De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 14 december pagina 12

14 december 1884 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ho. 3991 »Mijn naam mijne betrekking de goede zaken alles is voorbij?!" jammerde de directeur, »ilc ben geruïneerd, ik ben verloren!" In dien tusschentijd hadden eenige actrices de bewustelooze in de nabijgelegene kleedkamer gebracht. «Vóór alles is het noodig," ging de dokter voort, nzich te ver zekeren van den heer Hagen, die het schot heeft gelost en van den regisseur, die het geweer geladen heeft. Is mijnheer Hagen nog hier?" »Wij hebben hem overal gezocht," antwoordde een der werk lieden, s hij is nergens te vinden." s Hm! voor het wegbrengen van den doode zal ik zorg dra gen, hier kan hij toch niet blijven. Voorloopig laat u alles, zooals het was, totdat ik, zooals mijn plicht is, aangifte bij de politie zal gedaan hebben. Mijnheer de directeur, u zijt er verantwoor,L delijk voor, dat er niets veranderd wordt, vóór de politie hier is!" ' »Mijne geheele onderneming de mooie verdiensten o, ik ' ongelukkige!" klaagde de waardige chef, zich de haren uitruk kende. De dokter wierp een verachtelijken blik op den beklagens' waardigen directeur en verwijderde zich. ; De jonge tooneelspeelster was in de kleedkamer uit hare fcezwijming ontwaakt. Eenige seconden keek zij wanhopig rond, richtte zich daarna niet zonder moeite op, weerde de hulp der vrouwen zacht maar beslist af, verkleedde zich en ging, nadat sij nog een laatsten kus op het voorhoofd van den doode gedrukt had, met vasten tred op weg naar huis. Ook de overige leden van het gezelschap verwijderden "ich de een na den ander. Alleen de directeur en de oude tooneelmecstcr bleven achter, om de intusschen aangekomene politiebeambten de noodige inlichtingen te geven. In de ruimten van den schouwburg werd het stil en eenzaam. Het was ook stil in de straten der stad. Slechts in de restauraties en sociëteiten ging het nog levendig toe. Daar beraadslaagden de brave burgers over de waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijkheid der handelingen in het stuk, over de bezetting der rollen, den val van Meixner van de brug, die, zooals allen verklaarden, mees terlijk was uitgevoerd, en over de onaangename verstoring der voorstelling door de ongesteldheid von den jongen tooneelspelcr, die, zonder dat zij het nog wisten, roerloos lag op dezeli'de j plaats, waar hij onder het daverend applaus der menigte neer stortte. H. Niet ver van den schouwburg, in eenc stille straat, stond een huis, waarin de jonge tooneelspeek'er, wier geliefde zoo plofseling en op eene zoo vreesehjke wijze den dood vond, met hare oude moeder woonde. De moeder had vroeger eveneens tot het looneel behoord. Be halve een kleine som gelds, die zij gedurende vele jaren door spaarzaamheid verzameld had, ontving zij nog van eene der kleinere Duitsche hoftheaters een pensioentje dat haar in staat stelde op gevorderden leeftijd van het tooneel afscheid te nemen en bij hare dochter te gaan inwonen. Helena Reichhardt was zoowel in de stad a!s bij hare vakgenooten als een uiterst achtenswaardig meisje bekend geworden, dal, ofschoon nog slechts korten tijd aan het tooneel verbonden, het door studie en lust in haar beroep reeds zoover had ge bracht, dat zij spoedig geschikt zou zijn om in een grooteren schouwburg op te treden. De moeder hoopte haar dochter eens eene vaste plaats in dat hoflheater te bezorgen, waar zij het grootst gedeelte van. haar leven was werkzaam geweest. Het engagement te B. zou het laatste zijn, dat de dochter aangenomen had tot vol ledige ontwikkeling harer tooneelkennis. Dit plan der moeder had echter in den laatsten tijd eene ver andering ondergaan, omdat Helena te B. een jong acteur had leeren kennen, die in korten tijd hare Heide won. Het was een net jongmensch, Alfred Meixner, die als jeune premier bij den troep optrad. Van goede familie, en slechts uit liefde voor de kunst tot het tooneel behoorende, wist hij door zijn mannelijk optreden, zijne beleefde manieren en eene groote beschaving-, niet alleen de liefde van de dochter ie winnen, maar ook de moeder geheel en al voor zich in te nemen. De verloving had eerst voor acht dagen in alle stilte plnafs gehad, en het huwelijk zou in het volgende voorjaar voltrokken worden. In een net kamcrlje met twee vensters zat juffrouw Ucichhnrdt aan de theetafel, terwijl zij vlijtig breiende, do komst van hare dochter afwachtte. Z j bezocht slechts zelden bet theater, alleen dan, wanneer Helena een groote rol op zich had genomen, en zij haar bij het verwisselen van kostuum behulpzaam moest zijn. -Heden was dit niet het geval geweest. De eenvoudige rol van boerenmeisje vorderde hoegenaamd geene buitengewone zorg voor de kleeding, en dat Helena goed en wel thuis zou komen, daar voor zou, volgens hare gedachte, haar verloofde wel zorg dragen. Zij zag dus verlangend, zelfs wat ongeduldig naar de klok, en keek tusschenbeideri eens naar het avondeten, dat in de kachel te warmen stond, terwijl in hare ijverige vingers het breiwerk steek voor steek vorderde. Eindelijk! Vlugge schreden klonken op de trap. De kamerdeur werd wild geopend, en Helena trad binnen. Het gezicht van het jonge meisje was doodsbleek, de oogen stonden strak, de zachte blonde haren kwamen verward van onder haar hoedje te voor schijn. Juffrouw Reichhardt, die op het punt stond hare dochter met blijdschap te gemoet te gaan, bleef bij dit schouwspel even verwonderd als verschrikt staan. »In God's naam, kind! wat ziet ge er uit? En ge komt alleen ?''Moeder, moeder!" riep Helena, zich aan de borst harer oude moeder werpende, terwijl zich de lang teruggehouden smart in een heeten tranenvloed lucht gaf. >'tls alles voorbij alles'.'1 »Kind!" sprak juffrouw Reichhardt schijnbaar kalm » wees toch bedaard, Zeg, wat is er gebeurd ? Zijt ge gescheiden zeg 2 Nu nu wees niet zoo buiten je zelve, hartje! een twist tusschen twee verliefden duurt niet lang. Kom! vertel mij, wat er voorgevallen is!" Het jonge meisje kon niet spreken, het was haar, alsof haar hart gebroken was. De moeder geleidde de krampachtig snik kende zacht naar de canapéen legde den arm om hare schou ders. Streelend streek zij met de hand over de loshangende vlech ten harer lieveling, terwijl zij met moederlijke deelneming het oogcnblik afwachtte, waarop de eerste smart voorbij zou zijn. Zij giste niet, wat er gebeurd was; zij geloofde slechts, dat een kleine twist, zooals die onder geliefden meer voorkomt, do oor zaak van Ilelena's droefheid zijn zou. Bemoedigend sprak ze tot haar, liefdevol, zooals eene moeder alleen vermag. »ü, moeder!" begon het meisje eindelijk snikkend. »Uwe ge ruststellende woorden doen mij zoo zeer, o, zoo zeer! Het is toch met alles gedaan met alles! Geene deelneming kan de dooden doen ontwaken, en Alfred o God! Alfred " »Wat zeg je, kind Alfred?! Om God's wil, spreek duidelijk!'' riep de oude vrouw meer dan ontsteld. »Alfred is dood moeder dood!1' riep Helena. Alles begon voor de oogen der oude vrouw te draaien. Deze slag zoo onvoorbereid, was bijna te hard voor hare zwakke krr-chten. Maar wat kan een moederhart niet, wanneer het haar kind ziet lijden. Zij hield zich goed, drukte het hoofd harer troostlooze dochter vast tegen hare borst en kuste haar op het voorhoofd. »Arm, arm kind!" fluisterde zij met bevende stem »is het dan waar, is het mogelijk?1' »En u weet nog niet, moeder, hoe hij moest sterven'', ging He lena met fonkelende oogen voort, s door den verraderlijken kogel van dien ellendigen Hagen, die mij steeds met zijne vervelende vleierijen vervolgt". Kijk niet zoo wild, kindlief! neem je in acht", weende de oude vrouw. »\Vord nu maar niet ziek. Ik zon het niet over leven wanneer ik jou ook nog moest verliezen. Vertel maar, stort': je gemoed uit, dat zal je goed doen!" (Wordt vervolgd.) TIJDELIJKE WERKVERSCHAFFING. II. Do werkeloozen te Amsterdam hebben in de -jonaste gemeenteraadszit ting een pluimpje gehad, en dat verdienen ze. Bedenken wij, dat eenige hon-, derden personen zich spoedig na de oproeping hebben aangemeld tot het ver-' krijgen van loonarbeid, dan komeiious evenveel kostwinners voor den geest,". die met wanhoop de naaste toekomst inblikten, omdat volslagen gebrek aan ? levenabchoeiten hen en de hunnen bedreigde. Al of niet gebukt onder zelfver wijt over vroegere verkwisting of onachtzaam beheer, zagen zij den noodtf met den dag stijgen, cc wellicht kwam bij velen het water reeds tot de lippen. n toch werd de openbare orde niet verstoord; toch gaven de werk-. lieden geen gevolg aan de verderfelijke inblazingen tot roof en geveld/ hun in den laatsten tijd met toenemende onbeschaamdheid als geoorloofd* voorgesteld. Voor dat vertrouwen op den bijstand hunner niet noodlijdende stad* gcnooten zijn zij aanvankelijk beloond. liet komt er nu maar op aanr' dat do welycstcldon, die hun bijdragen nog niet inl.verdou, een groote tor g voor de Commissie ten spoedigste opheffen..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl