De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 21 december pagina 12

21 december 1884 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 391 IV. Het was op een helderen Decemberdag, omstreeks den tijd waarin de geld aristocratie van New-York zich in de » Fith avenue", het Korsó van de geciviliseerde wereld, het drukst beweegt. Uit een der statigste gebouwen rolde eene door twee prachtige paar den getrokken equipage midden in het gewoel der andere fraaie rijtuigen en ruiters, die zich over de met sneeuw bedekte straat voortbewogen. De personen, die in het open rijtuig zaten, een heer, geheel naar de Amerikaansche mode gekleed, en eene jonge bleeke vrouw, in een kostbare pels gehuld, trokken de algemeene aandacht. Mr. Herbert Willes, chef van eene der grootste bankiershuizen te New-York, die tot algemeene verwondering zijner kennissen en vrienden op zijne terugreis van Duitschland, waar hij voor zaken moest zijn, eene jonge vrouw had medegebracht, liet zich met zijne echtgenoote heden voor het eerst in het publiek zien. De talrijke ruiters, die groetend het rijtuig voorbijreden, en daarbij nieuwsgierig hunne blikken daarop richtten, moesten be kennen, dat Herbert met zijne keuze zeer te benijden was, iwant het fijnbesnedene, voorname gezicht der jonge vrouw was wer kelijk zeer interessant. De blonde haren golfden zacht langs voorhoofd en slapen, de scherpe winterlucht had de wangen eene zachte roode kleur gegeven, en de groote, schitterende oogca keken opmerkzaam naar alles, wat hun omringde. Zij was de eerste jeugd reeds voorbij, omstreeks vijfentwintig jaren oud, terwijl de scherpe trekken om oogen en mond, haar gelaat nog een interessanter uitdrukking gaven. In elk geval kon zij voor eene schoonheid doorgaan, zelfs in New-York, dat, zooals bekend is, rijk is aan schoone vrouwen. Over het gelaat van den man, die natuurlijk de bewondering, waarvan zijne vrouw het doelwit was, moest opmerken, gleed een glimlach van tevredenheid. »Ik dank u, Ilclena!" zcide hij hartelijk, »dat gij heden gehoor hebt gegeven aan mijn verzoek, om met mij uit te rijden. Geloof mij, darling, dat wij weinig dames in New-Vork hebben, dia zich met u kunnen meten, ik ben trotsch op u, lieve vrouw! en heb ook eenig recht daarop.1' Zij glimlachte en schudde zacht met het hoofd. »Gij zijt zoo goed, Herbert! zoo zeer met mij ingenomen. Wie weet of ik wel ooit uwe verwachtingen kan bevredigen, wie weet, of gij niet eens berouw zult hebben, mij aan het tooneelleven ontrukt en tot uwe vrouw gemaakt te hebben." » Nooit," was zijn beslissend antwoord. »Ik kende u reeds lang vóórdat gij van mijn beslaan afwist. Mijn besluit was niet met overijling genomen, want mijne opmerkzaamheid en nasporingen hadden mij reeds lang vóór ik uwe hand vroeg, tot de vaste over tuiging doen komen, dat gij niet tot de gewone soort van tooneelheldinnen behoorde!. Onweerstaanbaar voelde ik mij tot u aangetrokken. Toen viel mij voor het eerst na vele jaren in, dat mijne goede moeder zelf eene duitsche was geweest; ik her inner mij, hoe goed mijn vader met haar geleefd en zeer dik wijls den wensch geuit had, dat ook ik mijne keuze in Duitsch land zou doen. »Ik had u wel opgemerkt," glimlachte zij, >gij zat eiken avond in de parquet-Ioge van het Thalia-theater, en zaagt voort durend naar mij. Na elke voorstelling vond ik u dan altijd in het voorportaal van den schouwburg staan, op mij wachtend, om mij, eerbiedig groetend s goeden nacht" tewenschen. Gij hebt langen tijd de rol van den vromen ridder Toggenburg gespeeld." » Omdat ik niet juist wist, welken weg ik moest inslaan, om u te naderen. Op dien gedenkwaardigen dag echter toen wij ons op eene zoo eigenaardige wijze ontmoetten, was ik vast besloten. aan de zaak een einde te maken en mij zekerheid te verschaffen, Toen kwam mij het toeval, waarop ik zoo lang tevergeefs had gewacht, te hulp, juist toen ik er het allerminst op rekende. Mijmerende wandelde ik door de Jungfernslieg, toen ik eene zeil boot van het land zag afstooten en gij waart daarin." Met de familie van eene collega, waar ik dikwijls kwam," be vestigde Helena. »De man was met zijne vrouw ziju vierjarig dochterlje en mij gaan wandelen en plotseling op het denkbeeld gekomen te gaan zeilen. Wij vrouwen pruttelden ia het begin natuurlijk tegen, maar gaven eindelijk toe, toen hij ons veizekerde geheel met de leiding van eene zeilboot veriromvd te zijn." sllet was een (,'ewuleniooslieid," viel baar Ilaibert in de recta, (l;i;le!iji;, iiat (ie man u door onvoorzichtigheid in gevaar igua, want de Alster is een moeilijk water. Ik nam daar om terstond het snelstzeilerid en beste bootje, dat te huur was, en had u spoedig ingehaald." «Zoolang wij op den Binnenalster waren", ging Herbert voort, »ging alles goed; ik vergenoegde mij met op eenigen afstand mede te varen. Niet zoodra echter waren wij de Lombardsbrug voorbij en lag de grootere waterspiegel van den Buitenalster voor ons, of ik zag het onheil reeds naderen. Uw brave collega kon niet voort met de besturing van het zeil. Wat ik gevreesd had, gebeurde " >Wij sloegen bij het wenden om", knikte Helena. »Gelukkig was ik vlug bij de hand natuurlijk met het doel, vóór alles, u te redden. Toen gij echter met de golven kampend, mijne aangebodene hand terugstiet, en terwijl gij op het met den dood worstelende kind weest, mij toeriep: ,het kind eerst het kind!' toen, Helena, zeide ik bij mijzelven: zij, niemand anders wordt mijne vrouw!" »Gij bracht ons gelukkig aan boord, beste Herbert! terwijl intusschen mijn lichtzinnige collega met zijne vrouw door een ander vaartuig werd opgenomen. In mijne druipende kleederen zat ik naast u in de boot, en zocht het bevende kind in mijne armen tot bedaren te brengen. Gij hebt mij uw jas tot dekking ge geven, waarin ik vreemd genoeg moet uitgezien hebben. Niet waar? Vragend rustten uwe oogen op mij het was wel eene vreemde positie. Terwijl gij met vaste hand het bootje naarden oever stuurdet, deed gij mij eene liefdesverklaring". »Het was mij onmogelijk langer te zwijgen ik moest u zeggen, wat mijn hart voor u gevoelde." (Wordt vervolgd.) SCHAAKSPEL. No. 51. Meesterstuk van S. A. SÖEENSES te Kopenhagen: ZWART. a b o d e WIT. Wit speelt voor en geeft in 4 zetten mat. !(Wit 7 en Zwart 11 stukken met K. E 5). OPLOSSING VAN SCH A AKPR OGLEB JI Xo. l F 3 G 3!! 2 II. nt D. mat. 4 nt G 3 (A (2) l .... i F 4 E 4 (b 2 G 3 E S mat. C") l B. G 7 o^ H 8 (3 2 Dame nt E. mat. Pd. geeft mat. D 4 nt F 5 (d T. E 3 mat. C S B C (a (o) E 7 - EC Z Dame C 7 mat. Eindspel tussclien A. B. en H. SI. l Zwart E 7 B 4! IX nt K. l'd. C S 4. K. speelt. Pd. nt D. en wint bij goed spel. Serstmis-varia l van Miss CLARA S. Wit: K. c l, D. a 5, T. b 3, Pd. g 5. Zwart: K. f 4. Pd. t' 7, P. g 4 (wit 4 ZAT. 3). Wit geelt iütwee zetten mat. No. 2 van E. H E. VAN WOELDEKEN* te Rotterdam. Wit: K. b 2, D. h 4, E. g 2, Pd. d i, Zwart: K. d 3 (vijf stukken). Wit geeft in 2 zetten mat. No. 3 van den oud-rodacfenr van Siesa". Wit: K. a 6, T. d 8, Pd. d 0. Zivatt: K. a 8, T. b 8, Pd. d B ,zes fl "Wit geeft in dvia zetten mat. No. 4 van SAÏUEL LOYD (Florence). Wit : K. e l, T. f l en H l, P. g 3. Z \vurt; K. g 'J (viji stukken). Wit £0oit ia Ui-ie zetten mui.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl