Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 389
l) *,
t
? f.
hebben gemaakt van zijn kracht zoeken in den torpedo," indien de S.
had gezegd, dat een uitgebreid torpedomaterieel tengevolge zou hebben,
dat veel van het thans bestaande kon blijven, zooals het is, ofbij'slands
verdediging in den vervolge kan gemist worden. Wij gelooven zeker, dat
men de ne of de andere richting uit zal moeten; voor elk zeegat de
verdedigingsmiddelen te land en ter zee zoo goed mogelijk te willen
hebben en dan nog veel torpedomaterieel daarenboven, wordt te bezwa
rend. Wanneer het torpedomaterieel uitstekend en in zeer groot aantal
voorhanden is, dan minder aan verdedigingswerken en groot
marinematerieel. Wi] zijn geen tegenstanders van de uitbreiding van den
torpedodienst in zijn geheel, doch daarmede moet dan ook afneming vau
den werkkring aan de andere zijde gepaard gaan; dit komt ons niet alleea
mogelijk maar ook noodig voor, met het oog op het personeel, want al
is het plan ook van den heer G o b e om de Indische militaire Marine
mettertijd af téschaffen, hij maakt zich o. i. eene illusie als hij van dipn
maatregel een voldoend en bekwaam personeel voor ei/ne yroote vloot
in Nederland verwacht. Wordt toch de gouvernementsmarine meer uitge
breid en gereleveerd, dan zal die veel van het militair personeel der be
staande Indische marine tot zich trekken, iets wat, en misschien ten oa«
rechte, wel eens uit het oog wordt verloren.
Nog doen wij de vraagf, of de batterijen van vischlorpedo's en
Laytorpedo's in de meeste der door den heer G. opgenoemde vaarwaters, wel
zoo gemakkelijk zullen kunnen geplaatst worden en of, indien 't al mo
gelijk is, er geen groote onkosten gemaakt zouden moeten worden, oin
deze batterijen tegen vijandelijk vuur te beschermen.
De kruisera moeten het bij den heer G o b e al evenzeer ontgelden,
ala in de Vereeniging tot behandeling van op de Zeemacht betrekking
hebbende onderwerpen."
Wij zijn niet verantwoord, zegt de heer G. sulke schepen van ruim 2Va
milliocn gulden te bouwen, zoolang nog n kanon en nog ne torpedo
aan onze verdediging ontbreekt,
De bewijsvoering van den schrijver ia hier zeer krachtig; de bouw der
kruisers is eene misvatting geweest en te beschouwen als eene wanhopige
poging om eene copie van onze vroegere machtige oorlogsvloten te leve
ren; doch die schepen zijn er nu eenmaal en voor het geld, dat daaraan
besteed is, kunnen we nu geen kanonnen en torpedo's koopen, al heffen
wo nog zooveel jeremiaden aan.
Het napleiten kan thans alleen aanleiding tot verbittering geven; er 13
thans genoeg en met degelijkheid daarover geschreven!
De uitgaven, door den hoer G. noodig geacht, zullen ook nu over tal
van jaren verdeeld moeten worden en de klacht, dat wij geen enkeion
dag Etrijdvaaïuig vvaioii, s:ou YOÜI- ecu géueeHö"ij a re kracht (."jitouuen;
maar wij vragen of er ne natie gevonden wordt, die op het gebied
harer marine met volkomen vertrouwen zal kunnen zeggen: wij zijn
strijdvaardig!" Dut ideaal aal ook wel voor Nederland onbereikbaar blij
ven ; wij tnooten ons (lat wel ia herinnering brengen!
In Indiöwil de heer G o b e een geheel ander stolsol volgen.
Tegengenover een buitenlandschen vijand beveelt hij aan het bouwen van een
30-tul torpedobooten en krachtige verdediging van de zes-en bndzijde van
het Marine-Établissement te Soeralnya, om ongestoorde werking van don
torpedodienst en veiligheid van onze tijdelijk buitendienst gestelde oor
logsschepen (die tegen een inlandschen vijand bestemd) te verkrijgen.
Hier heeft de S. recht te zeggen, dat hij onze kracht zoekt in
de macht van het kleine, in de torpedo, want geen enkel schip toch stelt
hij tegenover de vijandelijke vloot alleen torpedobooten?zoo doet hij
ook togen eece landing op de Hollandsche kusten; ook voor dat geval,
geen krachtige schepen, zoo als de hoeren Binkes en Brand voorstel
len, inaar alleen zeewaardige torpedobooten.
Dit is o. i. een juist standpunt, doch dat door den heer G o b o ver
laten wordt, zoodra hij de zeegaten en de Zuiderzee gaat verdedigen;
waarbij hij zich van de daaromtrent heerschende denkbeelden niet heeft
kunnen of willen losmaken.
Blaar... onze beschouwingen werden reeds te lang; wij moeten afbre
ken, hoe noode het ons valt, o. a. de belangrijke onderwerpen
krijgstucht" en Marine-star" als 't ware te moeten laten rusten.
Laat ons aanstippen, dat de S. de lijfstraffen ia de strafkla :se wederom
wil ingevoerd zien; de lijfstraffen, waaromtrent de admiraal Jurien de
l.i Gravir.P« ?i! i,i?a ,-fi^t.. l'abolition des chutimens corporete,
aldus
en dépouillant la commandement de sa brutalité, a rendu celuii'quïTe'
subit moina brntal et rnoins grossier lui mSme"; toch ia voor het voorstel
van den heer G. wat te zeggen, omdat daarvan alleen in laatste instantie,
als alle disciplinaire straffen cloorloopea zijn, zal worden gebruik gemaakt.
Met de krachtige aanbeveling tot het oprichten van een Marinestaf
veresaigen wij ons ten volle; na hetgene daarover reeds door ons in dit
blad geschreven is, en na de zakelijke weerlegging van het opstel van
Nautilus door den kapitein Boogaard in de MiL Gids, vermeenen
wij daar niuts meer aan te moeten toevoegen.
Vraagt men ons heeft de heer Gobóe wel gedaan niet zijne denk
beelden publiek te maken" dan antwoorden wa daar van ganscher harte
op met ja ; want zijn work zal er al weder in groote mate toe bijdra
gen, om licht te doen opgaan over do marine en haren werkking in do
toekomst te bepalen.
Het boek van den lieer G. is met entrain geschreven; op rekening
daarvan moeten wij zeker een enkel vlekje stellen, bestaande in minder
vleiende bewoordingen tegenover kameraden; dit zal immer aan de be
wijsvoering eerder schade dan voordeel doen. W« wensehen het boek in
veler handen en zeker niet het laatst in die van onze Volksvertegen
woordigers.
Zij kunnen er uit zion, dat ook thans 3e M-.-'me op haar post is, als
het betreft Nederland van de zeezijde weerbaar te waken en dat h-31 haar
aan volijverige, bekwame en openhartige woordvoerders niet ontbreekt.
Rh.
SCHAAKSPEL.
No. 49.
Van A. C. PEAB30N (Game of cness),
ZWART.
a b c d e i go
. WIT.
Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat,
(Wit 10 .en Zvarc 7 stukken «net K. E S).
OPLOSSING VAN SOHAAKPEOBLEEU No. 47.
I D 3 B 7!l E 6 D 7 (a
2 D T O S mat.
l ..... (* E 6 nt E 7 OJ
8, D. E 8 mai
00
1 K. TA B 1 (o
2 Pd, D" 8 mat.
(c)
l E. -ES (<J
Z D. nt P G mat
(d)
l R. E 5 01 T.apcolt (Q
a B 7 D 8 mat.
(e)
l ...... D 4 at A 1
2 H s nt F e mat.
Schijnbaar reddeloozs partij No. ft
l G 4 ]? C + O 7 nt P C!
2 G 2 E 4 + en wint de zwarto Koningin en 't spel. Ia
geval zwart andera spoelt gcoft wit op den tweeden zet mat.
Eindapel tiissehon do beeren A. B. en //. SI,
\Vit: K. e l, D. c 3, P. h 3. Zwart: K. f 7, R. e 7, Pd. d 4 en P. h 7.
Zwart begiab en beslist de pavtij in zijn voordeel in dris zetlen.
INGEZONDEN OPLOSSING^.
Juist ia opgelost No. 47 on 48 door W. v. H. te Delft. Die van No. 47 ingezonden
door met z'n tweeën to Kampen faa t bij juist tegenspel vau zwart
Ni g juista oplossingen van Met z'n vieren" no 47 en, 48; Hcnri; 43 tMei" allerijl
to Amsterdam; EO 48 ea 47 door J. H. N. ta Venlo.
EEN i ANTASIE
DOOR
a t o i n o
t(Slot)
Was het een droom'/ Was hij krankzinnig geworden, óf.
zij? Met al de wanhoop dier laatste gedachte, richt hij haar hoofd
op en ziet haar diep, diep in de oogon. Dan drukt hij dat hoold
oan zijn hart en bedekt haar gelaat'met kussen. Neen! zij was
niet krankzinnig! Er was een wonder gebeurd, een wonder I
»Mijn Marie! Mijn eenige! Hij herhaalde het duizend keer en
vreest hij haar te kwetsen door de minste herinnering aan dien
vreeselijken tijd. Maar toch verbleekt Marie bij die vraag en in
hare obgen keert weer die uitdrukking van gekrenkte fierheid;
ea zij zwijgt. Randall denkt aan Tervvolde. Zou deze, door de
laai van den laster tot Marie te brengen, den schok en de ge
nezing hebben bewerkt'?
»llebt ge Tervvolde gesproken?" vraagt hij.
Tervvolde? herhaalt zij, »neen!"
Dan wendt zij haar gelaat at en Randall, vreezend door meer
vragen haar te grieven, keert met nieuwe betuiging van liefde
en geluk het afgewende gelaat tot zich en denkt: de oorzaak is
mij een raadsel, maar de waarheid is dat ik haar terug heb;
eindelijk!
[lij tracht hare gedachten at te leiden, spreekt tot haar als
ware zij zijn bruid. Eindelijk met plotselinge onrust vraagt hij :
B Waar is Gusla? Is zij beter?" Nogmaals wendt Marie het gelaat
tsr. Neen hij zai, hij mag niet lezen wat in haar omgaat bij die
süusta," zegt zij, » voelde zich ziek en heeft mij gezegd
vr
dat zij naar huis ging .