De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 14 december pagina 4

14 december 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 590" KUNST. HET AMSTEKDAMSCH TOONEEL. Tentement Juliette Anx grands do la terra Dit 4 Boméo: Donntna «n bravo; Ca n'est pas l'alonette, Vi?' Ie lüinistère! On dirait du vean t On dirait dn veau. Zoo Bingt Baron op 't oogenblik in de Variétés te Parijs. De gewone jaarlijksche Revue, waarin de meest geruchtmakende gebeurtenissen der laatste twaalf maanden in een lachwekkend licht worden voorgesteld, is daar weder aan de orde van den avond. Sarcey geeft er verslag van; hu en alle reporters en alle toeschouwera hebben zich erg vermaakt. Nu, zoo'n Revue ia ook altijd een succes. Te Brussel heeft men er verleden jaar ook veel genoegen van gesmaakt. Zoude het niet aardig wezen, indien een onzer tooneelbestureu voor Amsterdam ook eens met zoo iets de proef wilde nemen? Verbeeld u, of neen, verbeeld het u niet, want het ware ondeugend en oneerbiedig, dat de heer J. de Boor, of de heer Bigot of Kreeft minister Heemskerk'a gouverneroentalen handel en wandel eens in proza en rijm op de planken bracht, of dat wij den heer Keucheniiis, Schaepman of dr. Abraham Kuyper, welke laatste nog wel zoo'n stichte lijk boekje heeft geschreven: Eehoort een christen indekomedie? stelt u voor dr. Kuyper uit de decoratie te voorschijn tredend, uit een fraai bosch of nit een tooneel-porte-brisée,... zou het niet zijn: on dirait du veau! Doch, in ernst, de schouwburg-directeuren moesten er over nadenken. Heeft de Millioenen-juffromv en enkele andere uit de zaken van den dag gegrepen blijspelen dan niet een flink welslagen genoten? Wanneer men hieraan begon, en aan waarlijk met geest bedeelde schrijvers het vervaardigen der teksten opdroeg, legde men den grondslag eener nieuwe nationale staatkundige en maatschappelijke volksklucht. De heeren der Variétés in de Amstelstraat zouden er een begin mee kunnen maken. Een aan het karakter van hun lokaal zeer voegende bezigheid ware het exploiteeren der actualiteit ten bate van iederen goedlachsche. Indien zij een nederlandsche broeikast van comische tooneel-literatuur wilden helpen stichten, zouden zij als bloemisten in de gaarde onzer dramatische kunst, met eere genoemd kunnen worden. Het behoeft niet hoog en en wonderlijk" te zijn, alleen maar niet vervelend, maar aardig, maar hollandsch, maar nieuw, actueel. Tot heden toe verricht men echter weinig soortgelijks in Amstel's tooneel" wereld. Mot Nieuwe Jaar zullen Thomasvaer en Pieternel weder min of meer aanhoorbare verzen opzeggen, bevattende toespelingen op gemeente- en landszaken. De Bruiloft van Kloris en Roosje zal zes of achtmaal worden opgevoerd, en daarmede is het laatste woord gezegd. Van tooneelver. tooningen, die deelnemen aan het sociale openbare leven, verder geen sp?or. Men bereidt zich ook volstrekt op de wisseling der jaarkringen niet voor. Eenige goede bekende stukken worden gegeven, een enkel nieuw fransch, voorta spreekt men over het ontbinden der Rotterdamscha afdeeling van het Nederlandsen Tooneel", dat wordt aangekondigd, over den heer van Zuylen, die gezegd wordt zich aan het Parkschomvb.-gezelsehap te zullen engagseren, over het aanhangige proces tusschen den heer van Hamme en de Koninklijke Vcreeniging, en daar blijft het bij. De Stads-Schouwburg geeft nu herhalingen van de twee aangenaamste Nederlandsche tooneelstukken, die gedurende de laatste vijf jaren ver schenen: Zijn meisje komt uit, door Mr. P. Brooshooft en Het Sonnet, door Frederik van Eeden. De inhoud ia den lezers bekend, de rolverdeeling onderging geene verandering. Toch wilden wij nopens het stuk des heeren Brooshooft hier nog eene opmerking inlasschen. Men heeft den schrijver o. a. geprezen om de getrouwe kenschetsing van Indische toestanden", welke in het tooneelspel aangetroffen werden, ja, men heeft deze bijzonderheid zijn eerste verdienste geprezen. Dit was, schijnt ons, een verkeerd denkbeeld. Want, wat verstond men bij deze gelegen heid onder toestanden"? Niet het leven der hartstochten en karakters, zooals zich dat eigenaardig in Indiëmag openbaren, zooals slechts onder dien hemel en op dien aardbodem mogelijk mag zijn, maar slechts uiter lijke gebruiken en zeden, speciale gewoonten van het dagelijksch huis houdelijk leven: officieren en burgers, die zoo en zoo aan tafel zitten, zich met dat en dat kaartspel onledig houden, in een dus en dus ge meubelde woning, op zulk en zulk uur; gezelschappen, die op deze wijze eten, jonge dames, die naar gene manier reizen en geldeed gaan, enz. Zulko afbeelding nu ia het streven van een panopticum, van een tableau vivant, van een pantomime misschien, niet dat des tooneels. Alleen het inner lijke leven, dat ons door zijn uitwendige openbaringen geschilderd wordt heeft waarde, niet die uitwendige openbaring als zoodanig. Het zijn niet de gebruiken der Indische samenleving, het zijn Indische zielen, waar mede men ons in kennis heeft te stellen ; de teekening der gebruiken kan slechts als stoffeering der hoofdzaak in aanmerking komen. Wij bekennen ons nu hoegenaamd niet van gevoelen, dat dus 'a heeren Brooshooft's stuk verwerpelijk zij ;falleea heeft men hem averechtsclien lof ge boden, en werkelijk te weinig de fraaie trekjes, waaruit fijne opmerkinggave en een kunstvaardige hand ter weêrgeving der ontvangen indruk ken blijkt, geteld. Minder dus ten gevolge van het gebruik sommiger Nederlandseh-Indische termen, spijzen of meubelen, door den auteur zijn personen voorgeschreven, dan wel om het, bedrijf-einde b. v., dat stoornis tusschen de vrienden brengt en voor de volgende bedrijven een heel drama belooft te veroorzaken, en oin den hier en daar niet ouaardigen conversatie-toon, waardeeren wij het stuk. Bemint en haat de neder» landach sprekende bevolking van ludiüanders als Europeesche menschen, is zij jaloersch op een van de onze verscheiden wijze, Zijn meisje komt wt leert dat niet, doch hij, die maar n waren meuschnlijken harts tocht-klank heeft opgevangen, hij, die maar n karakter kenmerkend woord heeft gevonden, verdient daarvoor erkentelijkheid. De Brave Hendrik, eerste voorstelling Leidsohs Plein heden-avoml, ia een blüscel in vijf bedrijven vau den hier te lande nog weinig bekenden auteur M. von Pnrenwald, vertaald door me,j. Stnmpf. Bij loven en welzijn hopen wij er a.-st. week de kern en pit van te hebben kunnen genieten. Het Grand Théiitre zwom deze week in don goudgroenen vijver der middelmatigheid, in wiens diepte geen kostbare gewassen of zeldzame planten te bespeuren zijn, maar aan wiens oever ook geen adders onder het gras schuilen. Speel Pailjas, speel Gltmde Stock, speel vooral Ilaa Korporaal, en geen leed zal u deeren. Ja, ja, Donderdag ging t4 vijftigste opvoering van Haar Korpoi'aal! 't Zijn geen onaardige cijfe;, die liet getal opvoeringen van eenigo stukken in het Grand Théiitr bereikt: Fédora honderd, Door tantes opgevoed tachtig, De Kor por a \ brengt het minstens tot zestig. Faitst noch Mcdea gingen twintig ui ;>.*:, Zou hot tijd worden om ons te verzoenen met liet oude fransche nieJ<>' drama en het nieuwe duitsche blijspel? Pailjas nu, blijft altijd nog een type van belang. Het contrast tusschen het noodzakelijk-laehende en vreugdevolle gelaat des straat-kunstemakers en zijn bloedend binnenste betoont zich bij voortduring de hartedief der medelijdende schouwburgbezoekende gemoederen. Zooveel ongeluk bij zooveel uit plicht voorgewend» blijmoedigheid speculeert niet te vergeefs in da fondsen van barmhartigheid en meewarigheid, die elk publiek in de comedie-zaal vertegenwoordigt. Pailjas is van eene ietwat vrouwlijl'.e, weeke geaardheid, doch men houdt hem alles ten goede om zijn groot verdriet. Claude Stock ia esn ander hoer. Ha ha, de man met het roode masker", bij ons ingeleid door Capa.... Capadose! Een hevig melodrama, met voorspel. Stock moest echter voor den Korporaal wijken, en zoo zal het vooreerst wel altijd wezen. Ziet gij, noem wat ge wilt, noem zelfs het melodrama met zijn moorden en brandstichtingen, ziet ge, daar ia toch maar n duitsch blijspel; dat staat bovenaan. In Frascati kwam de vroolijke Babolin ons op zijn zangen ontha len, of eigenlijk niet Babolin, deze blijft zelfs ongezien, maar hy die er zich voor uitgeeft, de schoone zanger Lorenzo, door vele vrouwen be mind en vele terugbeminnend, die eindigt met prinses Mirane te mogen liefhebben, na eerst hot jonggetrouwde boertje Melissen een bittere kool te hebben gestoofd, welke echter toch ten laatste gezond werkt. Voor Lorenzo, de roode gestalte, welke te midden eener donderbui op 't tooneel komt vallen, speelde en zong, met zijn bekende opgewektheid, de tenor van Beem. Wij onderstaan ons dezen acteur, wien zooveel goede hoe danigheden eigen zijn, in overweging te geven de gebaren van beide handen op de borst houden en van het met zakdoek of hand de bovenlip aanraken, niet te veel te herhalen. Mevr. Büdermann speelt Elvérine, des beertjes vrouw, heel lief. Zij spreekt een zoo zuiver hollandsch; gemeenzame taal wordt bij haar niet plat, en wanneer zij woorden te gebruiken heeft, die niet tot het allergewoonste van den dagelijkschen omgang behooren, verliezen die op haar lippen wat zij anders te gemaakt of te stijf mochten hebben. Een heel eenvoudig voorbeeld: wanneer zij zegt, in plaats van laten we klinken!'' (Amsterdamsche spreekwijze): laat ons klinken!" dan bemerkt men niet, dat zij niet gewoon spreekt, maar blijft het zinnetje natuurlijk. Dit, en. ook de fraaie klankvorming, die haar orgaan kenmerkt, komt haar zang ook zeer ten goede. Zij houdt er een bekoorlijke stem op na. De heer Kreeft, in de rol van generaal Karamatoff, leverde wederom een potsierlijk type en voldeed den toeschouwers buitengemeen. De hr. Kelly gaf een even guitig en nuchter boertje Melissen te ziecj als rnej. Coersen eene beminnelijke JSagatdla Karamatoff'. 13 December 1831. K. J. W HET TOONEEL TE ROTTERDAM. Köpnicker straat 120. Voor niet veel meer dan honderd toeschouwers gaf het gezelschap der maatschappij de tweede opvoering van de nieuwe Posse der heeren Moser en Heiden, getiteld: KöpnicJccrstraat 120. Karel llciner bewoont do benedenverdieping van zijn huis in de Kupnickerstraat en heeft de bovenverdieping aan verschillende families ver huurd. Reeds bij het begin van het stuk zien wij, hoe groot de last van Heiner is; de een wenseht een nieuwe gaspit, de andere een badkamer, een derde komt met vrouw en zes kinderen naar beneden, omdat de water leiding stuk is en alles onderwater staat; in n woord: het huis ia een ware plaag voor den bezitter. Gaarne neemt hij dan ook het voorstel vaa zijn neef Kolder aan, om het huis te verruilen tegen het landgoed Lammersdorf van den grondbezitter Krafft, die dit buitenverblijf gaarne wil kwijt zijn. De ruil komt tot stand door tusschenkomst van Holder; wanneer ech ter beiden in het bezit zijn hunner nieuwe woning, zien zij, hoe zij be drogen zijn, daar het landgoed al even slecht is als het huis. Omdat het huis zal worden onteigend ter wille van een nieuwe straat, is de geI dienstige Holder bij de hand om er Kraftt, dia het heel gaarne weer kwijt wil zijn, van af te helpen. Hij koopt het zelf, om het natuurlijk tegen groote winst aan de stad af te staan. Ongelukkig echter wordt No. ll'J onteigend en Holder zit nu met 120, dat hij niet kan betalen. Intusschen is een huwelijk tot stand gtkomen van den zoon van Kr.afff. met de dochter van Heiuer; het jonge paar zal het landgoed gaan bewo nen eu de familie Heiner met den ouden Krafft zullen bij Holder in de Köpnickerstraat 120 komen inwonen. Behalve het genoemde huwelijk komt er ook nog een tot stand van de nicht van Holder met een aan staand houtvester en van een Inspecteur van het landgoed met de huis houdster vaa Ileiner. Drie paartjes in n stuk... dat 's voldoende. De nieuwe Posse van Moser en zijn compagnon ia mij erg tegenge vallen. Grappige tooneeltjes vindt men er maar zelden in en de onmoge lijkheden zijn zoo sterk, dat een blinde ze doorziet. Yan de flauwste theatretrucs is gebruik gemaakt en de conventie is er ten top in geheven. Otn dit oordeel met een voorbeeld te staven, wil ik alleen het volgende aanhalen. l)e grondbezitter Krafft komt bij Heiner, om het huis eens te zie;i en het contract te sluiten.-. Het water druipt zoo aard;doorthet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl