Historisch Archief 1877-1940
No. 888
iD B A l»6-*&B'iD &M MER,. W EE JC&L A fr V 0 R NEDER L-ArN D.
'WjpasJden zin -verontreinigd is. Indien de dames, die den volgenden
Zondagmorgen haar gewone plaats innamen, op dien avond, na het ver
trek der menigte, de zaal hadden gezien, zouden ze waarschijnlijk bang
zyn geweest daar weer plaats te nemen.
Een ander spreker stelde voor, nooit meer aan Het Vrije Woord het
Gebouw te verhuren, omdat eea vergadering als deze 'tnafcrieele en moreele
schade aanricht. Matericelc: dat had spreker met eigen oogen den
vol? genden dag gezien, en woreéle, als uien bedenkt, dat Domela
NieuwenBuis het volk opruide door onwaarheden enz.
De kastijding, in dit protest gelegen is zonder commentaar reeds pijnlijk
genoeg voor den heer Doniola neuwenhuis, die ik x.oi dit reeds in
het yoriga opstel menschlievende bedoelingen hoeft, doch zeer onge
lukkig was in de keus van het middel om ze tot verwezenlijking te
brengen; aangenomen dat ze daarvoor vatVaar zijn. Aangezien dit laatste
naar het oordeel van bezadigde staathuishoudkundigea evenwel het
geval niot is, zal de heer Domela Nieuwenhuis in geen enkel opzicht
voldoening inoogsten; uitbundige toejuiching van onnadenkende,
heethoofdige malcontenten is voor een degelijk man liiets waard: wie daarop
gesteld is moet onverschillig zijn voor de achting van weldeukenden, die
gelukkig in eiken stand nog worden gevonden.
Meer zedelijken moed dan de heer Domela Xieuweohuis, behoefde
Prof. N. G-. Pierson, die op Vrijdag 21 dezer als spreker optrad in een
openbare vergadering van :,t)o Unie", verceniginy lot opwekking van
slnntkundift leven en bevordering van maatschappeifike belangen, die ..Met
Vrije Woord" in zijn vollen omgang eerbiedigt, en mitsdien ieders
meening tot volledige uiting wil doen komen om dooi' v/rijving van gedach
ten juiste voorstellingen te doen zegevieren.
Alle pnbevporoordeelclen, dia bewuste vergadering bijwoonden, hebbon
ongetwijfeld in den heer Pierson. een der welsprekende, gemoedelijke
mannen" gehuldigd, die .pp doe] tredenden toon den hoer Domela
Nieuwenhuis zijn populariteit kunnen ontnemen, om zich hoogst verdienstelijk to
maken tegenover de maatschappij in het algemeen en den werkmans
stand in het bijzonder". (Dat «r te Amsterdam genoeg vau die mannen
zjjn, beweerde ik in het vorig Ko. van dit blad.)
Met voorbeeldige kalmte en vastberadenheid, sterk door veeljango
Studie en nauwgezet onderzoek, legde de heer 'Pierson de nuchtere waar
heid bloot, en kwam hij tot de gevolgtrekking, dat de verwezenlijking
der socialistische denkbeelden (of'liever drooinbeeldun, omdat ze voor
verwezenlijking onvatbaar zijn) eenvoudig ten gevoige zou hebben: ge
lijkheid" in ellende.
Welk een ontnuchtering voor de discipelen van Domela Nieuwenhuis!
Deernis beving mij, toon zij het woord namen; deernis wegens het be
klaaglijk figuur, dat zij met hun geijkte doch holle phrases maakten,
maar ook deeruis, diep medelijden met hun treurig lot, een gevolg der
maatschappelijke gehrelccn en der tijdsomstandigheden, door prof. Pierson
ten volle erkend, zij het dan ook met onverstoorbare rustighcid in woord
n''gebaar, omdat hij den nood als tijdelijk beschouwde en vatbaar om
gelenigd te worden, terwijl hij uitdrukkelijk verklaarde, dar, het duro
plicht was, door ?gemeenschappelijk overleg'de sociale toestanden secreet
mogelijk fe verbeteren.
