Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 388
lieflijkheid der kunst bg te pas villen brengen... En toch... dat jonge
kind "heeft een onkinderlijke uitdrukking. En waarom dien blaauwen achter
grond gekozen?
Praehtisf, impozant, Spaansch, ons sprekend van Mor van Dashorata
Crootéehédoeken ia no. 229: Mevrouw Schwartze met haar kleinkin
deren. Men heeft veel af te wijzen gehad op het meisjen rechts, met de
blauwe jurk... Toch ia de beweging zeer natuurlijk; z\j wordt afgeleid
«n steekt den arm verder dóór om Grootmoeders aandacht voor iets in
te. roepen. De linker arm van het kind wordt door de jurk wat ver
smald..., maar zulke dingen vindt men niet zelden, zelfs bij Rafaël. Als
Rembrandt dit doek geschilderd had, zou men hem met geen cliicane over
het weinig frissche der kindergezichtjens lastigvallen. De trio komt mij
uitnemend geslaagd voor.
- No. 269 van Floris Verster te Leiden is niet geschikt voorstanders voor
bet impressionisme te winnen.
. Verbazend juist van toon (eenmaal deze verlichting uit den achtergrond
gekozen) is No. 184 van den Heer Oldewelt?de pianiste; No. 183 het
portretstuk" .?hoe knap ook gedaan geeft minder voldoening.
Sommige deelen zijn en souffrance; de fyzionomiën der 3 kinderen waren
allicht een weinig te verhefi'en geweest; niemant zal bang zyn voor dien
hond. Het stuk glimt sterk en hangt zóó, dat het niet gemakkelijk gezien
kan worden. Dit is wel jammer voor het werk van een zoo bekwaam
kuwtenaar.
De" Heer Huibera levert een met fritschen moed aangepakt
binnentafereet: BMpéderlijke raadgeving": een kordate meid van melk en blued ea
een ervaren grootjen. Zijn oude schoolmeester" is wat ongunstig van
proportie.
, De Heer Daniöl Lewenstein gaf een goed portret van den vermaarden
predikanten geestigen dichter Laurillard. Mon vraagt: waarom die don
kere achtergrond?
.Van twee komposities wensch ik nog te spreken, en dan zij ons onder
houd tot dévolgende week verdaagd.
! Prof. Altmanu gaf ons eene keurige afbeelding van de bekende oud
heidkamer in hét Stedelijk Muzeüm van Haarlem. Hier wordt hot bewijs
geleverd, dat men niot met prcetensiëuze slordigheid behoeft te schilderen,
om een juist natuureffekt te krijgen. Aangenaam is het tafereel verle
vendigd door het oghangen van een koperen kaarskroon, en het groepjen
van' een paar op den grond liggende toekomstige archeologen".
No. 285 van den Heer E. S. Witkamp Jr. is een der voortrefhjksta
doeken, die deze ten-toon-stelling vereieren; Meisjens, werkend In het
veld". Maar daar heeft men nu geen jacht op vuile, vieze Meeren, geen
minvermogenden", die men liefst op een afstand houdt. Edel is dat loven
opgevat, en toch rijk aan natuur. Geen affektatie; geen konventionce'.s
mooye..geziëhijens; geen herinnering van het gelukkig doorleefde roman
tische tijdperk: natuur, waarheid, niaav smaak: goede kompozitis,
korrekte tee^ening, aangename toon: een zeer voortreffelijk doek.
26 HOT. '81. ' Alb. Th.
.' DE KUNSTBODE.
, Bij den uitgever J. J. Hofstede te Amsterdam verschenen de twee
petste nummers van den nieuwen Kunstbodt. Ook al dreigt mij de
rejjiêk der redaktie, een repliek, die haar ter zelfverdediging thauds v;el
in.den mond bestorven moet liggen dat Je ware kritiek uiet bestaat
in het zoeken naar fouten, dat rnon niet afbrekende" maar opbou
wende" t& werk moet gaan, toch kan ik mij hut genoegen niet ontzeggen,
hier eena eyea aan het koord van de doodsklok te trekken, of zij
te recht geluid werd, beslist de toekomst. Wanneer de Knnsllwde anders
geschreven wordt en anders ingericht, als hij tot nu toe in het licht
kwam, heeft zoo een orgaan wellicht reden van bestaan. Maar met enkele
zeer onbeduidende artikelen, gevolgd van een reeks uit do koeranten
overgenomen berichten, is geen nut to doan. Het plomp-verlorene van
de poging is "alleen eenigszics vermakelijk, om, na dat wij links en rechts
verschillende zulke periodieke kunst- en letteruitgaafjens hebben zien
wechsterven, te midden der onderscheidene weekblaadtjens, welke zich
reeds op dit gebied" bewegen, en geen van allen op een tevredenstel
lend welslagen kuunen wijzen, plotseling met nog een kunstbodeljen,
naar het gewone oude onbestaanbaar gebleken model geredigeerd, voor
den dag te komen.
Het gebied schijnt echter voor den redakteur een bizondere
aantrektingakraeht te hebben. Altbands de eerste kolom zijner inleiding spreekt
van op gebied van kunst en letteren", de tweede kolom zegt: op het
gebied van kunst" enz. Een regel verder luidt het: Doch niet elke
eeuw brengt haar geniën op elk gebied voort." De derde kolom begroet
wop kunstgebied ontluikend groen," verhaalt voords van het gebied der
kunst" en daarna nog eens van kunstgebied". Het vierde half kolommetjen
jaakt in geestdrift om hetgeen op dat (tooneel) gebied" hier te lande
?gebeurt, maar acht het gebied der kunstnijverheid" minder roemens
waard, en erkent gaarne, dat er op elk gebied nog veel te doen blijft."
Het vgfde kolommetjen verklaart het doel der redaktie de belangstel
ling op kunstgebied" gaande te houden, wil vrijheid op het gebied der
kunst als leuze" huldigen en stelt zich voor een beschrijving te geven
van wat op het gebied der kunstnijverheid" bestaat.
In plaats van een duidelijk en kort programma te behelzen, bevat de
gaut?che inleiding een uitvoerig beuzelpraatjen in een stijl van de minste soort,
«nders niets. Ik geef n mijn woord, dat ik noch den uitgever, noch den
redakteur van den Kunstbode ken, maar de banaliteit van den inhoud geeft
fcet treurigste te denken. De muziek-beoordeelingen schijnen nog het
.beste, de tooneelbeoordeelingen zjjn verbazend onbeteekenend. Het is,
niét reeht-duidelijk, waarvoor het uoodig kan zijn, dat er in plaats van,
b. v. yyf in 't vervolg zes middelmatige kuustbesprekingen wekelijks
Ballen verschijnen. Heeft een gebaar kleino literatortjens dan eene verga
dering gehouden en gezworen ons te overstelpen en te benauwen met
i,fceurig gedrukte" flinke, degelijke, gevod- en gedachteloze
quartoforrnnat-orgaa-Dtjena?
? A,, 27 NOT. v. D.
WANDELINGEN OP DE TENTOONSTELLING»
X.
Men weet dat ook het impressionisme ons uit Parijs ia overgewaaid,
doch dat de eigenlijke schepper van die manier, de onlangs gestorven»
Manet, zich eigenlijk over zijne navolgers en gedeeltelijk over zich zelven
schaamde. Wij willen dan ook bij de impressionisten slechts kortehjk
verwijlen, al aijn hunne voortbrengselen niet altoos zonder poëzie. Wij
zien rond en ontmoeten de groene vlakten van Frana Binje, R. Lagye's
overigens niet onaantrekkelijke, doch al te haastig gepenseelde schuit:
Le départ pour la villa; Jan Mayné's PocJtard; Gh. Soubre's Weduwe
onder de karsenboomen; E. van Gelder» odderige Complainte;
Coppieters Retour de la Pêche; Pierre Neuekon's, La /bZZer.eenganzenmeisja
wat er volstrekt niet krankzinnig uitziet. Dan leve de natuurlijke poëzie
van Asselbergh's velerlei Gcsichten op Genck, al herhaalt hij zich ook een
weinig, en zelfs zijne gespatte Kersenbogaard, dan J. T. Coosemans Urwald,
genaamd De kunstenaarstveg is JBarbison, veel meesterlijker dan zijns
Genck of Amblèvc.
Ja, dan nog lievsr de molens (873?75) van J. van der Heyden, al nei
gen zij cok tot hetzelfde kwaad, en de Uollandsclie wilgen van van
Seben, al zijn zij ook veel te groot, en vooral de natuurlijke poëzie der
boomen van A. L. Koster, te Scheveningen, zonnig en luchtig, vol karakter.
Zelfs de oude, geniale Israëla word£ on? wa£ 4! te onbestemd, en vaag.
Zie zyn Alken en vergelijk de kleurrijke Délaïssée vaa Félix Lueas, Fin
d'ttne proccssion. Souvenir de Venise, eene boot, met eene fijne, daarin
treurend liggend* dame, waar tegenover twee liefdezusters haar medelij
dend aanziende, even fijn van gevoel als van bewerking, helder en zonder
gemaaktheid. Wij ontkennen daarom uiet, dat Israeis realistischer is, en
dat ook oorops grauw (Na de Begrafenis) een zeker recht heeft. Doch
a, propos van Venetiëvergete men het uitmuntend, liefelijk gezicht op
die stad niet, met het doorschijnend water vau Mej. Carlini. En dwalen
de gedachten nu verder nog over de zee en. r i v.i er s tuk k e n, daa
zou uien gaarne het prachtige Antwerpsche Mezico-dók van J. Grimelund,
het schoone water vau A. Bouvier (100) (zijn Lier phospliorescente is wat
onvolkomener), het aangename meer van V. Bauffe, in Den Haag, het
liefelijke Holland en Vlaanderen van P. J. Clays, de Dyle van Albert
de Keyser, de s'.oep van Mej. Margaretha Dumont (al is het Koloriet wat
rood), den zedigen vijver te Putte van F. Lamorinière en nog eens deii
helderen Hagemans ia zijn SchcldesMckcn mogen bewonderen. Maar tijd
en ruimte dringen.
Wie zou er niet nog gaarne verwijlen bij de grootschs NoordscJte Lo*
foten van Normanu'? Zij maken, in deze proportie geschilderd, zoo recht
den indruk hunner rcusachtigheid! Meu ziet dat het oponthoud der kun
stenaar in DusBcldorp alleen wat op het koloriet heeft gewerkt. R.
Montgomery (031) heeft nooit met de rotsen geleefd, al is het water van zijne
Epave ook helder en poëtisch. Al is R. Mol's water niet doorzichtig
gunoeg, men ziet toch dat hij zijn Antwerpsche natuur zeer goed kent. Züa
schip is grootseh. Mevr. Collarfc mag dia Nederlandsehe lucht nog wat
bestudeeren! Haar koloriet is krachtig eu helder, cok behaalde zij iu 18c3
de gouden metiaije, doch daarom moge men des te eor nieuwe studie vau
haar vragen. Zij hoede zich voor overdrijving. Men kaïi haar noch de
Andalousc van Barrias, nog de C&nclrUlon van K. Changciet aanbevelen;
in vele opzichten uitmuntende doekje?, maar deerlijk veri'ranscht (gelijk
de Spaaüsche Rny-Blas, een der meesterstukken vau Victor Hugo). Meu
#a een weinig bij de Noren en de Denen, ter school en zie b.v. Confessiou
(Moedei- eu dochter) ean Erik Werenskiold, ia Christiania; dat is wezen
lijk Waltrheit wiel Dichtttny.
Men kan ook van deu ouden Slallaert over karakter enklaur nog wat
lecren. Men zie zijn Eumenisch bruidspaar, eu zelis zijne vrouwelijke
naakte figuur, met duiven spelende, vau achteren te zien; een kurieus
onderwerp, maar enfin'. Do beer Josselinde Jong, uit Den Haag, schilderde
eene levonsgroote, naakte mannelijke figuur van achteren te zien, cu
doopte dien Kain eene goede academische studie, evenals de cla'isicVjke
martelaar van AndréGollin, die iets meer is dan academisch; en uitmunt
door den toon. Alweer pmtr faire contrasto schilderde Collin nog een
spiernaakt knaapje met vogelen spelende, maar citeert daai'bij Chateau
briand, ia elk geval minder geaffecteerd dau de Flirlatiun (het
Garenwinden) van héoilore Hannon,: een heer eu eeue dame in levensgrootte,
van een zeer modern koud realisme.
Bij dergelijke werken en bij die van een nog brutaler impressionisme,
denken wij onwillekeurig aau het opschrift van Beethovens Pastorale:
Weniger Faturmalerei als Ausdruek der Einpiindung"; d.i. het Tafereel
aan de beek", vroohjk samenzijn der landlieden", enz. moet niet als
dadelijke natuurgcbilderiug, maar opgevat worden als de muzikale uit
drukking van het gevoel wat dergelijke tafereelen in Let hart eens kun
stenaars te weeg brengen.
Welnu, oaüe impressionisten geven ookgeeneNaturmakrci, maar druk
ken, zoo goed als het gaat, hunnen indruk uit. Doch hiermede ziju de
zaken op bun kop gesteld want wij krijgen schildering naar de natuur,
zonder natuurschildering, wat geen duit waard, ja onzin is. Ook kan ik
van de andere zijde met de Dusseldorpscho schilders niet instemmen, dis
Beethoven willen dwingen tot datgene wat niet in zijn plan lag, eu
toooeelschermen en boeren drachten aanwenden, om de Sinfonie pastorale
belangrijker te maken. Zelfs de beroemde Oscar Achenbach reikt daartoe
de band! Misgegrepen! Doch wij spoeden ons naar het einde. Naar aan
leiding van het miskennen der natuur van de kunstwerken, reiken wij
nog een palm aan den beeldhouwer Jul. Dillens (die ook van da
jury de medaille verkreeg) voor de edele wijze waarop hy moderne klee
derdracht en portretten aanwendt om in het fronton van een weeshuii
eene passende voorstelling te geven (zonder nymfea en broeklooze man
nekens). Wij dulden echter gaarna den kuischcn Hippotnenes van J,
Dubois, een karaktervol standbeeld. Grootseh is de marmeren groep des
vrouw op den panther van J.' J. Ducaju, De, val van Babilon gedoopt,
ea fijn gewerkt is de Pndcnr vau Fiers*. eene dame met eenbadmantej