De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 november pagina 7

23 november 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Nou 387 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VO-OR NEDERLAND. aan. Het eerste, zoogenaamde Concert populaire zal ons de derde sinfonie 'van Brahms, benevens eens cantate voor solo, koor tn orkest, getiteld ? Freyhir, (een oud bosch met berinneringen aan da noordsclie godenleer) brengen, waarvan het gedicht, zoowel als de muziek, geschreven ia door E. Mathieu, directeur der muziekschool te Leuven. , - Binnen. weinige weken zal de eerste uitvoering van Rubinsteins Nero ;jnet franschen tekst plaats hebben, op het tooneel van Antwerpen. Het is eene groote zwarigheid de barbaarschheid en weelderigheid eens Romeiaschen Keizers in muziek te zetten. Kef., die met het werk bekend is, twijfelt ook zeer of Rubinstein wel in alle opzichten is geslaagd. Men , loope evenwel de opvoering niet vooruit.. Wij bepalen ons er bij een kort overzicht van den tekst te geven. Ziehier de hoofdtrekken van den knoop. Een jong meisje, met name Chrysis, die in 't geheim christin is, wordt door Nero achtervolgd. Oia haar te beschermen stellen hare moeder "Epicharis, een priesteres uit den tempel van Venus en Vicdex, een Gal? lier hun leven bloot. Nero geeft voor in het huv.'elljk te willen treden met Poppea, de heersehzuchtige vrouw van. Otho. Uit naijver werkt Poppca de plannen tot reddiug va u Chrysis uit ; e lagen en listen van den, keizer heimelijk ia de hand. Nero bemerkt dia verstandhouding en belooft aan Chrysis Poppea des cooch te laten ombrengen, aan Poppea stelt hij zijn neiging tot Chrysis als cene vergeeflijke en voorbijgaande giil voor. De keizer heeft ondertusschen het bevel gegeven Rome in brand te steken. Op het oogenblik dat de vlammen uitbreken redt Vindex Cbrysi»- uit de met bloed bevlekte handen des barbaars. Doch langa de stra ten heerscht groot rumoe» onder de wanhopige menigte, die op aanspo ring des keizers, de christenen beschuldigt het vuur aan de huizen te hebben gelegd. Daar verschijnt DU Chrysis. Zij verklaart der chistenen onschuld, en belijdt zelve eene christin te zijn. De Romeicen willen haar in den Tiber werpen. Zij' komt in de vlammen om, en hare moeder met haar. * Nero wordt ondertussclien door eenige samenzweerders achtervolgd, en op het pxint van hun in handen te vallen, drukt z\jn laatst overge bleven vriend, de dichter Saccus, hem op zijn verzoek n dolk in het IMI t. De verschoning van een kruis in ^e lucht en een algemeen koor van christenen en heidenen sluit do handeling. Bij eene volgende gelegen heid zal de tekst uitvoeriger besproken en de waarde der muziek behan deld worden. Ten slotte nog eene kleine aardigheid uit de niat wel gelukte voorstellingen in de Monnaie. De lezer weet dat aan 't slot van Rigoldto, Sparafuule aan den held van het.stuk den hertog van Mantua in eenen zak gebon den uitlevert. Welnu: men had als ware het met boos opzet, in plaats van eenen of anderen straatjongen, die 50 centiemen zou willen verdienen, eene hoedendoos, of een ouda kachel, kortom een voorwerp iu den zak gestopt, waarvan de uitgebreidheid en vorm geenszins de gedachte aan een levend wezen opwekten. Toen men tiu dezen colts over het tooneel sleepte verhief zich een algemeen gelach in de zaal, zoodat dit hoogst tragisch tooneel geheel 'zijn effect miste. Het doet ons voor de kunst geen leed; maar wel is het spijfig dat het publiek nieer en meer verwend wordt niet voor de tooneelwerken als kunst geheel, maar slechts voor enkele nummere der opera's ten schouw burg te gaan. Ook is niet beklageiyk dat eene der nieuwe zangeressen (de naan« doet niets ter zake) ons tooneel verlaat omdat zij (par ndisposition!) zoodanig vibreert en chevrotteert dat haar zang bij de minste ont stemming' of verkoudheid onverstaanbaar wordt. Eene goede les voor de verdedigers der moderne zangmethode, die gelukkig hier en daar ster ken tegenstand begint te ontmoeten. Het zal den lezer misschien nog eenig genoegen doen te vernemen dat de h«er Praikin, de bekende beeldhouwer, die zijne marmeren dame, ge naamd Zóó uit het zeebadl" te Antwerpen, te Amsterdam en te Brussel tentoonstelde, belast is een standbeeld van Leopold I te beitelen dat in <le vergaderzaal der afgevaardigden zal worden geplaatst. Het beeld wat zich aldaar eertijds bevond is onder de puinhopen na den brand geheel verkoold terug gevonden. De regeering oordeelt dat deze verkoolde Leopold goed is voor een museum (van mummiün?). Manigeen zal aangenaam verrast zijn door de medeeling dat De Sicarle Kapitein, de opera van Jos. Mertens, op woorden van Rosier Faassens, vóór «enige jaren te 's-Gravenhage met eenigen goeden uitslag opgerderè, ene Liter ook in Belgiëeen koer voorgedragen (in den Haag met gesprekken doormengd, die in het Fransch door recitativen werden ver vangen), weder aan den horizon verschijnt. Le capitaine noir door Gustave Lagye, een der diricteuren van La Fèdérat'mn artistique vertaald, zal waarschijnlijk binnenkort in de Monnaie en vermoedelijk ook te Hamburg.met duitschen tekst van den Antwerpenaar Ileiurich Flemmich worden gegeven. Brussel, 11 NOT. 1884. BI. A; LETTERRUNDE. Jetla. Historische roman uit den tijd der Volks verhuizing, van George Taylor. Uit het Hoogduitsch vertaald, door J. van Loenen Martinet. To Amsterdam, bij den uitgever IJ. Rogge, verscheen dit werk, dat onlangs in het dagblad De Amsterdammer werd aangekondigd en aange boden. Die aanbeveling nog eena te herhalen en te versterken en zoo mogelijk derwijze in te kleeden, dat zij kans heeft gehoor te vinden, is het doel van dit schrijven. Van recensies moet maar al te dikwijls gelden, wat men, populair uitgedrukt, aan «ens doovemans deur geklopt" zou kunnen noemen; zij gaan in ijle lucht verloren en brengen weinig veran dering in het lot der beoordeelde boeken, 't zij dat lot een zegetocht of spoedige vergetelheid moet zijn. Met. bovengenoemden roman heeft George Taylor, achter welken. pseudoniem zich de Heidelbergsche hoogleeraar Dr. A. Hausrath verschilt, da Duil.sehe letterkunde, en de heer Van Lceiien Maitinet onze roman litteratuur verrijkt Men kan wel is waar van oordeel zijn, dat de vartaling van werken, die een vrij gevorderd standpunt van ontwikkeling bjj den lezer veronderstellen, niet uit het bij ons zoo bekende Duitsch in het Nederlandsch behoeven te worden vertaald, even zeker is het ook, dat zulk een vertaling hier een veel uitgebreider kring van lezers krijgt dan het origineel te beurt zou vallen, en waar de lectuur van een litterair kunstwerk zooveel genot kan verschaffen, moeten wij alles, wat tot zija verspreiding meewerkt, toejuichen. De vertaling is bovendien hier boven allen lof verheven; men leest het beschaafde, losse Nederlandsen met het grootste genot en vergeet op den vorm te letten, waar dia zoo volkomen bij den inhoud past, dat zij een volmaakt schoon geheel vormen. Den tijd der volksverhuizing, die Rome's zon ton ondergang zag neigen en dus zooveel tragische tooneelen van zinkende grootheid te aan schouwen gaf, tragisch in den waren zin van dit woord, omdat de val verdiend was en ona toch met schrik en medelijden vervult, dien tijd koos zich George Taylor ter bewerking, zooals kort te voren Felix Daha aan dien ontzaglijkeu tijd ziju boeiend verhaal ,,Felicitas" ontleende. Even boven de plaats, waar de Neckar in den Rijn valt, onder het kloeke Germanenvolk dor blonde, blauwoogig'e Alamanneu is het toonoel der handeling ge plaatst. De Romeinsche keizer Valentinianus wilde daar op den rechter Rijn oever boven het dorp Alta R;pa eeae sterke vesting aanleggen, om de van den linkeroever verdreven Alamannen in bedwang te houden, en opdat de bruiseade Nieer (Neckar) geen vercielenden invloed op de muren zijner vestiging zouden uitoefenen, had hij de bedding van den stroom verlegd eu vader Rhenus ontving het water van den Nieer nu daar, waar do wil van den machtigen Romeinschen heerscher besliste, dat de vereeniging zou plaats hebben. Vaufuitjdia te bouwen vesting wenschten de Romei nen het gansche achoone Neckardal op de barbaren te heroveren en ook noordelijker langs den Rijn weer Rome's oud gezag te horstellen. Niemand, die dat vuriger wenschte dan Jetta, de dochter van den comes (legerbevelhebLer) Aiator; zij, dia er bij haren vader op had aangedrongen, zijne woonstede altijd te vestigen bij de voorhoede der Roraeinsche legers, opdat zij den soldaten moed zou kunnen