Prof. Pierson verwezenlijkt e ten volle de verwachting, die ik in mijn
vorig artikel uitdrukte. Zal dat ook geschieden door do Amstordnuische
ingezetenen, die, begaan met den nood dor arbeidende klasse, zich hebben
vereenigd cm te overleggen wat zou kunnen worden gedaan om daarin
zoo veel mogelijk te gernoet te komen'? Zal het b!ijk>u), dat de moer
gegoeden niet ai'keerig zijn van hulpverlcening, indien hun do mogelijk
heid daarvan slechts wordt aangetoond en bekwame mannen zich aan
de spits stellen, om een vertrouwbaar plan ten uitvoer to brengen V" Ik
hoop het tot kering van hen v'! ie zich geea ?volhsopruicrf. ir.aay
volksvrienden zouden bstoonon, indien zij zich beijverden, do uitvo'jrlmriicid
van het loffelijk plan te bevorderen.
, En heeft nu prof. Pierson een einde gemaakt aan het zinneloos drijven
der sociaal-democraten to Am sterdam V O, reen! Dr. L. C. Verel, dio
,ï. I. Dinsdag in een -huishoudelijke vergadering vau ..De Unin" cuk <vn
poging dsed om de sociale (jtuicstie zuiver te stnllfii, werd o. a. btstn-don
cioor een lid, dat driestweg verklaarde, in deühoor lrci\- on geen r.utorituit
ta erkeitneii, omdat hij geen studie van do socialistische inzichten had
gemaakt."
Nochtans heb ik dan professor hoovcn zeggen, dat hij o. m. in het
werk van Mars;, met den beaten wil, geen aannemelijk en uit.voürbn.ni1
plan had kunnen ontdekken, en 'dat liij gaarne bereid was om met do
voornaamste woordvoerders der sociaal-democraten in d.scr.ssio te trodcit.
Mij dunkt, een oningewijde waagt zich daarcan niet, en bovendien: <iu
beschouwingen door den heer Pierson gehouden, kuuneu niet andt.-rs daa
het uitgangspunt gijn van elk dogeüjk mau, die zich een hervorming der
maatschappij ten doel zou stellen.
Iiitusschen greep hoh bestuur v?n De Unie" de gelegenheid aan om to
trachten, de beweging een belangrijken stap vorder te brengen. Bewast
lid verklaarde, een duidelijke voorstelling te kunnen geven vau een
tocftand uaar het hart der socialisten. Op nitnoodiging van den voorr.iif-cr
zal hij dat bowijzcu in een huishoudt;!ijko vergaderi'j;;r, in ds uwami Ja
nuari a s. Ik vertrouw, dat. daa do leJen als oen man zullen opkomen,
om Het Vrijt; Woord" to hooren en liesvörkieaoiuln Uondor lijit^vitar)
te voeren. Inderdaad, een vereeniging ais De Uniu'1 kan "veel-uut
stichten.
f, ?. i ,i .,,..1.1..,
(1. Vo'gans hst Hult. yi/smrfhf. bestaat deze Vcrerni^inp; alleen to oHrti-Jam, cu
zouden da Atuateidaicsche sociaal-democraten zich vau haai' naam bcJ.ieiKl l'.ubben,
omdat zij onder eigen vlag geeu vwgaJerzaal moer kouden kpjjen.
F E II I J, , K T O N.
KRACHT IN ZWAKHEID.
EEN FANTASIE
DÜOE
ntoinette.
(<$
Maar eenzamer dan hij, gevoelde zich een andere, die zich ver
laten wist van alles wat haar hart tot heden had toebehoord in
volle en reine toevvyding. Da schoone bloem van haar meisjesleven
was plotseling opengegaan, maar niet door 't warme zonlicht;
de felle bliksemstraal had een al te scherp licht verspreid en de
bloesem was geopend, maar ook vernield.
Met onmeedoogende helderheid zag Augusta wat zij te voren
nooit gezien had. Onbewust van elk govaar had zij zich overgege
ven aan de begoocheling eener vriendschap die voor haar het al
was geworden. Nooit had zij gewenscht naar do vroolijke dagen
die jonge meisjes als hun rechtmatig eigendom beschouwen; in
de liefde die haar boeide, had zij haar wereld gevonden die ze
voor geen leven vol vreugde had willen prijs geven.
Als ijzige koude en toch ook als een verlerend vuur hadden
haar de wreede woorden getroffen dio haar moesten bun s en van
de plek waar heel hare ziel te huis was. Neen, niet tcrwille van
zichzelve zou zij kunnen of willen heengaan; wat ;.;in.'rcn haar
booze tongen aan, zoo zij rein was in eigen hart? Had zij don
vriend niet te lief om hem door hare vlucht het ecai;;e ie
onlrooven waarin hij sympathie vond ? Al voelde zij, dst cu, nu
't hart zoo onstuimig klopte bij de gedachte aan hem, elk
oogenblik in zijn bijzijn een strijd zou zijn, ze had niet kunnen
heengaan, ze zou wenschen te blijven, voor hem, om hem nog
hare vriendschap te wijden. Maar ;;ijn naam, die zou, dio mocht
niet worden bezoedeld, en daarom, daarom alleen, voelde zij te
moeten scheiden van hem, voor hem. Toen, bij de zekere over
tuiging dat die scheiding moest plaats hebben, toen eerst voelde
zij (en volle haar eigen verlatenheid. Ware zij alleen geweest
geheel alieen op de wereld, zij had zich niet eenzamer kunnen
gevoelen dan bij de gedachte hèn te moeien verlaten, wiens smart
de hare wa?, wiens geluk het l;are zou zijn. En haar medelij
den, hare vriendschap voor de ongelukkige Marie, ze verkeer
den bijna in haat. Waarom, waarom kon Marie geen geestkracht
vinden voor hem'?...
Uren vervlogen en zij wist niet of minuten of jaren haar
voorbijstormden
»Juffrouw Augusta, men wacht u aan tafel!''
Hoe dwaas, hoe vreemd klonk die taal, en met een stem die
de hare niet scheen, antwoordde z'-j zonder de deur ie openen
dat zij zich ongesteld voelde en hare kamer zou houden. Ecnige
belafigsteilen.de vragen volgden, en daarna luisterde zij gedach
teloos door overmaat van smart, naar ds zich verwijderende voet
stappen. I!oe vreemd klonken die zóó wonderlijk als waren
ze het eciiige geluid in een uitgestorven wereld.
Toen de avond ver gevorderd was, en zij rust had gezocht
met 't bewustzijn «lic niette zullen vinden, werd zonder gedruisch
de deur geopend en eea zachte voetstap naderde terwijl ecu matte
stem vroeg: »Ü3 zïjt toch niet ziek, GusLa?"
Zij die de stern hoorde, kromp iaeen.
* Hindert het licht u, Gusta?" En Iegelijk bracht M.iric's hand
een weldadige schaduw voor 't gelaat, wyarin de oogen goiisf.cn
bleven. Zij die heette te rusten wilde antwoorden, maar do po
ging was vergeefs.
»Slaapt ge Gusta?" vroeg nogmaals de zachte droomcrigc stem,
en twee oogon met een vreemde, peinzende uitdrukking bleven
nog eenige seconden lang op het half afgewende hoofd gevestigd
ea schenen geboeid door de trillende oogleden der slapende.
Toen verdween de stille gedaante en sloot de deur zoo zacht, als
vreesde ze haar slapende kinderen te doen ontwaken.
De eiridelüoze nacht was voorbij; de morgen aangebroken.
Met de kalmte der overspanning, bracht Augusta alles in orde
tot hcre afreis, waartoe ongesteldheid het voorwendsel zou zijn.
Zij wachtte en luisterde naar het oogcnblik waarop Randall
zich naar zijn fabriek begaf, en toen zij eindelijk zijn voetstap
buiten vernam, was het haar als stierf eerst KU, elke verwachting
van het leven. Geheel gereed voor hare afreis begaf 2ij zich
eindelijk naar Marie. Een zoele lucht en bloemen- geur vervulden
liet vertrek waar deze lijdelijk neerzat. Toen zij, bijna zonder
haar nadering gehoord te hebben, Augusta voor zich zag, tintle
een nauw merkbaar blosje de inarmerbleeke wangen en de mij
merende oogen schenen grooter.
»Zijt ge geheel beter, Gusta?"
»Ncen Marie, ik voel mij ziek, ik verlang naar huis en ga dus
liefst dadelijk.''
»Naar huis?" klonk de matte wedervraag; en matter nog klonk
het: »ge moet bij ons blijven."
Maar Augusta lette niet op die woorden. Zwijgend stond zij
tegenover Marie, tegenover haar, wier zielsziekte de marteling, de
strijd van Randalfs leven was, en God wist het, hoelang nog zou
blijven toen kwam haar plotseling Terwolde's woord in de her
innering dat een groote schok haar zou kunnen opschrikken uit
hare apathie. En wat al gedachten kunnen in een ondeelbaar
oogenblik het menschenhart bestormen!"
Augusta duizelde bij de gedachte, bij de nieuwe hoop die zich