Historisch Archief 1877-1940
No. 391
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
Waardeering, bewondering, zelfa liefde kan men er voor hebben, maar
Lier worde een gansch anderen maatstaf aangelegd.
Dat op deze expositie aardewerk-voorwerpen aanwezig zijn, waarop
met olieverf is geschilderd, schijnt niet zoo zeer ala de uiting van een
nieuwerwetscb zonderling procédéte moeten worden aangezien, maar slechts
als eene miskenning der methode, waartoe van-zelf dwaling in de keuze
der onderwerpen, die men voor zijn ceramiek-knnst zocht, aanleiding
gaf. M. a. w. wanneer men op porcelein, enz. copijen levert naar schil
derstukken op doek of op paneel, vervalt men er van-zelf toe, het
denkbeeld ligt zoo voor de hand nu ook de stof, de verfsoort te gaan
bezigen, waarmede die modellen tot aanzijn werden gebracht.
De voornaamste der aanwezige inzendingen stuk voor stuk na te gaan
en het wraken van laatstgenoemde methode door voorbeelden te ver
duidelijken, zal het doel vau eea tweede artikel sijo.
(Slot -volgt.) F.
TEN-TO ON-STELLING IN AR'li.
IV.
Sint Niklaas, waarschijnlijk gevoelig voor de hartelijke herinnering, die
ik hem in het Dagblad gewijd heb, heeft m;j dit jaar o. a. aangenaam
verrast met de toezending van twee uitmuntend op paneel geschilderde . . .
aardappelen". Een kroontjen in den linker bovenhoek van het tafereel
moet daar eeno nadere beteskenis aan geven. Deze beteekenis is wel wat
malicieus, maar geestig, en het geschenkjen is met zorg toegerust, 't "Was
gepakt m een beschilderd bordpapieren omhulsel, dat een kist voorstelt,
en men heeft mij geen vracht laten betalen, noch ook behagen gevonden
in viezigheden, dia anders dergelijke lessen wel eens vergezellen. Men
hseft willen spotten met ;nijne waardeering van het historiesch-dramatisehe
in de keus van kunstonderwerpen en zich willen wreken over mijne
vervelingsbetnigmg bij het overvoerd worden met schilderijen, voorstellende
minvermogenden", en speciaal met dezer aardappelenbewerking en ver
bruik. Men schrijft mij namoljjk, in een goed gestelden brief, datdeza
mij aangeboden aardvrucht het portret levert van de exemplaren door S ir
Francis Drake aan Koningin Elisabeth voorgezet, en bestemd om te woi den
klaargemaakt voor de koninklijke tafel. Ik verzet mij geenszins tegen dien
snoten die wraak; maar ik heb er toch twee dingen op te and woorden. Voor
eerst spreek ik, als leUorkundig theorist, wien niet alle oefening ont
breekt, mijn leedwezen uit, dat de goed gestelde brief zondigt, door to
duidelijke blijken te dragen, dat de schrijver gepikeerd is; de rol van
gepikeerde kan men niet zonder kleingeestig ea englicreig te schijnen, op
zi-'h nemen: ten tweede vind ik, ondanks deze scherts, nog geen vrijheid
om allo boeken ten \ure te doemen, waarin voor de groote meesters, van
Fiesole tot Velasquez, bewondering geëischt wordt. Ik l;an niet breken
met al de schilderscholen, waar het verrukt Europa Muzeüras voor
bouwt, en mij beperken tot hot waardeeren van da mindero of meerdere
natuurlijkheid, waarmee de typen van Ilollanclsche visschers en
Noordbrabantsche landlieden worden afgebeeld. Ook h::t hier geleverd argu
ment matigt mijne geestdrift niet voor kunstenaars, die aan kompozitie
gelooven, en het de mooita waard vinden eenige idcüa in hun werk te
leggen. Ik moet blijven betreuren, dab vele peiiceelvocrders hun vernuft
bewaren voor het schrijven vau ouheuse.hu en onbillijke brieven, in plaats
van het te doen stralen iu hunne schilderijen.
Mij dunkt, dat do cenig mogelijke toekomst voor do schilderkunst (om
vaa deze alleen te spreken) gelegen is in eone verweving van baar bedrijf
mat do literatuur. Wagner heeft dat siuts lang voor de toonkunst ge
voeld ei» gewild, ik kleef ten opzichte vaa de schilderkunst nog de zelfde
overtuiging aan, die ik, 30 jaar geleden reeds (toen ter tijd voor hoorende
dooven), van de da'^en verkondigde. Wij zien het aan allo symptomen.
Overal vallen grenzen wcch. Tusschen de genres bestaan zij sedert lang
riet meer; tusschen de kunsten zullen zij tot het minimum worden ge
bracht. Indien de liefhebbers", de connoisseurs". de verzamelaars, dit
nog niet inzien, en deze nog weinig voelen voor tafereelen, die nog iets
meer beoogen dan stemmingen der atmosfeer en hot objektieve der voor
werpen af te beelden, indien deze Heeren nog meerdere exemplaren
verlangen van oude mannetjens met stompjens pijp in den mond en
vrouwt jana, die de eene of andere huiselijke bezigheid verrichten, indien dus
de vraag naar zulke waar blijft aanhouden, zal ik mij w «l wachten op
te komen tegen de eekonomische wet, dat de proiluktie in het loven
blijft treden; maar de toekomst ligt daar niot. Ook dunkt mij diüVHtay
nog onbewezen, zoo lang kunstmatig te-werk-gestclilo loterijen van zekei e
soort van binnenhuizen schijnen aan te duiden dat het aanbod de vraag
nog steeds overtreft. En dit veroorloof ik mij te betreuren.
Toch ben ik, behondends deze beginselen, niet blind voor het talent, dat
aan de schildering van in 't oneindige afgezaagde onderwerpen besteed
kan worden. Ik heb dat meermalen, geloof ik, bewezen. Ik wil dat bewijs
blijven vernieuwen.
Meesterlijk dunkt mij de door de Yorlotïngsknmmissie aangekochte
Bchildeiy van den Heer II. Valkenburg: rio. 201. Het is een in bun boei
enkamer aan weerszijden der tafel zittend echtpaar. De inaii behandelt zijn
neiuwarmertjen, de vrouw de kofümolen. Het si.uk is getiteld Zamt-u
oud". Mij dunkt deze titel flatteert de konceptie wel wat. Dje samen oud
geworden zijn, hebben (zoo hoop ik voor de eer van 't meuschelijk geslacht)
toch nog wel wat meer te vertellen dan dat er voor een koppie troost"
gezorgd moet worden en dat men het zonder e«n trekkie oi' wat
ainersibortsch" niet stellen kan: daargelaten dat do schilder slechts bij den 50n
toeschouwer de herinnering vaa die humoristische bakersuitdrukkiug
(?koppie troost") wekken zal. Maar het uiterlijk der natuureifekten is
hier aangrijpend waar: de belichting, uit het venster in den achtergrond,
van kamer en figuren ia allergelukkigst gekozen en met juistheid uitge
drukt.
Schilderijloterijen komen mij altijd eene uiterst bedenkelijke zaak voor.
Het is een beschaafd mensch weinig waardig voor f 5. het voorrecht
.en schilderstuk JiuusuMgwwle-a ..-laad^ jjitaajauun do
harmonie zijner kameromgeving volstrekt niet gerekend heeft Icnnnen
worden: maar nu er eenmaal zulk eene instelling bestaat, mag men wel
getuigen, dat No. 264 des Heeren Valkenburg er eene groote aantrek
kingskracht aan bijzet. Wat zou daarentegen iernant die klein behuisd is
(en niet alle verlotings-vrienden verwonen een 3 a 4009 gld.!). wat
zou hij doen met No. 203, Olde Stiene"? Een schilderij, zonder de lijst
van zeker een meter breedte, bij IVs meter hoogte voorstellende:
eene oude, etende, vrouw ? Wat is hot voor een denkend wezen, dat
er behagen in vindt zóó veel muurvlakte beschikbaar te stellen, om zich,
op zijn gemak, dag aan dag, met de bespiegeling van zulk een onderwerp
te kunnen bezighouden ?
Ondanks den vriendelijken aardappelenzendcr van St. Niklaas, kan i&
mij moeilijk van do gewoonte ontdoen eenige waarde te hechten aan de
onderwerpen, die door schilders en dichters behandeld wcrdsn.
Een aardig lichteffekt ontbreekt anders ook niet in No. 33 Oude
lieden" van den Heer Jac. F. Brugman: hier hebben wij met een pijp.
etompjen en een Jcommefjcn koffi te doen. Ook de Heer Joh. Paling is
getroffen geworden, door het zinrijke van een rookend huisvadertjen; hij
heeft er een heldere, ijverige huismoeder en een paar kinderen bijgeschikt
(No. 192). De Heer P. ontvange mijn dank, dat hij de vrouw een knap
gezicht verleend heeft. Ook zijn No. 193, een waarlijk fraai ecbilderijtjen,
geeft ons dat oude meditatieve rookende kaereltjen, dat vele hoofden op
hol maakt.
De Heer II. A. C. Dekker, die ons, in zijn No. 46, een aardig vrouwtjen
aan 't spinnewiel levert, dat 's tvintcrs aan den Jiaard betiteld wordt, maar
geen vuurtjen zichtbaar maakt, ziet insgelijks een oud, bepaaldelijk als
peinzend" aangeduid, mannetjen bij den haard aan 'trooken,
Ook No. 71 laat den jongen grootvader" eun pijpjcn rooken.
De Heer Halberstadt van Antwerpen beeldt ons een ruw geschilderden
ouden man af, die in een bierhuis schijnt te zitten, en insgelijks aan de
godin Nicotine offert. Hij itifituleert dit levensgroot stuk: Stil genoegen"!
Mcj. Etha Fles brengt bij het rooken ten minste nog een aardigheid te
pas en stelt een boerenjongen voor, mot Vaders pijp" in den mond. Een
zure appel, in 'e knaapjens eene hand, hadde ds zedeschcts volledig
gemaakt.
Den smalscliouderigcn schoolmeester met de lange pijp van den Hoer
Huibr-rs g.-dasht ik reeds.
Ouder de peinzende oude mannetjens onderscheidt zich gunstig do
hcngelaar van den lieer Tony Offermans. Ziju briilenkoopmau", niet
htt vrountjcn over do onderdeur is wat somber van toon. Droefgeestig*
hei J wordt in de kloosters bestreden; men acht haar niet vruchtbaar.
Ik zou dio kloosterwet onzen schilders wel op het hart willen drukken
en radau hun aan, wat de Duitsche mot I!ci-'lcr7;cit zoo ziui ijk uitdrukt:
vrolijkheid, helderheid.
Men vreest ^oor eene maatschappij, waarin de zelfmoorden zich erg
vermenigvuldigen: en waarin de s^.ilders hun heil zoeken in
schamplicaten of nog erger in slecht-weer-tonen.
Toch kan men, ook langs den anderen kant, overdrijven en in de hard
heid van den lieer Sebcs vervallen. Zijn larnplicht-stukjon, waarop het kleina
kind liever bij vader dan bij mosder is, en zijn Ilindeloojpensch
kostuumstuclietjen hebben anders goede hoedanigheden.
Juf v. Abeleven heeft haar voorstelling In het atelier'' aan da
verlotingskommissie verkocht; het doot 0113 voor deze leerling onaer Akadcmie
genocgcn. Da afgebeelde schildeies had wel een wat minder wollig voetjeu
en har.dijen verdiend. Maar daar zijn groote meesters tegenwoordig, die
aav.ki-iiüg tot e;;n nieuw synonyem, voor schoonheid geven. Wat schoon
bek! isïwt'l, het wollige."
Wij hebben zulke mooye studies van koppen van den acadómicien
Witstn gch:ul; waarom symboliseert ook hij do levensmoeheid in zijn som
bere sprokkslaars ?
De Hoer vau Erven Dorens brengt ons in een aangenamer stemming, met
zijn n.ï.,Evcn rusten" een aardigo dienstmeid in een ouderliuis. De
kop staat eea weinig uit liet kruis; maar ik geef too, dat de slagersknccht
daar geen erg in treft.
Ook de lieer Phlippeau geeft ons een genrestuk, dat opgewekter geest
«itd.ri.kt. In zijn. bekenden uit Italiëmeêgebrachten toon, schildert hij
bevallig en met natuurwaarheid (dica rosa toon eenmaal aangenomen) een
goed gckomponcerdeii groep in een landschap. De schilderij is betiteld
«Zo Anwliii, en een mooi knielend meisjen en profil legt iets poüetiesch
in dat sdiietgübed.
De Ikcr Kever doet on3 weer in prozaïscher sfeer verwijlen: een zit
tende vrouw, die aan haar blaauwen boezelaar knipt, ea eene andere, die
.,na;i da wastobbe]" staat. liet laatste is vau kleiner afmeting dan
hut eerste. Hot ia waar, dat siuts de o:.b.;d;iidsndsto sujetten tegen
woordig soms levensgroot op teu-toou-stellingen worden gehangen,
schilderijen als deze van ruim eea vierkanten nieter oppervlakte door
gezach gedekt worden. Hot talent van den Heer Kever is in de laatsta
jaren hoe langer hoe meer aan den dag getreden.
Heel iets anders is de voor de verloting aangekochte Blondine, van den
Heer aanman, dien hij voorstelt aan eene .Geliefkoosde bezigheid." Zij
is met eau veer bezig. In het deksel vaa haar werkdoosjen ziet men
echter wat zij met dat cieraad beoogt; daar prijkt de fotografie van een
aardigen kneveldrager, 't Is voor het lieve stukjeu jammer, .dat het
kopjeii niet een weinig interessanter uitdrukking heeft.
Het fyzionornietjen der lezeres aan zee, door den Heer Willy Martena
geleverd, is ongemecuer. Jammer dat da zee wat zwak van behandeling is.
No. 173 vau den Heer Th. Mesker heeft kritiek uitgelokt. Mij komt
dat markthoekjen, met zijn stoffaadje van figuurtjens ouder velerlei zonne
scherm, zeer geslaagd voor.
Onbegrijpelijk is liet, dat, bij de .goede stoffaadje van 's Heeren Tostas*
landschap bij den sycomore-boom, een paard voorkomt van buitensporige
lengte, gemeten van den hangenden kop tot aan het einde van't staart*
been.
in de