inspreken; die in haren tuin met zorg hare planten kweekte, om daarmee te bewijzen dat de Neckarbergen wel tot Italiëbehoorden, want, zeide zij, waar de laurierboom groeit, i-3 Rome en zoover de cypres wast en vijgen en druiven rijpen, zoover heeft de natuur zelve ouze grenzen getrokken, in het gebied der pijnboornen en eiken begint eerst het rijk der Noordsche goden". Met bloemfestoenen ketende zij het land der barbaren, om het aan Rome te boeien. Zij boeide ook op oog andere w\jze, want de glans haver schoonheid en de vlugheid van haren geest brachten Alamaunen en Romeinen aan hare voeten, beide als door hare bekoorlijkheid in rozenbanden gekluisterd. Ook haars vaders vriend, de dappere held Rothari, bood daaraan geen weerstand. Uit een Alamansch koningsgeslacht gesproten, had Rothari de zijde zijner stamgenooten verlaten en zich met heilige eeden aan Rome verbonden, omdat bij den dood zijns vaders de oudste der verwanten, die naar recht en zeden de nalatenschap ouder hem en zijne drie broeders moest verdeelen, hem op onrechtmatige wijze het hem toekomende deel had onthouden. Na die trouweloosheid was het edele geslacht door allerlei rampen getroffen, de jongo koning door sluipmoord omgebracht, de tweede broeder in den vreemde.zwervende; Vulfilaich, de derde, in de handen der priesters gevallen, voortdurend geschokt door den strijd tusschen de strenge eischen van christelijke boete eu onthouding en het jonge bruisende Alamannenbloed, gaat in dien kamp onder. De aantrekkelijke figuur van Rothari, met voorliefde door den schrijver geteekeud, staat naast Jetta op den voorgrond. De goden van het Alamansche woud hadden hem enkel liefelijke runen op het gelaat geschreven: kin derlijke blijmoedigheid, die een onbedorven jeugd te kennen gaf en een meisjes-achtige boweeglijkheid van het bloed, zoodat de toorn zelfs hem schoouer maakte. Zoo was de trouwhartige, grootmoedige, zeven voet lange Germaan, die, ofschoon hij nooit den aan Rome gezworen eed van trouw zou breken, toch ondanks zich zalven iu een hoekje van zijn hart nog liefde en bewondering bewaarde voor z\jne Alamansche stambroeders en hun dapperen koning Macrianus. Maar wel moest hij het zich be kennen, dat de lauden tot bloei kwaiueu, waar Rome den schepter zwaaide, wel moest hij toegeven, dat hij, in wat van den godsdienst der Romeinen hem geopenbaard was, een tweede geestelijk vaderland had gevonden, dat Apollo, Mithras en Christus hem vertegenwoordigers waren van een heldere en hemelsche wereld, waartegen de koude vervloeiende wolkgedaanten zijner vaderlandsche godheden somber afstaken. Bij den keizer stond Rothari in hooge gunst sedert hij den wispelturigen, kwelzieken despoot had durven weerstaan door, toen een slecht gezadeld paard voorkwam, niet te gehoorzamen aan 's keizers bevel: Houw den schurk van een stalknecht de hand af." Zonder zijn moed zou dit verzet hem duur zijn te staan gekomen; nog inwendig vertoond staat Valentinianus den volgenden dag met den jongen held aan den rand van den berenkuil, waar 's keizers geliefd speelgoed zyn spel drijft en werpt Rothari onverhoeds in den put. Gelukkig mét zijn zwaard, dat door een kracutigen stoot hem redt uit de klauwen van de woedend opgesprongen berin. Een goede stoot," is de uitroep van den keizer, dood de andere niet, ik zal ze in het bosch loslaten" en Rothari de hand gevend, helpt hij hem met eigen levensgevaar uit de berenput en smeekt hem om vergiffenis. Zóó was de keizer van Rome in dien tijd, en zóó was Rothari zijn gunsteling geworden. Niet minder dan uit deze schildering van den keizer blijkt uit die der keizerin en uit de opvatting, die de Romeinen hadden van den godsdienst en de krijgstucht, hoe de tijd hunner grootheid voorbij was. Keizerin Justina is eene bijgeloovige, dweepzieke vrouw, die hare talrijke plan nen en voornemens door bekrompen sluwheid tracht te volvoeren; achterdochtig en hartstochtelijk, alleen liefde gevoelend voor haar zoontje, dat zij zoo gaarno verheven zoude zien boven den jongen, goedhartigen en zwakken Gratianus, den zoon uit 's keizers eerste huwelijk. Misschien uit instinctmafigea,tegenzin iu ziju eerlijk karakter, misschien alleen uit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl