De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 30 november pagina 8

30 november 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE A M' S T E R D A M M E R, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 338 Revoel, z\jn eigen gedacliten, zijn eigen indrukken eu dis wil L:j Weergeven. Daarom zal de taal van ieder mensen afwijken van d'o van aiulci-pn» Evenals iedere menschenziel haar eigen samenstel heelt, 7.00 moet ook do taal, diéiemands ziel zal voorstellen diens geheel eigen samcnalal \vczen In do schikking van beteekenis en klank. Het Spreekt van zelf dat daarbij n grens is: De ivoordcn moeten wij Hémen zooals 2ij zijn. Die zijn vast gegroeid; hun oorspronkelijke bf-tceItenis is verloren gegaan; iedereen gebruikt za en ieder verstaat cv iets ' Verschillends onder of stelt ze in verband met verschillende denkbeelden, Vooral abstracte woorden, als liefde, toorn, haat, vriendschap etc. beteekenen voor ieder tnensch iets anders. Men gebruikt- 70 spret-nnde Over zvin vaderi zün moeder, zijn meisje, zijn professor, telkens in anderen gedachtenkring en met andere beteekenis; en t»cVi zai ieder, die ze hoort en er <5ok weer iets verschillends bij denkt direct Bessen: o ja, liefde!" of welzeker, vriendschap!" alsof die zaken zoo duidelijk zijn als de melk kan, die voor hen op tafel staat. Een goed dichter zal daarbij dan niets kunnen doen dan, door nllerlei bij-beteekenissen heen, de natuurlijkste aanwijzen en opnemen. Slechts Zeer zelden zal hij in staat zijn een nieuw woord te maken, dat een nieuw gevoel voor h e in uitdrukt. Ik geloof dat Multatuli's buitenissig heid" zulk een met gevoel gevormd woord is. Over het algemeen echter moet men er zich op toeleggen met dien VOorraad van oude woorden het samenstel te maken dat de indrukken inhoudt en weergeeft van eigen ziel. Maar als een dichter dit doet neemt het volk, dat genoeg heeft aan een in hoofdsaak juiste uitdrukking, veel daarvan over in den omgang. Dat deed het volk om verschillende redenen. Zij voelden niet zeer diep eti waren dus niet in staat het verschil te bemerken tusschen hun gevoel en dat van den schrijver. Zij hadden geen behoefte aan nauwkeurige . uitdrukking en behielpen zich daarom met de voor een ander nauwkeurige iJtdijr"Vow-heH wel in hoofdzaal: juist zou zijn. Zij waren niet in ctaat of tölui woorden te zoeken als taal voor hun eigen ziel en verwezen met Onderling goedvinden naar dia van een genialer of ijveriger medemensen. Wat eerst individueele uiting was werd nu met slechts nagenoeg juisto beteekenia veralgemeend. Uitdrukkingen, die natuurlijk alleen poëzie Waren, omdat n mensen, er zijn gevoel getrouw mee had weergegeven, werden nu in den mond van een ander als uitdrukking voor diens gevoel onwaar en onnauwkeurig. Spreekwoordelijke gezegden, dagelijksehe beeldSpraak etc. ontstonden, vertaald of meer of min verbasterd, uit gezegden, die oorspronkelijk individueel waren bedoeld en als zoodanig waardo hadden. Dit was niet dichterlijk, maar het bleek voldoende in den omgang. Men We&ÜWJp die wijze niet wat iemand te vertellen had, maar men wist dat hij met die woorden dit en dat bedoelde of iets, dat er op gelijke» kon. Iilon Verstond er elkaar wel eens verkeerd door, maar dan redde men zich ttot de verklaring dat men dit 01 dat gezegde figuurlijk had gebruikt. ES DIT ALLES IS OOK DE HEER BEETS MET «IJS LEZERS OVEBEEKGEKOMEX IE DOIN. Daarom wordt hij volksdichter genoemd, hetgeen dus in Holland be duiden kan dat men in 't geheel geen dichter is. Daarom heeft hij door middel van een onbegriïnolijkf» ver?cl.iei'!enheid van dagelijksehe gezegden, spreekwoordelijke uitdrukkingen, alledaagsche beeldspraak en ander nationaal eigendom, gedurende een reeks Van jaren zich weten verstaanbaar te maken voor alle lieden van go c i aedelijk levensgedrag en het orthodox geloof, met onderling goedvinden. Hij heeft nooit diep genoeg gevoeld om ook slechts in zijn kleinsten bundel verzen de taal te ontleden naar zijn eigen ziel ze noodig had, Ey is nooit in staat of zelfstandig genoeg geweest niet anders dan zich zelf te wezen in de verzen, die bij uitgaf bij bundels. En nooit heeft hij bot verstand of den goeden smaak gehad zich van schrijven te onthouden ea op die wijs ten minste niet onwaar te zijn. 2oo Beeft de heer Beets nu weer Nog eens Najaarsbladen" uitgegeven. De behandelde onderwerpen zijn uit den alledaagsche en zij hebben nauw nmaal den schrijver zoo krachtig gevoel of zoo nieuwe gedachten iagegeven dat hij om ze te zeggen wat anders dan gemeenplaatsen noodig had, op pag. 8 is het begin van een twaalfregelig versje: Bij het graf eener moeder", aldus: De hoop door bange vrees bestreden, Werd uitgedoofd in diepe smart, Dit zonderlinge riddertournooi van den geest, waarin de hoop" eerst door «bange vrees" lestreden en daarna in diepe smart" tiitgcdoofct wordt, zou volmaakt onbegrijpelijk zijn indien men het niet als dichterlijk*- taal, als gemeenplaats lezen moest. Men moet er zich door een redeneering tusschen de regels bij duidelijk maken dat het bestrijden" zoo handtastelijk niet gemeend is en dat er met dien laatsten regel eigenlijk nieta wordt uitgedoofd" dan het laatste vlarametje van sympathie voor zulke verzensoort, dat de lezer nog heeft overgehouden, Een paar bladzijden verder begint een gedichtje, een jeugdig echtpaar aan deii bruiloftsdisch toegezongen" met de verzen: Da huwelijkstcmpel werd betreden, De heilige echtknoop is gelegd; Des hemels zegen afgebeden, Waarop elk onzer Amen zegt, Ook hier zou zelfs het jeugdig echtpaar in questie niet recht weten of het den heer Beets al dan niet op het woord gelooven moest, indien het niet wist dat men het met Hollaudsche verzen zoo nauw niet nemen mag. Buiten de poëzie" om hadden zij elkaar gezegd dat ze nu getrouwd waren, maar van een huwlijkstempel" en een heilige echtknoop" was daarbij geen sprake geweest. De heer Beets zal mij misschien verwijten dat ik niet beseffen kan wat hier de toon bedoelt van het woord huwelijks! finypl" of de zangeiigheid van dio heilige echtknoop'1. Toon en zaDgeri«Leid zijn de twee woordtin, wnr.rmpo do hoer u-'d s zijne poëzie tegen liaar aanvallers ver« div,ii:r-l heo;t?K n in ecu g.sval als het aijuöhoeft de Nedwlatuisehe taal er g e o n hof:Tp. Over d;"1.! tuon of rie zaïigeri^heid vau cnu RCiiicht kan men niet. ivvlciu'on n v»ii'. Einaak heelt voelt of ze aanwezig zijn, maar direct !:;v'.i hij lu't v.iovnaii'l '/on.'er smaak duidelijk maken. De heer Beet Zt\r;t ('rsaro'.n nv!.: ik schrijf ::'">"> znivor Ne:U>]-l;u:usch" oi' mijne beelden zij a KO > waar'' of ,.i!c minit n i t, in h.?t se'irüJeron van landschappen", neen, hij verklaart vvir/ichtig: ruijn gedichten zijn merkwaardig door toon; er is zaïiüvri^hcid in wat ik pchriji." Direct k:i:i niemand de onwaarheid daarvan aantoonen. Maar wél in direct. Zooals ik hierboven gedaan heb; door nan te toonen dat de heer Knots iu zijn verzen sli'cht IMlrtmlsch schrijft, dat hij niet schrijft wat hij gevoelt, dat rle toon in zijn verzen dim ook niet de t.oon van zijn ge voel, de zangerigheid in zijn dicht, niet die zijner indrukken is. Daarom is dat: spelen met toon" en zan^" ecu onschuldige liefheb!oevij van den l;rvr Jcc^s. Men viudt het ook op par*. 25 in de regels: d'ij hebt de poort ontsloten, Ontsloten door Uw bloed, El' zit toon in die horh:vi:ir; van ontsloten"! Ontsla ir n door Uw bloed, Die al do tochtgenooten Vervult met blijden moed. Dio blijden moed" is nog al blijmoedig, maar mon wordt bedroefd van die zonderlinge beeldspraak, waarbij het ontsluiten van geheimzin nige poorten, door bloed nog wel, de tochtgenooten zoo vroolijk maakt. 't Is afgrijselijk! Een volgend gedichtje, een vertaling, getiteld Zelfhan", stemt gelukkig wat vriendelijker. Er wordt daar iu een der coupletten gesproken vaa 't Lam, dat in den gouden troon Zit aan Gods zij. liet is duidelijk dat de hoer Beets niet bedoelt dat daar een lam ini dien troon zat. Dat lam ia een poppetje uit de Camera der dichterlijke beelJ?praak. Om het to begrijpen moet men weten om te gaan met do woorden metaphore en synecdoche en meer andere. Toen ik nog school ging beschouwde ik dio woorden als een litteraire talisman, waarmee al wat krom was recht, kon gc-maakt worden. Want er was geen woord zoo vreemd of mija leeranr wist het er verstaanbaar door te maken. itor.d er stevens", waar eigenlijk schepen" moest staan, dan iieetto zoo iets een synecdoche" en mon kon met een gerust geweten stevens" eznn a's men er wanr bij dacht dat hot eigenlijk schepen" bsteekcnde. Had era «ichter 'ut woord zoo" moeten gebruiken, maar er voor de eunvouuig-ho.'d pekcïvcid" of zwalpend zont" voor iu de plaats gezet dan nociiido men ;;oo iets j-mytaphoro'' en dan kon men zich wol ver beelden dat het, woord zee" er btnnd. Op die wijze verklaart de heer Beüts ook dat Lam. En met een kleine raiencering tusschen do regels zou 111 i n ook de Oo strofe van Wees Yrooiijk" kunnen verklaren, v,aar gesproken wordt van :t licht, waar'iij de vrucht van 't leed zich zet. D.it leed moet men zi:-h voorstellen als een plant die in hst hart clea rtienvcheu oi_i:/roeit en vrucht draagt als dat licht er o;> schijnt. i\icr,ziefc boy de piabritJc er b'j winnen zou »!s de dichters zuïke omschrijvingen i::c'ecn bij hun voi-xou inlasshton. Zeer vc.:l gedeelten van Nog eens lNi-.i;i:ireolau3!i" ;:;r.vl,.!a rr di.iau:;j!<TT docr a.ijii. Doch ik zal er met meel' «?au aar.'ialiin, omd.it de heer Jjcyts ui j vooruit reeds te gqaioet hcjafc met het besti'aiï'jnue: Al wat cii EÏct sfrelct n tot ergovn's; Kot bes; e, schoonste, liefste heeft gebroken, To groot, to veel, te gek om van te spreken! Niets deugt bij u dan 't geen onmooglyk is. Jrtrnniei* maai1 voor don heer Eeeïs dat hij ons in dezen liur.nV! zoo weinig gelerenhcid gr-e-ft dn stelling der midden-regels te becord<-elea. l'11 ook dat het omgekeerde niet waar is, en allo dingen dis fouten licbhcn te groot, to veel, te gek om van te spreken," niet tot do beste, schoonste en li:;l\>te behooren. ik voor mij geloof nog niet dat goede verzen in Holland uiimoopliji<"hoeven te wezen, al be^in ik het na de lezing van Nog eens JSajaarshJaden'1 voor oumooglijk te houden dat de heer Bcets er, nog zal vooilureugen, Eomuncnlus. (Mot volgt.) Mijne beoordceling van Couperus' L ent van vaersen heeft veol ber'e'its 'ai'gelokt. Eene voorname letterkundige vrouw verweet mij, dat ik fluu onbeleefden im'nnedicliter veel te genadig behandeld hnd. Eene anders Dame, die zich Eva toekent, zendt mij een achttal strofen, waarin z;: do louter zinnelijke liefde stcü-k veroordeelt en ironiesch den Heer Co:> perus toeroept: als gij uw liefjen als ballast over boord hadt geworpen, ea uw bootjen was verder de lucht ingegaan, wat zou de teedre vrouwenschaar dan wel begonnen hebben!" Van andere en ook zeer gezachhe'"bonde zijde werd mij, in-tegendeel, gemeld, dat ik voor den jongen man te hard was geweest. Een andere, beleefde, mij niet bekende, korre^pomlent wensoht te we'en, waarom ik tors" (romp) en cigaar" het mannelijk geslacht toeken. M ij J andwoord^ is, om dat zs mannelijk zijn in de talen, waar wij ze aan ontleenen. Micheiangelo zou raar opkijken, als men il torso grammatiesc vrouwelijk nam. Alphonse Karr of een ander heeft gezegd: Ie cigaiv a chasséia femme". Menig EOÜhieruit al aanleiding putten, om'dccii'aar niot to vcrvromvelijkcn. Maar de pijp dan? Neen, de voornam» reden dat men liofc eno woord vr. het andere mannelijk maakt, schuilt in uo vorming van het woord. Werkwoordswortels en werkers zijn manlijk, v/oor,i(.'D, cJi- verïpil.'u tijden, het gepasseerde (of passieve) in hun vorw vwtooncjj, neigen tut het vi'ouwehjk. Werktuigen, die niet in de uitgacg

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl