De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 30 november pagina 3

30 november 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

««.883 DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ONZE BLADEN. Indi3 en de Kamer, ziedaar bijna de eenige voorname onderwerpen, in de afgeloopen week door de Nederlandsche pers behandeld. Stof genoeg, trouwens! De Indische begrooting gaf o. a. aan het Ebt. v. Z. II. zeer uitvoerige beschouwingen in de pen, ook het Uil., het N. v. d. D. en de Standaard hielden zich met Indiëbezig, dat in verband met de han delscrisis meer nog dan andera de aandacht waard is. Wat de Kamer betreft, de nieuwe meerderheid" werd door leden en tegenstanders geschat en gewogen. Tele liberale bladen meenden, dat de anti-liberale een wat al te groote opgewondenheid over den uitslag der verkiezingen aan den dag legden, deze gingen na, wat er nu gedaan moet worden en bespraken o. a. de onderlinge verhouding van roomschen en anti-re/tolatlonairen. Ook de grondwetsherziening kwam, in 'C bijzonder in de R. Kath. pers ter sprake, naar aanleiding van het geschrift van dr. Schaepman, waarin deze op een spoedige herziening met klem aandringt. Niet onbelangryk was hetgeen in 't anti-liberale kamp voorviel ter voorbereiding van de verkiezingen te Almeloo en te Gorkum, We heb ben hier vooral het oog op de beschuldigingen, door 't Wag. WeêkUad tegen de Standaard en den Heer Keuchenius ingebracht, die beiden niets onbeproefd hebben gelaten om de Gorkumsche clericalen Prof. De Geer eu niet Baron A. Schimmelpenninck. oud-lid, Candidaat te stellen. Ook do Kamerrede van den heer Wybenga en de elfde brief van Mr. 3. van Houten, gaven tot politieke beschouwingen aanleiding. De laatste werd besproken in ons Dagblad, De Arnlt. en in De Tijd. BRIEVEN VAN JAN VAN'T STICHT. Men mag van de slagers en bakkers zeggen wat men ml: dat zij duur z'ljo, veel te duur zelfs in verhouding tot de prijzen van het vee en het graan maar dit moet men hun nageven: ge weet ten minste waar ge mede af z'yt vaste prijzen, of zooals hunne meer beschaafde mede burgers-kleermakers zeggen: prts fises! Als n slager zegt: een kilo tleesch kost een daalder, dan zeggen ze het allemaal en als n bakker den prijs van een zelfde hoeveelheid brood op een vijfje stelt dan komt men bij geen anderen voor minder terecht. Er heerscht een zeldzame harmonie tusschen die beroepsgenooten, een harmonie die weldadig werkt, meer op het gemoed, dan op den zak der brood- en vleeschotende xnenschheid. Ir.tusschen, zooals gezegd, men woet bij hen tenminste waar men mee af is! En dat is het goval bij menigcn anderen handelaar in levensmiddelen niet. Neem, bijvoorbeeld, eens de kleinhandelaars in viscb, die met kruiwagens do huizen aOoopcn om hun waar aan den man to brengen. Ik bedoel niet de uitgestorven species van handelaren in gerookte bokking, die in vroeger jaren gedurende de lange winteravonden achter hun met een papieren lantaren verlichten kruiwagen, Utrecht's stille straten deden weergalmen van hun somber geschreeuw: Drie en vier centen een Engelsche bok! en telkens met hun wagentje bleven stilstaan als het geroep van: Baa... oos! hen aankondigde dat een bokkinglievende vrouw of meid drie of vier centen bij hen wenschte te besteden. Neen, rk bedoel de nog in volle fleur bestaande kleinhandelaars in versche viscb, die nu eens hun snkkeldrafje metrisch vergezellen met don kreet: kabel jou, kibeljou; dan weer op zingenden toon uitgalmen: schèllevis, schellevis; of: IJijijijy-ibok, IJijijjj-ibok, of: hoi-ei-ei-eilbot; of die onze heerlijke garnaleu aankondigen niemand weet waarom als: genee.... gerrrnales l 'k Bedoel de mannen, die als al deze viscksoorteo er niet zijn, zich getroosten in de van ouds beroemde Soesterache knolletjes handel te drijven. Heb & ooit in mijn leven brutaler volkje bijgewoond! Typisch brutaal zijn ze! . Op een goeden morgen mocht het dezer dagen zoo'n vischboer (hoe men er toe gekomen is zoo'n mei sch boer te noemen, is me onbegrij pelijk of het moest zijn in de beteekenis van lomperd) mocht het zoo'n visckboer geheugen de stille straat, waarin mijne nederige woning ge plaatst is, binnentetredcn IJijijij-i-bok schreeuwde hij, den hoek omko mende en uit wel. tien huizen kwamen de dienstmaagden te voorschijn en schreeuwden even hard als hy hé, baas! Dat was dom! Men kon het op des vischboers aangezicht lezen dat zijne viscb plotseling in waar de steeg. . Mijne dienstmaagd"?. daar gaat hij waarachtig zijn meid ook al in de krant zetten, zal zeker iemand" zeggen, die vóór eenigen tijd er wat op tegen, had dat ik een geschiedenis van mijn eigen grootmoeder ver teld had '?mijne dienstmaagd was de bevoorrechte, ciie het eerst haar inkoop zou .doen, omdat zy dient" in het eerste huis van de straat. Wat kosten je bukkernpies, baas?" HU had zyn kruiwagen juist neergezet en stond gebukt om zyn draagriem van de wagenarmen lostemaken. Zoo gebukt keek hij op zijde haar aan en zei met diepe minachting: Je bukkemptcs.' en hij maakte een beweging als wilde hij weer voortrijden. Kom. zanik niet, zei de meid; wat kosten ze?" Hij antwoordde niet, maar telde «en twintigtal op een ben uit, en reikte ha.ar die met. eea deftig gebaar toe. Lop maar door de heele stad of ie ze mooier krijgen ken! Blank as zuilever, vet as modder!" En wat kosten die 'S. Die twintig kosten een daalder samen!" en meteen keerde Lij zich om uaar ziju kruiwagen .en rangschikte daar zijn bonnen en zijn bokkings, alsof hij geen woord meer te zeggen had. Veel te,duur" kwam de meid terug; neem ze maar wear mee, man." Wat wil de juffrouw ditn geven V" Die wil er niet eens op bieën, mins! Is dat nou geld vragen?!" Nou, ik zei ze de juffrouw laten voor vijf en twintig stuivers, maar dan ook geen ceut minder." Ook nog te duur, pak maar gauw mee asjeblieft!" ook nog te duur? Dan eten jullie geen bukkem van daag, hoor! Dan mot jou juffrouw maar op de panharing wachten! Nou, vraag of ze ze hebben wil voor een gulden!" Dat scheen de meid nog ean cijfer om eens naar binnen te gaan en nu kwam zij tern» met de boodschap: vier voor elf centen!" Geene pen is in staat de verontwaardiging te beschreven die uit dea vischboers gelaat en gansch zijn houding sprak. Blijkbaar bedwong hjj zich om niet los te barsten van woede. Stilzwijgend, maar met een nijdigen ruk greep hij de ben uit vrijsters hand en zette die bedaard op zijn wagen; toen sloeg hij de draagriemen weer om de armen en keek zijdelings naar de meid, die op de stoep bleef staan. Zoo reed hij voort, steeds meer en meer achterom kijkende, met zijne oogen als het ware de glim lachende maasd vernietigende, totdat hij voor een volgend huis zijn wagen weer neerzette. Toen keerde hij zich ganschelijk om en schreeuwde dat de gansche buurt het hooren kon: Denkt jou juffrouw, dat ik ze gestolen heb....? Ik zal ze vanmiddag komme brengen.... lekker met botter gebakken hoor! Zeg er dat maar....'. Hoe durven ze het een mins te bieën? vervolgde hg tot de meid, met wie hij thans onderhande lingen aanknoopte en toen hem ook daar een schandelijk bod gedaan werd schandalig" noemde hij het kwamen weer dezelfde uitdrukkin gen, waarbij de vriendelijke lezer, de gelieve te lezen als wenschen, die in verhouding tot 's mans zaligheid stonden als een spekslager tot het lange leven van een varken. Toch duurde het niet lang of hij kwam weer terug, vragen wat de .juffrouw dan meer gaf dan ze geboden had? Geen drie stuivers ook?" Neen, geen drie stuivers zelfs!" Geen stooter ook?" Ook geen stooterl" Nou geluk er dan mee, maar ik mag verd... zijn als ik er geen geld bij leg! Ze waren op de markt zes gulden het tal van morgen!" Hij ontving zijn geld en voort ging bet weer met zijn heesche stem schreeuwende: IJijijij-ibok! IJrjijjj-ibok!, zich nog ontelbare malen ver vloekende op dien zelfden mor 41 n en hier en daar ongehoorde prijzen makende voor zijne waar! 't Is een wonderlijke manier van handel drijven, die deze lui er op na houden en het zou haast onbegrijpelijk zijn dat iemand met hen wil te doen hebben, ware het niot dat iedereen om al hun gescheld en getier lacht. Men weet bij hen wat voor vleesch men in de kuip heeft. Dat weet men bij vele andere handelaars niet. Daar hebt ge bijvoorbeeld op onze botermarkt een fraai gebouw met een paar leeuwen er boven op, zoo wanhopig mager dat zo eenc betere figuur boven eene azijnfabriek zouden maken dan boven eeue hal waar zoo'n vette zelfstandigheid wordt verhandeld op die botormarkt dient ge wel zeer voorzichtig to zijn met uwe inkoopcn, indien ge althans geen kunstbeter voor natuurboter koopen en betalen wilt. Daar vindt ge il: bob bet uit zeer goede bron mannen in blauwe kielen, zich geheel voordoende als uitoefenende bet edele landbouwbedrijf, en die evenveel met den landbouw te maken heb ben als huune boter, die regelrecht uit Den Haag komt en door hen in sierlijke kluiten wordt vervormd en zóó als natuurboter aan den man gebracht, of liever aan do vrouw, want mannen doen in den regel niet aan die huishoudelijke inkoopen. Daar vindt ge ook een eenvoudig vrouwtje dia eieren en andere zaken, maar geen boter verkoopt en hare klanten toefluistert dat als zij nu eens echte, fijne boter willen hebben, ze bij dis mannen in blauwe kielen moeten zijn. .Hoeveel beesten, die boeren wel niet in de wei hebben, da's ongepermitteerd mins!" Ja, aan die kunstbeter wordt door de kleinhandelaars een aardig centje verdiend! Een paar oude hutjes uit een naburig dorp rijden met karretje en paard door de stad, en kunnen er wezenlijk geen klanton meer bij aannemen, want ze hebben geen beesten meer en ze zouden de klanten niet graag boter in de handen stoppen, die zo niet zelf gekamd hadden. Want, o! daar wordt zoo mee geknoeid tegenswoordig. En ze maken zo zoo mooi na tegenswoordig, dat zelfe dia twee oude luitjes er geen onder scheid in kunaen zien. 't Heet dan ook een bijzondere welwillendheid, als ze u zoo'n Keulsch potjo echte" boter, heel boersch van boven met figuren bekrabt en niet zoo kunstmatig en geregeld als de fabrieken dat doen, wil afstaan. Eerst als ge een poosje zoo aan het lijntje zijt gehouden en hen daardoor uw volkomen vertrouwen schenkt, dan behoort ge tot hare vaste klanten omdat er nog wel eens een 200 afvalt, die minder goed betaalt, ziet u." Maar ze blijven op haar vaste getal. Zoo eet ge echte boter! Och, och, men moest weten waar wekelijks de zendingen van daan kwamen ! 't Moet gezegd zijn: de industrie gaat ver tegenwoordig. Jammer maar, dat op zulk eene wijze de concurrenten er niet het minste voordeel van trekken. Als de kunstboterfabriekanten konden besluiten aan bun product eenkenteeken te geven een onschadelijke kleur bijv. die voor de natuur boter dusver niet gebruikelijk is dan zouden zij hot bedrog spoedig den kop indrukken en daghelder bewijzen, dat het hun niet te doen is hun omzet te vergrooten, door bedrog door anderen mogelijk te maken. Dan kan ieder zien wat hij koopt en heeft niemand reden zich te beklagen. Dat heeft ook een mijner bekenden niot, die dezer dagen eveneens een slachtoffer van de industrie geworden is, maar geheel door eigen schuld. Deze had een prachtig meersohuimen sigarenpijpje gekocht: alleraardigst had de winkelier gezegd; geheel iets nieuws. Een pijpje en ean potlood tevens: Om het barnsteenen mondstukje heen werd een lange mearsehuimen dop met stalen potloodspits geschroefd, en als men nu rookte had men dien dop met spits ia den vestzak en wacr.cer men plotseling iets to noteeren had, dan schroefde men maar even dien dop er aan, en met de sigaar in do pi.ip, kon men zijno notities maken. En toen mijn bekende zijne pijp dezer dagen met d-if, doel in een gezelschap gebruikte, werd hij door hét geheele gezelschap uitgelachen en smeet, woedend het heele instrument aan stukken. Dat vond ik nog dommer dan dat, hij liet gekocht had. Hij had de cleelen zeer goed afzonderlijk kunnen gebruik?. Dat wilde ik hem toen niet zeggen, maar nu hij bedaard is, hoop ik dat hij dit lezen zal en er voor een volgenden keer zijn nut mede doen. Om van iets anders, voor onze stad meer belangrijks te spreken, de Strijd tusschen leien en niet-leden van het studentenkorps (ofschoonbeide Studenten der universiteit alhier) gevoerd is zolcer allen lezers bekend. Want hoezeer men, ra. i. ten onrechte, tot nog toe dikwijls beweerde dat de studentenmaatschappij buiten beoordeeling van cjaarbuiten staanden moest blijven, de jongelui zelven hebben thans liet ijs gebroken en bestrijden elkanders meeuingen openlijk in do dagbladen. Ds quaeshs -., loopt hoofdzakelijk van beide kanten over de vraag of bet nieuwcj opge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl