De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 november pagina 9

23 november 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 387 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR f^EDERLAND. «oneel raar het stadje Fiame aan de Adriatisehe zee vertrokken, om deze automobilo-torpede in haar geheel te bestudeeren en zoo doeede de in voering by ons marine-torpédomaterieel voor te bereiden. Hoezeer er nog wel een paar jaren zullen verloopen, vóur van een onzer booten de eerste Whitehcad zal worden voortgeschoten, zijn wij echter thans op den goeden weg, en misschien zal het aan kracht igen aandrang, om daarop sneller voort te gaan, niet ontbreken. Is de deugdelijkheid, de groote kracht der topedo's voor onze defensie te water als 't ware een geloofsartikel geworden, dan moet dit ons nood wendig aansporen, om het woord" vlcesch te doen worden; wij moeten ons door die wapens dan ook zoo sterk mogelijk maken om, bij de verdedi ging, de binnen ons bereik liggende krachten tot volle ontwikkeling te kunnen brengen. De marine is thans in het bezit van 2 torpefobooten Ie klasse en 22 torpedobooten 2e klasse; dit getal is op verre na niet toereikend, om bij de verschillende toegangen het zoo dit wapen beloofde -uccès te behalen. Daartoe zal het aantal torpedobooten aanzienlijk moeten worden uitge breid en zal het wel op 60 moeten worden gebracht; financieel bezwaar kan hiertegen niet zijn. Op uitgaven voor de schepen voor buitenlandBchen dienst en zelfs op die bestemd voor de kustverdediging kan be zuinigd worden; ontegenzeggelijk toch zal door uitbreiding van het aan tal torpedohootea onze vloot eene geheel andere inrichting moeten krij gen, om het personeel te vinden, dat die ottille zoo krachtig en stout moedig mogelijk op den vijand werpen zal. Zal dit mogelijk zijn bg behoud van al bet materieel dat thans bij onze kustverdediging in actie zal zijn? Het valt inderdaad te betwijfe len! En hierin ligt naar onze meening, het groote bezwaar tegen eene toareiJ:encle vermeerdering van het aantal torpedobooten. Hetzij echter ons torpedomaterieel stationair bleef, hetzij het eene groo tere of kleinere uitbreiding onderging, altijd rijst de vraag: zullen al onze booten van "Whiteheads voorzien moeten worden, of zal een gedeelte de sparinrichting moeten blijven behouden?" Daartoe dient te worden nagegaan, hoe in onze zeegaten en havens de torpedobooten tegenover vijandelijke «chepen hebben op te treden, om daaruit te kunnen afleiden, welke soort in de onderscheiden gevallen de voorkeur verdient. Voor zooverre proeven tot nu toe hebben doen zien, loopen de snelste Whiteheads, die geregeld zijn voor een afs'and van 400 Meter, ongeveer 25 mijlen, of 13 Meter in de seconde; deze snelheid vergelijkende niet dia van een projectiel, uit een vnnrmond voortgeschoten met ± 450 M. in de seconde, en het aantal treffers nagaande, dat in werkelijkheid uit geschut op korten afstand verwacht mag worden, dan is het duidelijk, dat de Whitehead-torpedo geene gunstiger verhouding geven kan dan geschut. Wanneer daarbij nu nog in aanmerking wordt genomen, dat het aantal torpedo's veel meer beperkt is dan het aantal geschutprojectielen, zoo zal men tegen een in beweging zijnd vaartuig de torpedo taoeten afschieten tusschen 50 en 150 Meter. (Revue Marilime, Sept. '84.) Een der voornaamste bezwaren tegen spartorpedobooten aangevoerd is, dat zij genoodzaakt zijn hun koers te vervolgen, tot zij den vijand treffen en dus zoodanig blootgesteld zijn aan het vuur der schepen op korten afstand, dat hunne vernietiging bijna zeker is; de booten met lanceortorpedo's echter kunnen op zekeren afstand stoppen, hunne tor pedo's afschieten en zich met snelheid verwijderen, zonder dat gevaar ia zoo groote mate te loopen. Is dat bezwaar in de gevallen, waarin spartorpedo's gebruikt zullen worden, zóó overwegend ? Laat ons aannemen, dat eene boot met Whitehead-torpedo over dag een ten anker liggend schip aanvalt, dan zal zij in de meeste gevallen tot op 150 a 200 M. moeten naderen, om hare torpedo voort te schieten met kans op goeden uitslag; reeds van af 1000 Meter is de boot onder bet vuur vau de revolverkanonnen. Nu zal de epartorpedoboot wel iets langer onder het vuur blijven, omdat zij den afstand van ongeveer 150 M. nog moet doorloopen en juist op dat gedeelte de schoten meer & bout portant vallen en dus te gevaarlijker kunnen zijn; uit proeven echter, in 1879 op de Guinea genomen, schijnt dat gevaar gering te zijn. Neemt men bovendien in aanmerking, dat bij deze proeven een belangrijke fac tor buiten rekening is gebleven, de agitatie n. 1. die zich van de bedie ning der revolverkanonnen meester maakt, naar gelang de boot meer cu meer nadert, zoo mede dat zij het schip bijna recht van voren of van achteren kan inloopen, terwijl de Whitehead-boot zich in da zijden van het schip moet vertoonen, om de torpedo onder de gunstigste voor waarden weg te schieten dan zal men nog meer tot deze meening kunnen overhellen. Is het gelukt de torpedo onder het schip te brengen, dan is de uit werking verzekerd, waar by de Whitehead altijd nog veel kans bestaat op mislukking. Des nachts kan het voordeel meer aan de zijde der Whitehead-torpe,'o komen, doch hoe donkerder de nacht is, des te onzekerder wordt baar gebruik op eenigen afstand en des te meer kans heeft de spartorpedoboot om het schip onbemerkt te naderen. Betrekkelijk heldere nachten, zonder maneschijn, schijnen aanbevelenswaird voor de Whitehead, donkere nachten voor de spartorpedo. Is het schip voorzien van netten, in staat om automobile torpedo's tegen te houden, dan zal men ook zijne toevlucht moeten nemen tot de spartorpedo's. Bij den aanval op schepen, die door een nauw vaarwater opstoomea, is het voordeel klaarblijkelijk aan de zijde der Whitehead-torpedo; de booten blijven iets korter onder het vuur der schepen en eene torpedo, die het eene schip misloopt, heeft nog kans het andere te treffen; ook stelt de rook, ontstaan door het vuurgeveoht tusschen de aanvallende 'oaepen en de forten, wellicht de booten met lanceertorpedo in staat terug :s gaan, zonder te zijn opgemerkt. Als eerste voorwaarde echter voor het doelmatig gebruik dier torpedo .rjct gesteld worden, dat aan weerszijden van het nauwe vaarwater ruimto genoeg is voor de booten, om zich gemakkelijk en op bekwamen afstand vun de vijandelijke schepen te kunnen bewegen. Het mag zeker onder do mogelijkheden gerekend worden, dat onze vloot voor de kustclefensie werkelijk slaags raakt met een aanvallend eskader; dit kan het geval zijn op de reede van het sieuwediep, op de Zuiderzee en het Hollandsch Diep. Deze gevechten zullen metterdaad niet anders zijn dan rnêlées, op eeue vrij beperkte kampplaats. De toestand is hier g> heel anders, dan als een eskader moet worden aangevallen, dat een toegang wil forceeren. Vriend en vijand toch zijn thans dooreengemengd; telkens en met groote snelheid zal elk vaartuig op zichzelf van positie moeten veranderen, en soms zal 't zelfs rooeielijk zijn op een gegeven moment vriend van vijand te onderscheiden. Wagen de booten met Whiteheadtorpedo's zich in deze mélée, dan zyn zij even goed bloot gesteld aan het vuur als de spartorpedobooten, en ter wijl de eersten in de onzekerheid zijn, of hare torpedo's vriend of vijand treffen zullen, is de uitwerking van de laatste zoo goed als verzekerd. Op de genoemde kampplaatsen zal de spartorpedo dus niet mogen ont breken, maar blijft zij een onmisbaar wapen. Doch niet alleen dtuir zullen zij noodig blijven; ook op de nauwe toe gangen het NoordzeekanaaP' en de Waterweg van Rotterdam naar zee", vooral de eerste, waar vea l ruimte ontbveskr, om de schepen op de meest voordeelige wijze met Whitehead-torpedo's to teisteren, maar deze onder zeer nadeelige omstandigheden moeten worden afgeschoten, mogen spartorpedobooten niet ontbreken; zij toch zullen den vijand daar op het voordeeligst kunnen aanvallen, omdat hij in die vaarwaters niet zal kunnen manoeuvreeren, maar genoodzaakt zal wezen, zijn koers te ver volgen. Onze slotsom is dat, hoezeer de invoering der Whitehead-torpedo voor ons gewenscht is, de spavtorpedo niet als offensief wapen mag worden gemist. Verliezen wij de bijzondere gesteldheid onzer gevecht ;terrcinen uit het oog, dan zou de epartorpedo voor den drang van het nieuwe kans hebben geheel te bezwijken; en hoewel daarvoor, in de eerste jaren wel geene kans zal bestaan, toch kan het zijn nut hebben hare waarde voor onze defensie in het licht te stellen. Het reeds genoemde opstel in de Bevue Ifarïlime gaf ons in hoofüaak aanleiding tot het leveren van bovenstaande beschouwingen. Rh. KRACHT IN ZWAfCHSSD. EEN FANTASIE DOOE A.ntoinette. De winter was voorbij en een vroege lente strooide al haar mildheid over de aarde. Met telkens verilauwenden moed, hoopte Randall toch gedurig of 't weerkeerend bloeien en groeien, Marie ook herinneren mocht aan dien lielelijken tijd van een vorig jaar, toen ook hare bloempjes nog bloeiden; herinneren mocht met een weemoed die de strakheid van haar geest kon verzachten door veelvuldige tranen. Even als vele morgens te voren, trachtte Augusta Marie tot een wandeling over te halen en even vergeefs wendde Randall hiertoe de hartelijkste overreding aan. Maar zij antwoordde dat zij in den tuin zittend, ook de lucht kon genieten en hoewel Terwolde haar lichamelijk sterker vond, was zij niet te bewegen tot eenige verandering. »Gusta!" sprak Randall, »wees zoo goed en breng mij tot aan de fabriek; ge moet wandelen met dit heerlijke weer." Een on derzoekende blik uit twee altijd afdwalende oogen, deed Augusta terwijl zij een toestemmend antwoord gaf, onaangenaam aan. Gedurende de laatste dagen had zij Randall dikwijls begeleid en altijd had zij gevoeld dat haar bijzijn hem eenige afleiding schonk. Eu zoo ging zij nu met hem en voelde dat hij ia de prikkelbare stemming was, hem in den laatsten tijd dikwijls eigen, en bedacht reeds waarvan zij 't best zou kunnen spreken zonder in de verste verte zijn leed aan te raken dat hem in zulke oogenblikken ondragelijk scheen. Maar toen zij buiten de stad waren gekomen en 't rumoer niet langer een gesprek onmogelijk maakte, toen zag zij hoe zijn bittere stemming in de diepste droefgeestig heid was veranderd; er kwam geen woord over hare lippen. Vol hoop en illusie was de jonge natuur, vol beloften. Bloesems zwierden in trossen en festoenen langs boom en heester, en 't vogelenlied klonk alom in liefelijk koor. Langs buitenplaatsen, bosch en weiland voerde de wegnaar Randall's fabriek; in de vertestegen de zwarte rookzuilen omhoog, zwarte dampen die zich vermeng den met de witte fijne wolkjes ver van daar. Zwarte rook en gereinigde damp, ze stegen te zamen hoogeren hooger.... maar de zwarte damp werd onzichtbaar en 't reine, witte wolkje bleef aan den blauwen hemel, toefde nog in de cuimte die alles ia zich opneemt en alles wedergeeft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl