Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 3991
»Mijn naam mijne betrekking de goede zaken alles is
voorbij?!" jammerde de directeur, »ilc ben geruïneerd, ik ben
verloren!"
In dien tusschentijd hadden eenige actrices de bewustelooze in
de nabijgelegene kleedkamer gebracht.
«Vóór alles is het noodig," ging de dokter voort, nzich te ver
zekeren van den heer Hagen, die het schot heeft gelost en van
den regisseur, die het geweer geladen heeft. Is mijnheer Hagen
nog hier?"
»Wij hebben hem overal gezocht," antwoordde een der werk
lieden, s hij is nergens te vinden."
s Hm! voor het wegbrengen van den doode zal ik zorg dra
gen, hier kan hij toch niet blijven. Voorloopig laat u alles, zooals
het was, totdat ik, zooals mijn plicht is, aangifte bij de politie
zal gedaan hebben. Mijnheer de directeur, u zijt er
verantwoor,L delijk voor, dat er niets veranderd wordt, vóór de politie hier is!"
' »Mijne geheele onderneming de mooie verdiensten o, ik
' ongelukkige!" klaagde de waardige chef, zich de haren uitruk
kende. De dokter wierp een verachtelijken blik op den
beklagens' waardigen directeur en verwijderde zich.
; De jonge tooneelspeelster was in de kleedkamer uit hare
fcezwijming ontwaakt. Eenige seconden keek zij wanhopig
rond, richtte zich daarna niet zonder moeite op, weerde de hulp
der vrouwen zacht maar beslist af, verkleedde zich en ging, nadat
sij nog een laatsten kus op het voorhoofd van den doode gedrukt
had, met vasten tred op weg naar huis.
Ook de overige leden van het gezelschap verwijderden "ich de
een na den ander. Alleen de directeur en de oude tooneelmecstcr
bleven achter, om de intusschen aangekomene politiebeambten de
noodige inlichtingen te geven.
In de ruimten van den schouwburg werd het stil en eenzaam.
Het was ook stil in de straten der stad. Slechts in de restauraties
en sociëteiten ging het nog levendig toe. Daar beraadslaagden de
brave burgers over de waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijkheid
der handelingen in het stuk, over de bezetting der rollen, den
val van Meixner van de brug, die, zooals allen verklaarden, mees
terlijk was uitgevoerd, en over de onaangename verstoring der
voorstelling door de ongesteldheid von den jongen tooneelspelcr,
die, zonder dat zij het nog wisten, roerloos lag op dezeli'de
j plaats, waar hij onder het daverend applaus der menigte neer
stortte.
H.
Niet ver van den schouwburg, in eenc stille straat, stond een
huis, waarin de jonge tooneelspeek'er, wier geliefde zoo
plofseling en op eene zoo vreesehjke wijze den dood vond, met hare
oude moeder woonde.
De moeder had vroeger eveneens tot het looneel behoord. Be
halve een kleine som gelds, die zij gedurende vele jaren door
spaarzaamheid verzameld had, ontving zij nog van eene der kleinere
Duitsche hoftheaters een pensioentje dat haar in staat stelde op
gevorderden leeftijd van het tooneel afscheid te nemen en bij hare
dochter te gaan inwonen.
Helena Reichhardt was zoowel in de stad a!s bij hare
vakgenooten als een uiterst achtenswaardig meisje bekend geworden,
dal, ofschoon nog slechts korten tijd aan het tooneel verbonden,
het door studie en lust in haar beroep reeds zoover had ge
bracht, dat zij spoedig geschikt zou zijn om in een grooteren
schouwburg op te treden. De moeder hoopte haar dochter eens
eene vaste plaats in dat hoflheater te bezorgen, waar zij het grootst
gedeelte van. haar leven was werkzaam geweest. Het engagement
te B. zou het laatste zijn, dat de dochter aangenomen had tot vol
ledige ontwikkeling harer tooneelkennis.
Dit plan der moeder had echter in den laatsten tijd eene ver
andering ondergaan, omdat Helena te B. een jong acteur had
leeren kennen, die in korten tijd hare Heide won. Het was een
net jongmensch, Alfred Meixner, die als jeune premier bij den
troep optrad. Van goede familie, en slechts uit liefde voor de
kunst tot het tooneel behoorende, wist hij door zijn mannelijk
optreden, zijne beleefde manieren en eene groote beschaving-,
niet alleen de liefde van de dochter ie winnen, maar ook de
moeder geheel en al voor zich in te nemen.
De verloving had eerst voor acht dagen in alle stilte plnafs
gehad, en het huwelijk zou in het volgende voorjaar voltrokken
worden.
In een net kamcrlje met twee vensters zat juffrouw Ucichhnrdt
aan de theetafel, terwijl zij vlijtig breiende, do komst van hare
dochter afwachtte. Z j bezocht slechts zelden bet theater, alleen
dan, wanneer Helena een groote rol op zich had genomen, en zij
haar bij het verwisselen van kostuum behulpzaam moest zijn.
-Heden was dit niet het geval geweest. De eenvoudige rol van
boerenmeisje vorderde hoegenaamd geene buitengewone zorg voor
de kleeding, en dat Helena goed en wel thuis zou komen, daar
voor zou, volgens hare gedachte, haar verloofde wel zorg dragen.
Zij zag dus verlangend, zelfs wat ongeduldig naar de klok, en
keek tusschenbeideri eens naar het avondeten, dat in de kachel
te warmen stond, terwijl in hare ijverige vingers het breiwerk
steek voor steek vorderde.
Eindelijk! Vlugge schreden klonken op de trap. De kamerdeur
werd wild geopend, en Helena trad binnen. Het gezicht van het
jonge meisje was doodsbleek, de oogen stonden strak, de zachte
blonde haren kwamen verward van onder haar hoedje te voor
schijn. Juffrouw Reichhardt, die op het punt stond hare dochter
met blijdschap te gemoet te gaan, bleef bij dit schouwspel even
verwonderd als verschrikt staan.
»In God's naam, kind! wat ziet ge er uit? En ge komt alleen
?''Moeder, moeder!" riep Helena, zich aan de borst harer oude
moeder werpende, terwijl zich de lang teruggehouden smart in
een heeten tranenvloed lucht gaf. >'tls alles voorbij alles'.'1
»Kind!" sprak juffrouw Reichhardt schijnbaar kalm » wees toch
bedaard, Zeg, wat is er gebeurd ? Zijt ge gescheiden zeg 2
Nu nu wees niet zoo buiten je zelve, hartje! een twist
tusschen twee verliefden duurt niet lang. Kom! vertel mij, wat
er voorgevallen is!"
Het jonge meisje kon niet spreken, het was haar, alsof haar
hart gebroken was. De moeder geleidde de krampachtig snik
kende zacht naar de canapéen legde den arm om hare schou
ders. Streelend streek zij met de hand over de loshangende vlech
ten harer lieveling, terwijl zij met moederlijke deelneming het
oogcnblik afwachtte, waarop de eerste smart voorbij zou zijn.
Zij giste niet, wat er gebeurd was; zij geloofde slechts, dat een
kleine twist, zooals die onder geliefden meer voorkomt, do oor
zaak van Ilelena's droefheid zijn zou. Bemoedigend sprak ze tot
haar, liefdevol, zooals eene moeder alleen vermag.
»ü, moeder!" begon het meisje eindelijk snikkend. »Uwe ge
ruststellende woorden doen mij zoo zeer, o, zoo zeer! Het is
toch met alles gedaan met alles! Geene deelneming kan de
dooden doen ontwaken, en Alfred o God! Alfred "
»Wat zeg je, kind Alfred?! Om God's wil, spreek duidelijk!''
riep de oude vrouw meer dan ontsteld.
»Alfred is dood moeder dood!1' riep Helena.
Alles begon voor de oogen der oude vrouw te draaien. Deze
slag zoo onvoorbereid, was bijna te hard voor hare zwakke
krr-chten. Maar wat kan een moederhart niet, wanneer het haar kind
ziet lijden. Zij hield zich goed, drukte het hoofd harer
troostlooze dochter vast tegen hare borst en kuste haar op het voorhoofd.
»Arm, arm kind!" fluisterde zij met bevende stem »is het dan
waar, is het mogelijk?1'
»En u weet nog niet, moeder, hoe hij moest sterven'', ging He
lena met fonkelende oogen voort, s door den verraderlijken kogel
van dien ellendigen Hagen, die mij steeds met zijne vervelende
vleierijen vervolgt".
Kijk niet zoo wild, kindlief! neem je in acht", weende de
oude vrouw. »\Vord nu maar niet ziek. Ik zon het niet over
leven wanneer ik jou ook nog moest verliezen. Vertel maar, stort':
je gemoed uit, dat zal je goed doen!"
(Wordt vervolgd.)
TIJDELIJKE WERKVERSCHAFFING.
II.
Do werkeloozen te Amsterdam hebben in de -jonaste gemeenteraadszit
ting een pluimpje gehad, en dat verdienen ze. Bedenken wij, dat eenige hon-,
derden personen zich spoedig na de oproeping hebben aangemeld tot het ver-'
krijgen van loonarbeid, dan komeiious evenveel kostwinners voor den geest,".
die met wanhoop de naaste toekomst inblikten, omdat volslagen gebrek aan ?
levenabchoeiten hen en de hunnen bedreigde. Al of niet gebukt onder zelfver
wijt over vroegere verkwisting of onachtzaam beheer, zagen zij den noodtf
met den dag stijgen, cc wellicht kwam bij velen het water reeds tot de
lippen.
n toch werd de openbare orde niet verstoord; toch gaven de werk-.
lieden geen gevolg aan de verderfelijke inblazingen tot roof en geveld/
hun in den laatsten tijd met toenemende onbeschaamdheid als geoorloofd*
voorgesteld.
Voor dat vertrouwen op den bijstand hunner niet noodlijdende stad*
gcnooten zijn zij aanvankelijk beloond. liet komt er nu maar op aanr'
dat do welycstcldon, die hun bijdragen nog niet inl.verdou, een groote
tor g voor de Commissie ten spoedigste opheffen..