De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 7 december pagina 3

7 december 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 389 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kolonel. Daar hadt ge moeten zijn; we hebben ons kostelijk geamuseerd." Wat was daar te zien?" vroeg de kolonel, blijkbaar niet op do hoogte. Daar was een zekere Justus van Maurik te boorea", zei ik. Ah, ja-wol! De man, die je gedachten kan. laden, geloofde ik." Dat zou ik u niet kuunen zeggen", antwoordde ik; maar hij is een Onzer jonge litteratoren en een uitmuntend spreker". Ei EOO ! Ik ken hem niet. Ik lees alleen mijn kranten en eenige tijd schriften." Uw dames zullen hem toch wel kennen uit zijn dramatische werken." 't Is immers geen Franach", zei de kolonel vcclbeteokenend. Maar Wat vertelde die mijnheer Justus?" Deze vraag deed de kolonel blijkbaar uit beleefdheid jegens mij. Dat kan ik a in een paar woorden moeilijk zeggen," actwoorddo ik; riaar 't geheel was zeer boeiend. Zijn laatsto stuk handeldu over de kunst van voordragen." Allervermakelijkst wist 'ij ons te vertellen hoe men 't niet -aoet doen. Toen ik zooëvon in do sociëteit de esprekfcen dor heeren aanhoorde, kwam mij iïe voordracht van verleden weck weer voor den geeft en ik dacht: Ziedaar nu een vnorbceid hoe men 't gesprek niet moet voeren, en ge hebt het zelf ook gezegd, kolonel daar is iets ploertigs in. De kolonel gaf me een allerhartelijkstea klap op den schouder CD zei: Je hebt gelijk. Maar ik zeg je no^ceus: ik zal voortaan alleen goeds van de lui zeggen." Een straat verder wilde ik den kolonel eens "p de proef stellon en ik zei: Zeg me eens, kolonel, die oude heer, naast u, dia zoo op dco minister van oorlog los trok, is geloof ik generaal X, niat waar ?" Jawel, een van je grootste pruttelaars van de residentie. Hij begon te pruttelen als jeugdig tweede luitenant, en zei toen dat hij zijn ontslag zou nemen, zoodra hij eerste dito werd. Toen hij dien rang had behaald, beloofde hij plechtig zyn ontslag te nemen, zoodra hij tot kapitein was bevorderd. Ala kapitein stelde hij zijn ontslag weer nit tot het tijdstip waarop hij majoor zou worden. En aldus ia de heer X. voortgegaan zijn kameraden met de hoop te vleien, dat hij plaats voor hen zou maken, zoodra hij een rang hooger werd. Eindelijk was hij generaal en na dacht iedereen dat hij er ten minste na twee jaren wel uit zou trekken. Hij was nu ook overrijp om van den promotieboom te worden geschud. Maar weet-je wat hij toen zei: Ze willen dat ik mijn pensioen vraag, maar nu blijf ik expresselijk om hen te negeren." Hij heeft het nog lang uitgehouden, maar zie-je, eindelijk hebben ze hem toch ongevraagd op stal gezet, en uu begrijp-je dat men hem hoogst cabillijk heeft behandeld en dat er aaa den minister, die hem dat geleverd heeft, geen haar goed is." Kolonel, kolonel!" zei ik, voor mijn deur stilstaande en lachend den vinger tegen hem opheffende, is dat nu goeds wat ge van uw oud kameraad zegt?" j?Je hebt gelijk, amice, maar 't is historisch, en de waarheid mag altgd gezegd worden. Eet smakelijk.", Pasquino. K U N S T. HET AMSTERDAMSCH TOONEEL. In den Stads-Schouwburg werd de laatste voorstelling van Kichard III gegeven; dit beteekent, natuurlijk, de laatste der eersten, want Richard III blijft, naast de overige stukken van Shakespeare, wier eigendomsrecht do Koninkl. Vereeniging zich reads wist te verzekeren, op het repertoire, en zoo goed als wederopvoeringen van Hamlet, van Romeo en Julia, van den Koopman van Venetiütelkens volle zalen lokken, zullen ongetwijfeld reprises van dit meesterstuk het doen. De bekwame Dr. Burgersdijk gaat steeds voort met vertalingen in het licht zenden, het Nederl. Toon. houdt niet op de stukken te monteeren. Zoude de voorspelling gewaagd mogen heeten, dat binnenkort geen held van Shakespeare meer vreemde ling op onze planEen zijn zal en wij met trots aan Duitschers, Belgen en Franschen kunnen vragen, wie bet meeste deed voor de eer van Enge« land's grootsten dichter en of ons tooneel, althans wat het gehalte der vertoonde kunstwerken betreft, niet bezig is een noemenswaard ontwikkelingstjjdperk te doorleven? Zeker, studiën aangaande Shakespeare'a werk zelf, studiën betrekkelijk de geschiedenis zijner tooneelspelen van zijn tijd af tot heden toe, zoo als de laatst verschenen afleveringen onzer voornaamste tijdschriften, De Gids en Nederland, er te lezen bieden, en Shakespeare-vertalingen gelijk die van Kok en Burgersdijk, bevorderen de beoefening des dichters, pleiten voor den vooruitgang der letterkunde in een land, doch meer dan wat de fijnst gepunte en kunstvaardigste pen te weeg mag brengen, volvoert de beeldende vertooning der schouw burgen. Onmiddellijker en zekerder invloed dan de diepst treffende studieboeken over dit onderwerp, meer tevredenstellende en rijker uitkomst dan waarop de edelste, de schoonste versregels zwart op wit, te bogen hebben, verkrijgt het-levend optreden der poëzie voor het voetlicht. Hier is het krachtigst betoog, hier de warmste bewijsplaats. Hier worden over tuigingen aanvaard zonder redeneering, hier van daan neemt elk toe«chouwer in zijn bloed eenige vereering voor den meester mede, die hem bij zal blijven. Hier spreekt de kunst voor zich zelve. De toe schouwer leert zich ontwennen aan de alledaagsche typen, aan de gemeenplaatsen, welke nog maar al te zeer worden toegejuicht in de tooneelstukken van weinig waarde, die men zoo vaak monteert. Eg leert naar meer verlangen, hooger eischen stellen; langzamerhand opent zich oog en verstand. Men wordt spaarzamer met zijn lach eo zijn besondering; het kunstgevoel stijgt een trede. Maar laat deze slotrede ua Richard III ons niet doen vergeten te ver melden, dat op het Leidsche Plein deze week nog gespeeld werd Onze Vroom», Daitwa-blüipsl, «n, Het ,*weuw«JB«w,- Wi» d« au aldaar in' voorbereiding zijnde Brave Hendrik zijn mag? Het Grand Théatre bracht veel afwisseling in zgn repertoire: Mede.., neen, Medea, de vorstin der antieke tragedie, moest Vrijdag-avond de plaats inruimen aan de sentimenteele draak-koningin Kaiharina Uoward. De oplossing van het raadselachtig geringe aantal opvoeringen, door Legouvé's treurspel beleefd, moet bij het publiek worden gezocht, dat naar zich liet wachten. Waaraan dit nog onverklaarde gemis aan bijval toe te schrijven is, wij zullen het niet beslissen. Volgde Medea te snel op Fédora's honderdste verjaring? Wilde men niet alles te gelijk? Smoorde het eene succes bat andere in zijn geboorte? Werd de mare der niet zeer volmaakte mise-en-scène, bijrollen, decors, figuranten, costumen, te spoedig verspreid? Zeker is het, dat de heer Van Lier, hoe ook teleurgesteld, nu niet balloorig zijn gebouw Bloot, maar met drift achtereen volgens Janus Tulp, de Zeeltapitein van Van Lennep en Sardou's Fernande speelde. Het foit was namelijk de overkomst des heeren Van Zuylen, die als gast" Tulp en PommeroZ voorstelde. Tegen onze verwachting speelde. de heer v. Zuylen deze rol, die wij 't laatst van den heer Morin zagen, voortreffelijk. Wel hebben wy altijd dezen kunstenaar eon der merk waardigste verschijningen van het hollandsche tooneei geacht te zijn, maar ten eenen ontmoetten wij hem nog zelden in dat van Sardou zoo geliefkoosd en zoo vaak opnieuw behandeld karakter van den veertigjari gen, verstandigen, gemoedelijken, humoristischen raissonneur, en ten an deren trad de heer v. Zuylen nu in een hem vreemde omgeving op. Dat hij zich van zijn taak met een tot meesterschap wordend gemak kweet, moet met veel lof vermeld worden. Rijpe talenten, mannen, die, zoo ze al geen genieën zijn gelijk Louis Bouwmeester, toch met de borst om hoog zich ia onza kunstwereld kunnen vertoonen, die den bloeitijd, den vollen mannelijken wasdom hunner gave bereikt hebben, mannen, zoo als de heer Moor b. v. in dea Parkschouwburg, zooals de heer De la Mar er een gaat worden, vindt men ten onzent op het Leidsche Plein evenmin als in de Amstelstraat. Het driemanschap der Haspelsen en van v. Ziiylen was een bezit, dat wij tot nu toe Rotterdam wei een weinig benijdden. Wij mogen ons dus geluk wenschen, indien de heer Van Zuylen Amster dam tot verblijfplaats kiest. Fernande is een stuk, dat hoofdzakelijk uitmunt door de teekening der vrouwelijke wraakzucht, in de persoon van CMMe de la Koseraie. Clotilde smaakt de schrikkelijke voldoening van den minnaar, die haar verlaat, in de armen te werpen van een meisje, wie zij schijnbaar hare vriendschap heeft toegezegd en wier verleden niet geheel en al onbesmet bleef. Om Fernande, het rasisje, toch de sympathie van het publiek te kunnen doen behouden, laat Sardou haar, voor haar huwelijk met Clotildo's minnaar, een briefschrijven, waarin zij baren aanstaande de geheele waarhuid blootlegt, welke brief toevallig in verkeerde handen valt en eerst na dea trouwdag zijne bestemming bereikt. Door een wending in des minnaars gemoed, komt, met behulp van Pommerol, alles toch nog goed te recht, zoodat de toeschouwer met bevredigd rechtvaardigheidsgevoel huiswaarts keert. Mev. Frenkel speelt Clotilde, zeer goed, mej. Grader Fernande, een beetje zwak. Dat de hr. v. Lier, door de talrijkheid van zijn gezelschap daartoe genoopt, het niet slechts in tweën, maar zelfs in driëa splitst nu on dun, kan als een der oorzaken worden aangezien, waarom ook bij de rolverdeeling vau waardevolle stukken de kleinere partyen zoo weinig naar wenseh bezet zijn. Heden-avond speelt de hr. v. Zuylea hier Paljas, het aandoenlijke melodrama, waarvan de hoofdrol anders door den hr. Bigot pleegt vervult te worden. Da Parkschouwburg gaf weer eene première van een nieuw fransch blijspel: Drie vromven voor n man, door Grenet-Dancourt. 't Is lichte kost, geen leverworst maar luchtig! gebraad, ea werkelijk, al schijnt de frischheid door een adelijk geurtja bezwangerd, zoo aromatisch getruffeerd, 200 [smakelijk besausd, verdient zij wel eens geproefd te worden. De grap ia deze: Raoul is een vrij ea blij levend jongmensch, die van die stijve Engelsche juffrouw Victoria, welke oom Dardenbois hem zoekt op te dringen, niets weten wil en dus het dochtertje zijns huisbewaarders voor zija echtgenoote uitgeeft. Raoul's vriend Andró bezorgt heugde twee andere ega's. Eerst presenteert hij juffrouw Carindol, het meisje waarmede hij, zoader goedkeuring van Ki)n oom Dubochard, het huwe lijksbootje wil instappen, als de gemalin zijns vriends, op een oogenblik dat die bravo oom hem komt verrassen; een ander maal laat hij zijn maitresje Pigeonette, wanneer hij niet weet als hoedaaig haar bekend te maken, voor Raoul's wederhelft doorgaan. En ziedaar de niets kwaads vermoedende Raoul plotselijk driewerf gehuwd! Deze tableautjes, die geen eigenlijke kunst maar toch aardig zijn, werden vlug en vroolijk gespeeld; de heer Moor achtte het niet beneden zich, met zijae bewegelijkheid, veel humor aan de vertooning bij te zetten. De Fransche-laan-schouwburg gaf oude operetten: Schone Helena, Flederinaus, Bettélstudent, Nanon. De opvoering van eerstgenoemd zangspel leverde eenige stof tot genoegen. Over het algemeen was de voorstelling middelmatig. De (eenigsiats nare) duitsche dametjes, die voor figuranten spelen, staan er bij als onverschillige poppen, het decor, nu ja, passons oulre; twee der aardigste oogenblikken van deze merkwaardige operette gingen schier te loor: het opkomen der verschillende grieksche helden, 2de bedrijf, waar ze allea, een voor een, dat zeer comieke preseatatieliedje ziagen, werd verhaspeld en afgeraffeld op onaangeaame manier, het verschijnen des groot-augur's, 3e bedrijf, was ook niet overdreven genoeg, zijn eensklaps van de opperste statigheid in de dolste losheid orvergaan hebben wij meermalen met veel meer effect zien vertoonen. Doei eene zaak blijft bedongen: geen betere vertolkster (al is zij ook of juist wijl zij wat koud is) voor de schoone Helena is denkbaar dan Betty Münk, geen betere rol voor deze zangeres dan de achoone Helena. Wtf wachten intusschen op de Africa-Eeise. De soep"-tijd van Frascati is voorbij. Hoe smakelijk zij wezen mocHt, Frascati's publiek haakte weder naar een hoofdgerecht. Na de herhalingen van bekende operetten en de blyspelen zonder muziek, is voor van-avond;' de première van Salolin aangekondigd. Men heeft deze operette eerst as Helgeest batiteld.Ooea Sabolin, toen Sabolinl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl