Historisch Archief 1877-1940
No.'390
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«nannen en vrouwen, die zich zelven recht verschaffen en door middel
van geweld zich wreken, onschuldig verklaren of de meest verzachtende
omstandigheden aanvoeren, werken dergelijke onhebbelijkheden maar al
te zeer in de hand! A. B.
LETTERKUNDE.
FIORE DELLA NEVE.
Jan eene Sultane en andere gedichten. Sneek, 1884.
Mathilde, sluimer I Zomernacht doet droomen
En zomerdroomen zijn van manestralen
En njanestralen zijn als liefdestroomen....
Jacques Perk.
Op c:n avond, een paar jaar geleden, waren wij, eenige bewoners van
Ajusterd,am, die allen, zoo a! niet practlsch in de kunat werkzaam, haar
toch een warme vereering toedragen, waarbij de ondergeteekende, in de
vriendelijke en artistiek gemeubelde huiskamer van een geacht stadge
noot en gevierd kunstbeschermer te gast. Er wei-d gemusiceerd en voor
gedragen. Juist had een melodieuse vrouwenstem enkele nummers van
Heine's en Schumann's Dichterliëbe ten geboore gebracht, toen een andere
vrouY>, ditmaal eene, wier schitterend palet haar reeds lang eene vermaar
den naam in de kunstwereld deed winnen, de vraag stelde:
' i,Hebt gij al iets gelezen van dien nieuwen jongen dichter, die is opge
staan met Eene liefde in het Ziiiden? Ik las er een paar bladzijden van
en onwillekeurig brengt deze muziek mij ze weer te binnen."
Welzeker" zei de huisheer, ik heb het boekje hier liggen." Hij
kreeg 't nu te voorschijn en, om de geprikkelde nieuwsgierigheid der
overige aanwezigen te voldoen, begon hij er wat uit voor te lezen. Hij
toegoa en, daar'niemand zich verveelde, ging hij voort.
De aandacht van het gezelschap werd waardeering, de waardeering be
wondering. Het gansche gedicht werd voorgelezen. Zeer Iaat in den avond,
keerde ieder, zeer voldaan, huiswaarts. Men had muziek gehoord, ofschoon
er verder gezongen noch klavier was gespeeld.
De dichter, die toen debuteerde, is sedert meermalen voor het publiek
opgetreden. Thans heeft zijn naam een welluidenden klank verkregen
voor ieder die de-poëzie bemint. Het zij zijne gedichten door weekblad
kolommen, tijdschrift-bladzijden of in het elegante boekforinaat wereld
kundig v/erden gemaakt, steeds bleef de indruk, schoon zich verrijkende
en versterkende, dezelfde, liet was, het is muziek, liet is een teedere,
kunstige muziek. Zeg nu: wie van het jeugdig dichter-geslacht behoort
de palm: J. Perk, Soera Rana, Hélïua Swarth, M. Coerjs, Fiore delia
Neve? Niet alleer, dat ik dit niet weet, maar ik twiji'cl er zelfs aan, of
bet nuttig zoude aijn het te veten, t'iore uella S'eve" is in waarheid
de bloem der snesuw." Dit dichter-talent heeft een bloemennatuur. In
de taal onzer koude Noordsche gewesten, bloeien zijne gaveu met zuide
lijke geuren, in Spaansche of Italiaansche kleurenpracht. Dat de auteur
zijn onderwerpen bij voorkeur geenzijds de alpen of geenzijch do
apeunijtien kiest, is niet ziju eenige overeenkomst met Allrc.l de Musset.
Zoo wiea zij voort; en toon, na luttel jaren,
De leeftijd Invaia, Jat op !>a:u- bïoeke wang
Van zelf iïo blos met plots'ling gloeien rees,
En zander reden v,-eei;; en 't kloppend l:aut
Van zelf zijn slag versnelde, en 't starend og
Geheimen zocht aan verren horizont,
lin vroeg, niet wetend wat het vragen wilde,
En antwoord vond niet wetend wat 't beduidde,
Toen aai hij haar, Uat dit bezieling was
Der ku; se....
Eijn deze regelen niet van een verhaaltrant, gelijk aan dien des
fianscheu dichters, al is het wat 't beduidde" niet mcoi? Het gedicht, waar
aan deze bundel zijn titel ontleent, schijnt onder te doen voor Paola, het
voornaamste stuk; hieruit ook nam ik bovenstaande rebels over. Do
Sultane is een oude staalgravure, door een student in zijn studiecel ge
vonden, overblijfsel zijns voorgangers. Er wordt verhaald van de
droomerijen, door het aanschouwen dezer beeltenis aau den joïigoling ontlokt.
Wanneer hij, na langen tijd van do plaat gescheiden te zijn geweest, na
van de wereld genoten en zich rijkdom verworven te hebben, haar
wetrKiet, luidt de vraag, die de grondgedachte der geschiedenis inhoudt:
Werk'iijldieid liad gulden vruchten,
Voor zijn voeten opyegaarJ,
Waren zij do zoopl-eilileuiün
Van Ayeeha'a droomen waard ?
Maar, zoo als ik zeide, Paola staat hier boven. Het is edeler van
vorm, dieper van beteekenis. Paola is een bedelaarsters-kind, dat, bij de
Btervensapotide harer moeder door een vreemde vrouw wordt tot zich
geaomen. Jaren later, als de vrouw, met het meisje, wier onderhoud haar
te duur begon te worden, eens inde Florentijnsche straat, in zalig niets
doen" voor de kerk ter neer zit, trekt 't groepje de opmerkzaamheid
eens voorbijgaanden schilders:
De bruine vrouw niet al de schoone lundïen,
Wier inii vergulde huid, niet huif bedelt
Door donk'ro lompen, glansde als zonnig goud,
Door blauwe marmerschaduw zacht omlijst;
Wier oogen, als fluweel en vuur te za:aen,
Hem onder 't blauwzwart haar brutaal aanschouwden..
Wat duul<t u, tu?sschen twee haakjes, van deze schildering, van dit
beeld? De schilder koopt Paola van haar stiefmoeder, ontdekt later
in haar het talent, het genie der schilderkunst, en nu vangt het
eigenlijke drama, dat ons geschetst wordt, aan.
Eens 'g avonds, na een dag van zonneschijn,
W»« 't i'.il in 't atelier; zacht «ebeen d« uuan
En de avondwind bracht op flnweelen
Van myrt en van citroen de geuren mee.
Zij zagen uit het venster. Ginds, van ver,
Verhieven, bleek getint, zich de Apennijnen,
Een grillig nitgetaude zilv'ren boord
Om 't donker floers van 't blauwe firmament,
Waarop de sterren beefden ... Naderbij
Welde uit de diepte van de am mdelboachjaai
De zilv'ren toon der mandolinen voort;
Een held're stem klonk mee.....
Zijn zangen stortten in de onmeet'lijkheld,
Verliezend in verlangen zich en weelde...
En Paola hoorde....
Zij hoorde, het was de stem der liefde, die den grooten strijd ZOU toefen
met hare kunstroeping. Zij wordt verliefd op den eigenaar der stem, maar
Clauiiius, de schilder, om haar voor de kunst te behouden, bewerkt den
dood des minnaars. Dan, de liefde bleek de machtigste, want snel kwijnt
2 ij nu weg en Claudius, onder don ontzettenden druk der twee misdaden,
vergrijst ook vóór den tijd.
Dit is dus m. i. het schoonste dichtstuk der verzameling. De strijd van
stof en geest, van de werkelijkheid en het ideaal wordt er meesterlijk in
geteekend. Het is droevig, het stemt den lezer niet vroolijk, het einde
is noodlottig, maar het is de ware, de wijggeerige, de hooge droefheid van
den dichter, die er zich in uitspreekt. Vlekjes zouden misschien genoemd
kunnen worden de gezochtheid van het middel, dat Claudius gebruikt om
zijn modeminnaar te vermoorden en het eenigszins onbevredigende einde.
Een technische fout wordt in het volgende gedicht, Zomer nacht, gevonden:
Dan toen hij Komeo'a, Julia'a minnekozen
Hier valt de klemtoon verkeerd:
JuliaV ??? w kan men niet zeggen.
Het volgend gedichtje AngiokUa beheLt een allerliefst Couplet, tea
jon^e man wacht zijn Gretchen op in het voorportaal der kerk. Zij neemt
wijwater van hem aan.
lic fluisterde : Angioletta . , . ";
Toen zag ze op naar mij ;
Ik eb voor u gebeden",
Zoo sprak zo, en ging voorbij.
Het stukje Estdla is van een hybr-'dischen humor ; het is wreed, raaar
uit de natuur gegropen. Mluiïcrn-'icht zijn drie stropheu vol weemoedige
EaU:.,'ivc3;;IJerii)#. Lol/e Gnfc/tc/i, en pjrtt-Amhiiicr zijn niet de bo-te
ged.i'ïitcn. Het eerste een herhaling van Ouida's TKO l;Ul: woeden skoci,
Let tweede een middeueenwsche Ridder-ballade. Veel oorspronkelijker
is weer Llonde lokken, eene symfonie vol gang eu toon, funtazcereudo
over de geschiedenis eener gouden valsche vlecht, tintelend van lijnen
£n hiermede meen ik afscheid vaa Fiore del'a Neve's laatsten bundel
te mogen nemen. De lezer zal mij niet verwijten te veel citaten te heb
ben gebruikt, want een beoordeeling zoude alleen reeds uit een goede
keuze citaten kunnen bestaan. Zoo leert men den dichter kennen.
Mt'ge onze Sneauwbloem" voortgaan ons op staaltjes vau ziju uitste
kend talent te onthalen. Zeker zal zijn rceni zicii handhaven en zich
verhoojeïi. Moge hij steeds zijn viool van het edelste hout, met haar melodieus
triilonde snaren voor ons bespelen. Het is toch al muziek, wat hij geeft
en Lii'Iwij Xoiréheeft evenmin ten onrechte gezegd, dat de muziek de
kunst bij uitnemendheid van onzen tijd is, als prof. A. Pierson onlangs
gfM . (j];e:i hoeft van ds plasrogens muziek" dia het tegenwoordige ge
slacht behoeft om niet tot psssimisme te vervallen.
A::sT£Er4:-r, ?> December 1834.
II. F. de Canter.
Magen en Hilda, door G. W. Lovendaal.
Uitgave van II. C. A. iiieme te Nijmegen.
Het is, meen ik, Heine, die ergens beweert, dat. een leeuwin niet begint
met. een haas en daarna een hond ce werpen, oui eerst langzamerhand een
leeuwenwelp ter wereld, te breugen. Deze gelijkenis zou moeten dienen
o in aan te toouon dat het eerste werk van een meester reeds een mees
te; werk moet zijn. Honderden voorbeelden echter bewijzen het tegendeel,
en men zat tot deze voorbeelden ook het gedicht Magen en Hilda van
Loveudaal kunnen rekenen. Tusscheu den dichter toch van de bekende
aardige kinderbundels en den epischen zanger van de Magensage ia de
afstand zoo groot, dat het beeld van den aardigen kwispelenden Azor,
die opzit en pootjes geeft, en den leeuw, die trotsch de manen schudt, niet
ongepast sahijut.
Het gedicht Magen en Hilda ia een epos in den volsten zin des
woords; het bazit grootschheid en zelfbewuste kracht, soms naieveteit en
innigheid, doorgaans een even geaeheveerden vorm als de gedachte eischt.
Het is evenwel, gelijk de kouing der woestijn, moeielijk te genaken, of
beter, alle beeldspraak ter zijde: de eerste zangen ziju niet zeer begrijpe
lijk, een weinig afschrikkend. Laat ons, daar het middengedeelte van het
boek deze moeite drievoudig beloont, in den kleinen doolhof van eigen
namen en duistere zinsneden der eerste bladzijden een Ariadue-draad
aangeien, die het doordringen gemakkelijker maken zal.
Magen is de zoon van den gesneuvelden rankenkoning Samot, die te
Battenatede (Nijmegen) woonde. Magen is eerst zestien jaren, maar hij
bemint reeds sinds lang Hilda, de dochter van Kuno, koning der Batten.
Als kind heeft zij hem gevraagd in zijne boot, de Meeuw, te mogen
stappen.
Mint gij 't varen," zeide Magen,
,,'k Eer bet meisje zonder schroom;
Bchoonsr kan de Meeuw niet dragen,
Kom, on» beiden wieg' de stroom."