ontschuldiging, als we er geen eer genoeg aan gaven; maar 't is een prjezumptie voor de mindere waarde. No. 273 roept ons. Bravb, Voerman! Hebt gij reeds geëxpozeerd? 'k Her inner 't mij niet. Maar uw coup d'essai ia een coup de maïtre. Niets is gemakkelijker dan te zien en te zeggen, dat de algemeena toon wat grijs is; maar niets is zeldzamer dan een zoo wel gekozen onderwerp zoo treffend uit te voeren. Een weduwe bij den uitdrager" is het stuk ge titeld, 't Stelt voor: een jonge vrouw, in de rouw, en profil gauche ge zien, wier saamireslagen mantel geen weelderige kleeding verbergt, Zij is in halven toon gehouden; het vensterlicht, door een gordijn getemperd, valt achter haar heen op een man en face (den uitdrager), met een fat soenlijk gezicht, zelfs met den blik van een kenner. Hij zit achter een tafel, en examineert een medaljon. Voords valt het licht op een anderen man, wiens rechter profiel men ziot. Hij ziet de jonge, mooye vrouw aan. Uitstekende koutrasten! 't Is een drama: de uitzichten van dien schavuit; de armoede dier beminnelijke, gedistingeerde vrouwengestalte, de welge zindheid van den uitdrager, die altijd koopman blijft. Bravo, Voerman! Als zulk een schilderij niet den 3den dag der ten-to n-stclling verkocht is, bewijst dit eenvoudig.... enfin, laat ons bedaaiu blijven! Wat zullen wij van 153 zoggen, dat de Heer Theo van Malde de moeite \var\rd g:'l;c'U'<l heeft uit Braziliënaar Amsterdam te zenden: De verlo ving: een jongo man, dia een ring aanbiedt, een meisjen, dut aarzelt levensgroot. Waar is er Safi u. KraftïIs er geur of kleur? De zedemeesters onderscheiden goede, kwade en onverschillige daden. De H. Schrift, laat zich over de laauwheid niet heel gunstig uit. Is die Mgub.. van" Malde een Hollander? De liter Jac. van Looy levert een geestig, pikant verlicht binnenhuis; het onderste derde van een schildersatelier. Hij zit daar te bluffen de Swadronour1'. Handen en voeten van den schilder, muuvant du parti van ziju op deu ezel staande schilderij, geven te kennen, dat bij aardig zwetst. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om den Heer van Looy niet deu gouden eerepenning nogmaals geluk te wcnschen, dien hij ver diend, het lot hem toegewezen en do lïegeeriug hem toegezegd heeft en met het stipendium. Nu, de Jury had gezegd, dat de prijs verdiend was: een gouücn eorepenning en het uitzicht op f 1200 'B jaars, \ierjaarlang. Men heeft den Hoeren van Looy en Dunselman nu, ieder, ?1200.?(voor ns) toegekend. Zuinigheid met vlijt .... Neen, wat dat betreft, wij leven niet meer in de tijd, toen een Ui and-Seigneur aan een speeltafeltjeu eea bankbilict van 1000 aanstak, om een parvenu bij te lichten, die een dukaat had lateu vallen. Zoo gek is men niet meer. Als men, in den geest der wet, vier jaar lang f 1200 had toegekend, was men f 4800 kwijt geweest, en had maar een mensen pleizier gedaan, nu geeft men 2 maal / 1200; uit en doet .... de heele waereld pleizier. Een klein winstjen, een zoet winstjeu. Zuinigheid met vlijt .... Zonder zui nigheid krijgen wij de Hoeren daar te Atjeh niet klein. De lieer Steelink beeft, behalve zijne tragedie, een meer alledaagsch tooneeltjen geleverd: Is er niemant thuis?" een Dame, die, naar 't schijnt, een arme familie komt bezoeken. Het stukjcn heeft een eigen aardige verlichting, en mag er wel zijn. No. 03 van den Heer Henkes is dieper gevoeld: een oud man, uit ziju deur kijkend bij avonJ, ook avond" getiteld; weer geen licht van voren: mooi, zacht weemoedig, goed van techniek. Als we Bokx, onzen te And werpen wonenden landgenoot, niet kenden, nouden wij mt'nr lof overhebben voor No. 224: De weezen in den fami lieraad" vnn den Heer Schmidt Crans: onmiskenbaar is de stemming der i'amilielcdca, en het, verscheiden charakter der kinderen en der oude meid: maar de gebaren, uitdrukking, schikking, het kleuren-effekt 't is moeizaam gezocht, edoch, wat intentie en behandeling betreft, niet geheel bevredigend. Mij dunkt, dat do overige, in volgende artikelen te behandelen schilde» derijen op de;:o ten-toon-stelling te weinig dramatische stof bevatten, om Eich hier onmiddelijk bij aan te sluiten. 13 Nov. 1881, Alb. Th. WANDELINGEN OP DE TENTOONSTELLING. IX. Mijiio lezuresscu gouden zeker ook gaarne iets booren van de schilder.- tukken waarop het h u w e l ij k s g e l u k is afgebeeld. Ik noemde er reeds enn paar! Zal il: u spreken van Le miariuge de raison (eerste trap): een lijn geschilderd doekje doch zonder veel geest, van LouisLoustauaau? .... Moet, ik verhalen van den Casus bdll (oorlog), waar :? i-{tweede trap) man, en vrouw, sisa fan rug toewenden? Welnu, de Ant

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl