Historisch Archief 1877-1940
Ko. 387
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR f^EDERLAND.
«oneel raar het stadje Fiame aan de Adriatisehe zee vertrokken, om deze
automobilo-torpede in haar geheel te bestudeeren en zoo doeede de in
voering by ons marine-torpédomaterieel voor te bereiden.
Hoezeer er nog wel een paar jaren zullen verloopen, vóur van een
onzer booten de eerste Whitehcad zal worden voortgeschoten, zijn wij
echter thans op den goeden weg, en misschien zal het aan kracht igen
aandrang, om daarop sneller voort te gaan, niet ontbreken.
Is de deugdelijkheid, de groote kracht der topedo's voor onze defensie
te water als 't ware een geloofsartikel geworden, dan moet dit ons nood
wendig aansporen, om het woord" vlcesch te doen worden; wij moeten ons
door die wapens dan ook zoo sterk mogelijk maken om, bij de verdedi
ging, de binnen ons bereik liggende krachten tot volle ontwikkeling te
kunnen brengen.
De marine is thans in het bezit van 2 torpefobooten Ie klasse en 22
torpedobooten 2e klasse; dit getal is op verre na niet toereikend, om bij
de verschillende toegangen het zoo dit wapen beloofde -uccès te behalen.
Daartoe zal het aantal torpedobooten aanzienlijk moeten worden uitge
breid en zal het wel op 60 moeten worden gebracht; financieel bezwaar
kan hiertegen niet zijn. Op uitgaven voor de schepen voor
buitenlandBchen dienst en zelfs op die bestemd voor de kustverdediging kan be
zuinigd worden; ontegenzeggelijk toch zal door uitbreiding van het aan
tal torpedohootea onze vloot eene geheel andere inrichting moeten krij
gen, om het personeel te vinden, dat die ottille zoo krachtig en stout
moedig mogelijk op den vijand werpen zal.
Zal dit mogelijk zijn bg behoud van al bet materieel dat thans bij
onze kustverdediging in actie zal zijn? Het valt inderdaad te betwijfe
len! En hierin ligt naar onze meening, het groote bezwaar tegen eene
toareiJ:encle vermeerdering van het aantal torpedobooten.
Hetzij echter ons torpedomaterieel stationair bleef, hetzij het eene groo
tere of kleinere uitbreiding onderging, altijd rijst de vraag: zullen al
onze booten van "Whiteheads voorzien moeten worden, of zal een gedeelte
de sparinrichting moeten blijven behouden?"
Daartoe dient te worden nagegaan, hoe in onze zeegaten en havens de
torpedobooten tegenover vijandelijke «chepen hebben op te treden, om
daaruit te kunnen afleiden, welke soort in de onderscheiden gevallen de
voorkeur verdient.
Voor zooverre proeven tot nu toe hebben doen zien, loopen de snelste
Whiteheads, die geregeld zijn voor een afs'and van 400 Meter, ongeveer
25 mijlen, of 13 Meter in de seconde; deze snelheid vergelijkende niet
dia van een projectiel, uit een vnnrmond voortgeschoten met ± 450 M.
in de seconde, en het aantal treffers nagaande, dat in werkelijkheid uit
geschut op korten afstand verwacht mag worden, dan is het duidelijk,
dat de Whitehead-torpedo geene gunstiger verhouding geven kan dan
geschut. Wanneer daarbij nu nog in aanmerking wordt genomen, dat
het aantal torpedo's veel meer beperkt is dan het aantal
geschutprojectielen, zoo zal men tegen een in beweging zijnd vaartuig de torpedo
taoeten afschieten tusschen 50 en 150 Meter. (Revue Marilime, Sept. '84.)
Een der voornaamste bezwaren tegen spartorpedobooten aangevoerd
is, dat zij genoodzaakt zijn hun koers te vervolgen, tot zij den vijand
treffen en dus zoodanig blootgesteld zijn aan het vuur der schepen op
korten afstand, dat hunne vernietiging bijna zeker is; de booten met
lanceortorpedo's echter kunnen op zekeren afstand stoppen, hunne tor
pedo's afschieten en zich met snelheid verwijderen, zonder dat gevaar ia
zoo groote mate te loopen.
Is dat bezwaar in de gevallen, waarin spartorpedo's gebruikt zullen
worden, zóó overwegend ?
Laat ons aannemen, dat eene boot met Whitehead-torpedo over dag
een ten anker liggend schip aanvalt, dan zal zij in de meeste gevallen
tot op 150 a 200 M. moeten naderen, om hare torpedo voort te schieten
met kans op goeden uitslag; reeds van af 1000 Meter is de boot onder
bet vuur vau de revolverkanonnen. Nu zal de epartorpedoboot wel iets
langer onder het vuur blijven, omdat zij den afstand van ongeveer 150 M.
nog moet doorloopen en juist op dat gedeelte de schoten meer & bout
portant vallen en dus te gevaarlijker kunnen zijn; uit proeven echter, in
1879 op de Guinea genomen, schijnt dat gevaar gering te zijn. Neemt
men bovendien in aanmerking, dat bij deze proeven een belangrijke fac
tor buiten rekening is gebleven, de agitatie n. 1. die zich van de bedie
ning der revolverkanonnen meester maakt, naar gelang de boot meer
cu meer nadert, zoo mede dat zij het schip bijna recht van voren of
van achteren kan inloopen, terwijl de Whitehead-boot zich in da zijden
van het schip moet vertoonen, om de torpedo onder de gunstigste voor
waarden weg te schieten dan zal men nog meer tot deze meening
kunnen overhellen.
Is het gelukt de torpedo onder het schip te brengen, dan is de uit
werking verzekerd, waar by de Whitehead altijd nog veel kans bestaat
op mislukking.
Des nachts kan het voordeel meer aan de zijde der
Whitehead-torpe,'o komen, doch hoe donkerder de nacht is, des te onzekerder wordt
baar gebruik op eenigen afstand en des te meer kans heeft de
spartorpedoboot om het schip onbemerkt te naderen.
Betrekkelijk heldere nachten, zonder maneschijn, schijnen
aanbevelenswaird voor de Whitehead, donkere nachten voor de spartorpedo.
Is het schip voorzien van netten, in staat om automobile torpedo's
tegen te houden, dan zal men ook zijne toevlucht moeten nemen tot de
spartorpedo's.
Bij den aanval op schepen, die door een nauw vaarwater opstoomea,
is het voordeel klaarblijkelijk aan de zijde der Whitehead-torpedo; de
booten blijven iets korter onder het vuur der schepen en eene torpedo,
die het eene schip misloopt, heeft nog kans het andere te treffen; ook
stelt de rook, ontstaan door het vuurgeveoht tusschen de aanvallende
'oaepen en de forten, wellicht de booten met lanceertorpedo in staat terug
:s gaan, zonder te zijn opgemerkt.
Als eerste voorwaarde echter voor het doelmatig gebruik dier torpedo
.rjct gesteld worden, dat aan weerszijden van het nauwe vaarwater
ruimto genoeg is voor de booten, om zich gemakkelijk en op bekwamen
afstand vun de vijandelijke schepen te kunnen bewegen.
Het mag zeker onder do mogelijkheden gerekend worden, dat onze vloot
voor de kustclefensie werkelijk slaags raakt met een aanvallend eskader;
dit kan het geval zijn op de reede van het sieuwediep, op de Zuiderzee
en het Hollandsch Diep. Deze gevechten zullen metterdaad niet anders
zijn dan rnêlées, op eeue vrij beperkte kampplaats. De toestand is hier
g> heel anders, dan als een eskader moet worden aangevallen, dat een
toegang wil forceeren. Vriend en vijand toch zijn thans dooreengemengd;
telkens en met groote snelheid zal elk vaartuig op zichzelf van positie
moeten veranderen, en soms zal 't zelfs rooeielijk zijn op een gegeven
moment vriend van vijand te onderscheiden.
Wagen de booten met Whiteheadtorpedo's zich in deze mélée, dan zyn zij
even goed bloot gesteld aan het vuur als de spartorpedobooten, en ter
wijl de eersten in de onzekerheid zijn, of hare torpedo's vriend of vijand
treffen zullen, is de uitwerking van de laatste zoo goed als verzekerd.
Op de genoemde kampplaatsen zal de spartorpedo dus niet mogen ont
breken, maar blijft zij een onmisbaar wapen.
Doch niet alleen dtuir zullen zij noodig blijven; ook op de nauwe toe
gangen het NoordzeekanaaP' en de Waterweg van Rotterdam naar zee",
vooral de eerste, waar vea l ruimte ontbveskr, om de schepen op de
meest voordeelige wijze met Whitehead-torpedo's to teisteren, maar deze
onder zeer nadeelige omstandigheden moeten worden afgeschoten, mogen
spartorpedobooten niet ontbreken; zij toch zullen den vijand daar op
het voordeeligst kunnen aanvallen, omdat hij in die vaarwaters niet zal
kunnen manoeuvreeren, maar genoodzaakt zal wezen, zijn koers te ver
volgen.
Onze slotsom is dat, hoezeer de invoering der Whitehead-torpedo voor
ons gewenscht is, de spavtorpedo niet als offensief wapen mag worden
gemist. Verliezen wij de bijzondere gesteldheid onzer gevecht ;terrcinen
uit het oog, dan zou de epartorpedo voor den drang van het nieuwe kans
hebben geheel te bezwijken; en hoewel daarvoor, in de eerste jaren wel
geene kans zal bestaan, toch kan het zijn nut hebben hare waarde voor
onze defensie in het licht te stellen.
Het reeds genoemde opstel in de Bevue Ifarïlime gaf ons in hoofüaak
aanleiding tot het leveren van bovenstaande beschouwingen.
Rh.
KRACHT IN ZWAfCHSSD.
EEN FANTASIE
DOOE
A.ntoinette.
De winter was voorbij en een vroege lente strooide al haar
mildheid over de aarde. Met telkens verilauwenden moed, hoopte
Randall toch gedurig of 't weerkeerend bloeien en groeien, Marie
ook herinneren mocht aan dien lielelijken tijd van een vorig jaar,
toen ook hare bloempjes nog bloeiden; herinneren mocht met een
weemoed die de strakheid van haar geest kon verzachten door
veelvuldige tranen. Even als vele morgens te voren, trachtte Augusta
Marie tot een wandeling over te halen en even vergeefs wendde
Randall hiertoe de hartelijkste overreding aan. Maar zij antwoordde
dat zij in den tuin zittend, ook de lucht kon genieten en hoewel
Terwolde haar lichamelijk sterker vond, was zij niet te bewegen
tot eenige verandering.
»Gusta!" sprak Randall, »wees zoo goed en breng mij tot aan
de fabriek; ge moet wandelen met dit heerlijke weer." Een on
derzoekende blik uit twee altijd afdwalende oogen, deed Augusta
terwijl zij een toestemmend antwoord gaf, onaangenaam aan.
Gedurende de laatste dagen had zij Randall dikwijls begeleid
en altijd had zij gevoeld dat haar bijzijn hem eenige afleiding
schonk. Eu zoo ging zij nu met hem en voelde dat hij ia de
prikkelbare stemming was, hem in den laatsten tijd dikwijls eigen,
en bedacht reeds waarvan zij 't best zou kunnen spreken zonder
in de verste verte zijn leed aan te raken dat hem in zulke
oogenblikken ondragelijk scheen. Maar toen zij buiten de stad waren
gekomen en 't rumoer niet langer een gesprek onmogelijk maakte,
toen zag zij hoe zijn bittere stemming in de diepste droefgeestig
heid was veranderd; er kwam geen woord over hare lippen.
Vol hoop en illusie was de jonge natuur, vol beloften. Bloesems
zwierden in trossen en festoenen langs boom en heester, en 't
vogelenlied klonk alom in liefelijk koor. Langs buitenplaatsen, bosch
en weiland voerde de wegnaar Randall's fabriek; in de vertestegen
de zwarte rookzuilen omhoog, zwarte dampen die zich vermeng
den met de witte fijne wolkjes ver van daar. Zwarte rook en
gereinigde damp, ze stegen te zamen hoogeren hooger.... maar
de zwarte damp werd onzichtbaar en 't reine, witte wolkje bleef
aan den blauwen hemel, toefde nog in de cuimte die alles
ia zich opneemt en alles wedergeeft.