De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 7 december pagina 11

7 december 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

, WEEKftLAB V®0»R N-EDERLMf*. i Marie l" smartelijk trilde zijn stem, toen hij vroeg: »En ge ,hebt haar laten gaan ? Als een engel bleef zij bij ons " B Zij wilde niet blijven", antwoordt Marie stamelend en opeenmaal voelt Randall dat Gusta's vertrek in verband moet staan met den omkeer in Marie's gedachten, en tegelijk herinnert hij zich dat volgens Terwolde, Gusta gisteren het hem meegedeelde had gehoord en alles wordt hem duidelijk. Gusta wetend hoe een groote schok het evenwicht zou kunnen herstellen heeft ten koste van zichzelf Marie willen redden door haar den laster te ooenbaren. Ja, zóó moet het zijn, denkt Randall, maar tegelijk als hij door dit te voelen de waarheid nabij komt, overmeestert hem een groote angst, want hij voelt tevens, en verwijt het zich met pijnigende oprechtheid dat hij zonder het te willen of te weten, door zijn vertoüwelijke vriendschap en groote sympatie aanleiding heeft gegeven tot hartstochtelijker gevoelens, en dat het alles offerende liefde voor hem kon zijn die Marie's oogen geopend had. Bitter verwijt hij zich zijn egoïsme waardoor hij de troosteres had willen behouden, die hem al meer en meer onmisbaar, dagelijks dierbaarder had moeten worden. En elk harer woorden, elke blik dier zachte, gloedvolle oogen staan hem als getuigen der eerst nu gevoelde waarheid duidelijk voor den geest. En nu is zij weggevlucht, ziek en eenzaam! Ontroering belet hem te spreken, hij verlaat het vertrek, doorzoekt zijn huis en keert dan, terwijl hij zich zooveel mogelijk beheerscïit naar zijn vrouw terug.... s Gij hebt gelijk, Marie, onze arme Gusta is heengegaan. Dat is het loon voor hare volkomen toewijding." Marie hoort in die woorden niet het natuurlijke verwijt; de argwaan keert in het overspannen gevoel terug en overheersen! bet teruggekeerd geluk. En Randall? Valsche schaamte weerhield hem de volle waarheid te uiten, terwijl hij zich wilde wijsmaken dat dit zwijgen kieschheid was tegenover zijne vrouw. Zoo zwegen beken over hetgeen hen opnieuw scheidde, en hoe zij voor elkaar trachtten te verbergen wat beiden wél het meeste bezighield, zij zagen toch beiden die zwarte schaduw welke zich tusschen hen gedrongen had en het eene woord dat alles helder zou hobben gemaakt werd niet uitgelokt, bleef ongesproken. Een moeder waakt aan het ziekbed van haar kind en gunt zich slechts rust als de zieke sluimert. Zelfs overdreef zij de taak die wel te zwaar moest zijn voor een zoo zwak lichaam. Onverbid delijk, angstig zelfs had zij anderen uit de ziekenkamer geweerd. Dikwijls als in koortshitte onsamenhangende woorden door de zieke waren geuit, had de hand der trouwe waakster het gloeiend hoofd der zieke verkoeld, maar óók, sedert die onsamenhangende klanken, waaruit slechts een moeder verstaanbare, duidelijke taal kon spellen en begrijpen, had zij, hoe afgemat ook, alle hulp van de hand gewezen. 't Was in een stil, nachtelijk uur, de zieke sluimerde rustiger dan te voren, maar de moeder bleef waken. Waaraan dacht zij, terwijl ze de slapende beschouwde? _ Voor de eerste maal gevoelde zij hoe dit kind van haar andere kinderen verschilde, van hen die allen 't evenbeeld warea van hun oppervlakkigen, hun practischen vader. Ja, geheel anders was dit, tot heden toe door haar niet gekende kind, en als zij hieraan denkt, zweeft uit lang vervlogen tijd het lichtbeeld der herinnering voor haar geest en de macht van een eertijds zoo cliep gevoel sluit hare gedachten als in een toovercirkel. En als zij tot de werkelijkheid terugkeert, dan ziet zij zich zelf als een arm, verminkt menschenhart en voelt hoe elke bloesem daar is verwelkt en hoe zij, meer huisslaaf dan moeder, alle poëzie in hare ziel heeft voelen sterven, hoe zij geleefd heelt om gedachten te dooden, hoe zij verzuimd heeft ook soms te rusten en een zaadkorrel Ie planten in het hart harer kinderen waardoor nog iets anders dan de gelijkenis met hun vader zou zijn ontkiemd, en waardoor dit sluimerende kind niet zou hebben getracht naar een toewijding die zij tehuis ontbeerde, niet had leeren kennen! Kooit gedurende die lange jaren van haar huwelijk, een huwe lijk? had zij zooveel lijd gevonden ora hare gedachten den vrijen teugel te laten dan nu, in die ongekende, rustige slilte, en ia haar hart rijst de bede: o God! laat mij boeten, ni*t haar! Alsof zij niet geboet had! Als de morgen aanbreekt, ?it zij nog onbewegelijk bij het ziek bed en voelt dat eerst nu, eerst nu, dit kind het hare is. Daar openen zich twee oogen, een hand wordt haar toegestoken, en de goede verpleegster knielt bij het ziekbed en met een stem die van het hart tot het hart spreekt, juioht zij fluisterend: »Mijn kind, nu zie ik dat ik u behouden heb." Want een kalme blik heeft den hare ontmoet ; een gelukkige blik was het echter niet, ook dit zag de moeder, en zij voelde volkomen dat de eerste gewaarwording bij den terugkeer tot het leven, zonder eenige illusie was. Eer zij 't weet, spreekt zij: »moed gehouden Gusla, *t zal beter worden." Wat bracht haar tot het uilen van die woor den? Zelve toch had zij ondervonden, te lang ondervonden dat het niet beter was geworden, zelve had zij nooit te voren het ijs rondom haar hart voelen smelten. Verwonden! zien de kalme, weemoedige oogen haar aan. Was het. eeo droom? Was de droom der liefde opgelost in een anderen droom? Nooit toch had die moeder haar met zooveel liefde aangezien, nooühad zij iets in eigen hart voelen trillen bh hare woorden. En waarom sprak die moeder haar moed in? VVist zij dan dat er moed ncodig was? Het hoofd half opgericht, peinst Gusta zonder te spre ken en hare gedachten worden helderder. 5> Moeder", vraagt zij met een mat blosje, »heb ik gepraat ter wijl ik koorts had?" Het moederhart weifelt, het antwoord volgt niet terstond. Dan zegt zij zacht:»Ja Gusta, dat hebt ge; ik alleen was altijd bij u". Een handdruk gaf het wedenvoord, welsprekender dan klan ken. Toen, met het gekat geheei naar hare moeder gekeerd, sloot zij de oogen en de bairnhartige slaap, spreidde op nieuw zijn beschermende vleugelen over haar uit. 't Is eenige weken later. De herfst weeft zijn fijn gesponnen draden langs boom en bloem, geeft zijn diepe tiateii aan natuur en giet stroomen van veerkracht in gezonde harten die daarvoor nog vatbaar kannen en willen zija. Gedurende den eersten tijd van haar herstel, toen was het Augusta als wilde zij, noch kon zij vatbaar zijn voor't herwinnen van gezondheid en veerkracht. Het herstellen, zoo poëtisch voor hen wie 't leven toelacht, was haar een foltering. Te sterven van smart past geen kind der 19de eeuw; de mensch ia onzen tijd moet voelen dat hij een stofje is van 't groot geheel zija hart mag niet wenschea te sterven, zoolang er nog iets nuttigs door 't nietige stofje is te verrichten. Te sterven aan een gebroken hart daarin was eertijds poözie, maar is thans ziekelijk gevoel, 't Was krachtJoos dus van d;f. kind der 19de eeuw dat zij de eeuwige rust meer wenschte dan een lang leven. En toch, nietig stofje als ze was, ze voelde zich te zér een individu, om als molecule te kunnen leven. Eén gedachte hield haar staande en verjoeg de dood het was de gedachte aan hare moeder, de pas gevonden moeder die meer nog dan zij, een steun behoefde en een troost. 't Was voor die moeder, niet voor de wereld die zoo'n nietig stofje wel missen kan, dat zij zich plotseling aangreep do zwakheid overwon door kracht, en 200 te tweede male sterk werd, juist door hare zwakheid. Zij behoorde niet tot de vrouwen die door 't verstand en door haar geest krachtig zijn zij was een wezen dat boven alles liefde moest geven, liefde moest nemen. Met hare moeder zat zij in een kleinen ommuurden tuin die het beeld was van 't meest prozaïsche bestaan. De graszoden rondom de benepen perkjes staken hier en daar hun spichtige sprieten omhoog en waren ginds platgedrukl of geheul kaal. .Welig groeide het onkruid in de smalle paden, terwijl da aarde door algeheele onthouding van schoffel cti hark, hard' was als arduin. Eenige planten prijkten langs den muur, maar schenen te klagen over te weinig zon, terwijl een perkje met, raaandrozea elk jaar meer dorheid en grooter ieerate vertoonde; hier en daar bloeide aan den top van een hoog opgeschoten twijg, een schraal, verarmoed roosje. Slechts fle grooto appelboom in den hoek ver heugde zich in zorgvuldige verpleging; trotsch breidde hij zija kroon uit ea zag met hel zelfbewustzijn van meerderheid op de eenzame, verwaarloosde bloemen neer. xGusta, wil ik u iets voorlezen?" vroeg de moeder om af leiding te gevet! aan den peinzendcn blik die gedurig den hare ontmoette. En toen het voorstel aangenomen y,~as, ging zy hoen en keerde weldra terug met cea boe!;, waarvan de randen ver sleten waren en de bladen geel geworden, liet was ecu rom.m uit dea lijd harer jeugd, en liet was geen boeiende lectuur. Zij die luisteren zou, droomde, rnaar voor de lezeres scheen het boek meer dan boeiend, meer chn schoon, en do slem eerst /wak on slepend verkrijgt meer en meer eon bcz'.deïi'i.en id;-;'k. 'Ver wonderd staart Augusla c!e lezeres a^a ea hare, verwondering klimt als zij de göesiverru'di'ng ziet die do oiule, afgematte oogen doet schitteren, terwijl de stem trut ca de hand die hat book vasthoudt, beeft. Maar eindelijk hapert die slem. 51 Moeder, hf.t lezen vermoeit u, laat mij liet doen". Zwijgend wordt het boek gegeven; Gusia doorbladert liet ea f.-eslden litc'. Op het eerste blrsVzij^epoi'on van geschreven lellevs, stille getui gen van tic waarheid" dai. niots geheel ksu woiv.en bitffewischt, Vuil wat eens bestond; dat do lidtnskons der wond tlijvea. Gusi.a leest, rmar hare gedachten zijn bij S;are moeder, die, haar itreiwerk geheel vcrgelom', vacc fumengcklcrndo handen luis tert sis werd zij betoovcrd door de schoonste muziek, als bcd'vc'ü"''':"1. b''av' de liciüjble Icn'.'igei.i'-'er' Ko*1 r-uw merkbaar rood kleurt nare mgezoniccri, niecKe wangen; uó leeft ook ia de sints lang verwelkte purperen roos nog de nia'.io weerschijn van haar blos. i-'e herfUwirul ruiseht iri de slervciule bladeren, de herfstdraden trillen, en de stern d;:r lezeres wordt .gedurig zachter. Eigen eenzaamheid, eigen gemis ea leegte wijken voor meegevoel en hore oogen cloen een vraag die verstaan wordt, liet oud:} hart verhaalt aan het jonge een ke'ie geschiedenis, verhaalt van een groote, diepe liefde, die niet glervcn kon toen ontrouw het IQOH werd. » Weet ge Gus'a wüarom ik een slechte moeder was? Neen spreek lief. niet togen ik weet dat het zóó is, en eei'st aan «w ziekbed heb ik het gevoeld. Een slechte moeder was ik, omdat, hut al fe scherpe leed mijn leven vergiftigde; ik heb hem die mij ver gelen kon, willen bewijzen dat ook ik vergat en sloot eeu nuwefijk zonder liefde. Eerst toen het te laat was kwam ik tot be zinning gebroken was de gekrenkte trots! O ik had geen reden meer om flor te zijn tegenover mijzelf. Toen, Gusta, doodde ik het overweldigend loei! en volgas het streven von uw vader die geheel opging in drukke bezigheid. Alles wat in het leven poëzie kan geven, hinderde mij ea voor mijn kinderen hot waren immers geen kinderen der liefde had ik dikwijls een gevoel als waren zij de mijne niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl