De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 7 december pagina 6

7 december 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

t: "ft l i? S'1 4. Met deze nitoprask van den monarch zal men zich in onzen tjjd moei* igk kannen vereenigen, want voor ons zijn er te weinig noten in. Er ontbreken namelijk die noten, die de verschillende aria's en de enkele andere nummers (bjj de 20 nummers zijn 11 aria's) aan elkander moeten verbinden. Het gesproken woord alleen is daartoe onvoldoende, tenzij dit, zooals in deze opera, niet bijzaak maar hoofdzaak is. De muziek was waarschijnlijk voor de bezoekers van gisteravond ook zu echön", want alleen de aria's van Constanz, door Mevr. Hirsch met veel teederbeid voorgedragen, die van Osmin, door den heer Behrens uitmuntend gezongen en het duet van Osmin en Pedrillo in het tweede bedrijf kon den eenig applaus verwerven; de rest werd door een akelige stilte be« antwoord. Alleen de heer Bolle werd beloond met een daverend applaus, omdat.... hij den z war en Behrens van het tooneel kou wegdragen. Commentaar is, dunkt mij, overbodig. Dat de dialoog bij enkelen niet tot zijn recht komt, behoeft nauwelijks te worden gezegd. Ook de heer Behrens kan daarin niet voldoen; hij wil te mooi spreken en laat daarom zijn woorden een beetje rellen. De heer Erl (Belmonte), die niet den minsten gloed in zang en voordracht wist te leggen, bracht met zijn gesproken woord het publiek aan het lachen. Met voorbehoud deel ik het gerucht mede, dat na afloop van dit seizoen groote veranderingen op tooneel-gebied te Rotterdam zouden plaats hebben. B/12 '84. M. H. WANDELINGEN OP DE TENTOONSTELLING, XI, Brussel, 21 Oct. 188*. Cien. Tijtgadt's eer hersteld. Achttiende eeuw, enz. Hollandache en andere landschap* pen, Dierstukken, enz. Schilderessen. Goede vrienden zeggen mij vaak dat ik te veel woordspelingen maak, die men, door mijn uitgestreken gezicht (gelijk onze aloude, brave Dorbeen), niet verstaat. Ik begin dit, na de lezing van het Weekblad van 19 October, zelf te gelooven. Ik beloof daarom voortaan telkens vooraf te waarschuwen: Hier komt eene woordspeling", en zal mij spiegelen aan de Arlekinaden en andere balletten op den Amsterdamschen Schouw burg. Bij de schaking van Colombine, wordt b. v. door een uithangbord bekend gemaakt: Zij zijn in China", om aan het publiek mede te deelen welke dansen men na verandering der schermen heeit to verwachten. Zoo leest men ook op de deuren onzer nieuwerwetsche stations, winkel en andere huizen: Hier is de ingang", Entree, enz. opdat men, in geval van regen als anderszins, niet door het venster dringe, tot groote erger nis van de.... spiegelruiten-assurantie-maatschappij. Mag 'k het zeggen? Welnu, de zetter heeft wij werkelijk verleden week moralement eene ruit ingeslagen. Ik zeide dat men over Van der Haegen's Brunehilde kon heenstappen". Doch daar de dame, mcditant la vengeancebuitengewoon opgezwollea was van toorn, zoo zelfs dat zij uit al hare kleederen was gebarsten, zou onze stap" dubbel zoo groot als gewoonLjk moeten zijn. Men drukte: hare stap"! Weg was de ui! Dorbeea zou zeker hetzelfde ondervonden hebben als ik, hadde hij allej laten drukken wat hy droogkomiek" voordroeg. Van de andere zijde is het nog niet zoo dom van den zetter Monts de pititê, Borgen van armJtci-tiyheid te noemen. Van die woordspeling heb ik niet de eer. Ook is het, mij onbewust dat de vermaarde Dusseldorper schilder Knaus benoamd" is. Tot wat benoemd, wordt niet medegedeeld; veeleer leze men eenvoudig beroemd." Dat aan 't einde van 't artikel hooi-beentje met strooi-beentje verwisseld is neemt niemand kwalijk. Lc, retoucJieur van Karel Mertens schildert 'mmers ook links en doet dit zeer ongewrougen op zijn armoedig zolderkamertje. Men had dit &tiiKJo met recht Un coin ff atelier mogen noemen, met de bijgedachte van ecu verborgen hoekje". Er zijn hier colns iïatelier en andere coirs genoeg, .die, wat echt gevoel betreft, bij dit zolderkamertje achter staan. Doch ik hen geen minnaar van dadelijke vergelijkingen. Theodoor vnn Keirsbilek's Coin d'1 atelier is een groot flink gepenseeld werk, dat ik wel verkies boven zijne slapende llomeir.cn (908), die slechts weinig aantrekkelijks hebben. Pioter Verhaerta Atelier hadden wij wel wat helderder van koloriet gewenscht. Ook is 't v/at onduidelijk of men in da vrouwelijke persoon eene dienstmaagd voor zich heelt. Wy be groeten jn 'l voorbijgaan ifac'cp.es DurVs Co>n c'"ie''<??\ er. v:rt m:::: van nabij H. P. Delauoy's Coin ff atelier de Willem Kalf. iJovon A. O. Diericx atelier verkiezen wij boven zijn ernstig portret van den heer Bonmariage. Verder leveren de Coins de rivier e, de chanüer, d'ititüricur, Coin perdu, enz. slechts weinig belangrijks op, en is 't onbegrijpelijk (?) hoc Reding" in de Fédéralion Coin dans les clunes van Is. Verheyden (een vrouw met den rug naar 't publiek, eenen impressionistische!! zandhoop beziende) une jpeinture solide kan noemen. Dan verkiezen wij van dengouden schilder toch verreweg b. v. Retour dit, inarchc, óók louter rug gen, doch sprekend van kleur on geestig van teekening. Wij voegen hier nog den atelier der Collcgues van Pieter Oyens aan toe, ietwat droog, maar van smaakvol gehalte, goed geteekend, schoon wat grijs van koloriet. Doch waar dwalen wij heen! Wij waren in onzen laatsten brief bij Xf'Alerte van Louis Tytgadt ('k Schreef bij ongeluk Carpentier", die eveneens Une alerte schilderde) blijven staan, en beloofde van der gelijk onderwerp nog een paar voorbeelden te geven. Met zulke schilderijen nu welke eveneens Alarm voorstellen gaan wij tot de achttiende eeuw over, waaraan een groot getal kunstenaars hun onderwerp ontleenden. De Alerte (132) van den franschman Evariste Carpentier is een binnen huis, waar do republikeinen zich in der haast ter afweriog gereed maken; het andere, van denzelfden schilder, is een landschap alwaar zij naar koningsgezinden opzoek zijn. lieide gewrochten hebben wezenlijke waarde van teekening en kleur, zijn echter, vooral het eerstgenoemde, een weinig theatraal. Maar na 't leven en van natuurlijke oompositie is de voorstel ling van het alarm: Le girondin Loumt et son amie Lodoïska réfugiés chez des paysans Bretons, van den franschman Jules Girardet, waaraan alle gemaaktheid vreemd is gebleven. Wig zouden hier Après 1793 van F. J. ter Linden aan kunnen toevoegen, doch bekennen openhartig dat wij de bedoeling niet geheel verstaan, die de schilder met zijne armoe dige slapende of spinnende vrouw tegen een grooten witten achtergrond heeft gehad. Verder behooren hier nog te huis de allerliefste twee rococofiguren, Twee liefhebbers van Max Volkart, te Dusseldorp. In den regel schilderen da Franschen dergelijke onderwerpen beter dan de Duitschers. Wij kunnen echter niet nalaten de uitdrukking van den nasporenden liefhebber van oudheden, alsook de zorg aan de onderdeelen besteed van no. 951 hoogelijk te prijzen. Men mag hierbij J. £. Van den Bussche's AndréChenier a la conciergerie en La place de la révolution d Paris; poque de la Terreur niet vergeten. Het eerste is een levensgroot portret tot aan da knieën, het tweede een jeugdig paar, de guillotine voorbijwandelende. De jongeman zoekt aan de dame aan zijn arm, door ziju regenscherm, den blik op den beul en het schavot te beletten. Het is een weidoor* dachte voorstelling; zeer fijn van bewerking en vol leven en kleur. Chenier is wat matter, spreekt minder tot de verbeelding, doet op den eersten blik aan Friedrich von Schiller denken, want levendige uitdruk king ontbreekt hier. Onmiddelijk kan nu Beethoven en Leonore, van Emile Godding volgen. Doch, zonder omweg, bekennen w\j dat de groote componist alhier meer een pruikenmaker dan iets anders gelijkt. Leonore is evenmin met groote innigheid opgevat. Ondertusschen ia het bijna levensgroote beeld met zorg gepenseeld. Ware het formaat wat kleiner men zou wellicht het gebrek aan zieleleven vergeten. Het schijnt dat Beethoven naar eene oudo gravure is gevolgd, die wel authentisch maar niet voortreffelijk, is. Nu vermelden wij uit de achttiende eeuw nog Victor van Dy'k's Agneessens in de gevangenis, dien wij reeds vroeger hadden kunnen noemen. Na het sluiten tan het barrière-tractaat en de aanstelling van eenen gouverneur-generaal voor België, stonden to Brussel een aantal ambachts gilden op, om oude privilegiën terug te eisenen. Ook ontbrak het niet aan plundering. Ten gevolge daarvan werden vier gildedekens verbannen en een vijfde Frans Agneessens, ean lederen-stoelenmnker ter dood ver oordeeld. Hier wordt het oogenblik voorgesteld, waarop zijnu vrienden hem vergeefs aanzetten genade voor recht te vragen en hij dit weigert. De schilderij is niet zonder verdienste van kostuurastndie en teeketirg, doch een tintelende levensvcuk ontbreekt er aan. Ondertusschen zijn der gelijke onderwerpen een bewijs van ernstig streven. Hiermede kunnen wij, geloof ik, van da historieschildering afstappen. Niemand zal verlangen dat wij nog de Corps de garde sous Louis XIII (Salie des officiers) van P. C. Cornte, ontleden. Het stuk heeft wel eeuige verdienste van uiterlijke behandeling, doch de voorstelling lacht ons niet toe; zij is onsmakelijk en toch coquet. Dan houden wij 't toch met Alexander Markelbacbs Vlaamsclie gilde in de 17de eeuw; ook wat gemankt, maar vol studie en van goede teekening. Men zal verder La ylacc Stc. Gudide van Fr. Gaillard wel geen histo riestuk noemen. Deze schilderij ia aanmatigend genoeg. En toch is de hoofdzaak slechts een moderne zijden gibu& nevens een geaffecteerd om ziend dametje in een open wagentje. In de verte ziet men eene processie en eene groote menigte van onevenredig k'.eina krijtkleurige menscheu. Er bevindfin zioh bier een zeker aantr.l schilderstukken, welke aldus dee len der stad Brussel voorstellen; n zelfs noernt zich La rampe dupalais de justice. Geen dier werken kan zioh op wezenlijke schoonheid beroemen. Zij gaan het middelmatige niet te boven. Dan wint het toch F. A. BosBuets Erug. te Brugge door waarheid en poëzie. Maar veeleer h De teacJitlcamer vttn da derde Masss van Frans Meerts een stuk geschiede nis der negenti;mde eeuw, eu daan/ij vol karakter, vol z.vijgend leven (gelijk er in zulke zalen in Nederland heerscht), en hierdoor \olJiMHOur. Doch op die wijze zouden alle schilderijen met figuren, alle tableaux de genre historieschi'dcrijen zijn. Die gedachte bevat nu wol meer waar heid ditri men meestal erkent, doch wij geven voor een paar oogcnblikkeu de logische opeenvolging prijs, om v/oord te houden, en bij de sedert onze eerste wandeling opgemerkte landschappen vaa bollands che kunste naars stil te staan. B. A. G. iSlot volgt.) LETTERKUNDE. NOG EENS IETS OVER BEETS EN ZIJN LAATSTE» ' II (Slot.) De heer Beets is, mijns inziens, nog achteruitgegaan sints hij 2ija Byroniaansche verhalen scliresf. In Ada treft men ten min.'.to nog zeer aardige verzen in de landadiapscliiklering van der» laatsten zang, Uiif is het beste" in dat genre (ia het stukje op Bioomeüdaai); Daar laagt gij met uw kerksn, met uw huizen/ Omringd ven beemd en bosou, Ia rijken najaarsdos, En 'k zou uw heerlijke omstreek weer doorkruisen, Weer dwalen onder 't eik en olmen'ommer» Het beuk en berkengroeii, Zooals het grijsaards doen, Die daar hun jeugd hervinden» vrij vaa koauuerr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl