Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NED-ERLAND.
N». 394
gaven, behoort de Heer Artz, oud-leerling der Akademie. Het zijn een
paar inooye pendanten: die visscher, tegen zijn mast staande, en die
vrouw met kroost uitziende naar zee. Er ligt daar een heele reeks vaii
gedachten tusschen, al heeft deze man niet te doen wat Tollens zoo
aandoenlyk zegt van een matroos daar op Nova-Zemla:
, Zjja makkers moeten 't weten,
Hoe lief zijn vrouw hem heeft; hoe al zijn kindren heeten.
Een sterk bewogen zeehaven-scène geeft ons ook da Heer Blommers,
in Z\jn stuk, getiteld November". Een halve bevolking van een zeedorp
verdringt zich aan 't strand; men ziet ze van achteren. Het schijnt, dat
er scheepjens moeten aankomen: maar hoe fraai het stuk ook van kleur
zjj en hoe de hoofdlijnen (beter?grenzen van tonen) op haar plaats staan,
bij da tegenwoordige penceelsbehandeling kan men niet meer de
boegEpriet van het roer van een echip onderscheiden: 't ia dus onzeker.
Segantini, die zulk een voortreffelijke teekening op de jongste
aquarelfcan-toon-stelling leverde, heeft hier een stuk, dat hij In den etal" be
titelt, 't Is allervermakelijksfc te zien hoe iemant een Italj. kind, in
een loopkorf afgebeeld, voorstelt door eene verzameling van bolligheden,
die u inderdaad aan ons aaloud Saturdagavond-produkt doen denken.
Onder de stukjens, die voor de Verloting zijn aangekocht, behoort ook
No. 79. Gunstige tijding", waarop van de perspektief-lijnen wel een
weinig meer notitie had mogen genomen worden, vooral ook in verband,
met den achtergrond.
Mej. Betsy Kepelius levert een keldertje in het kasteel te Linschoten",
verdienstelijk voor teekening en schikking, zoowel als kleur.
Ook de Heer H. J. de Cock doet ons buiten verwijlen, in zijn met kennis
en zorg geschilderd Binnenhuis op het eiland Ui-k". De keus der vrou
wentypen verdient toejuiching. Deze schilder is er niet op uit, zoo ala
vela zijner kunstbroeders hier te lande, om den laster voort te planten,
dat te onrechte de helft van het menschdom den naam van schoone
sexe draagt. Ook het effekt van den man, dien men op den rug ziet,
maar met wiens gelaat men door een spiegel kennismaakt, is aardig
gevonden.
Boven den van onder op gezienen jongen grootvader" van den Heer
Gari Melchers, te Egmond aan zee, hangt do evenzeer van onder op
geziene vrouw, die naar buurvrouw" kijkt. De stukjens zijn niet onaar
dig, en als de Heer Melchers geen Hollander is, begreep hij goed het
charakter.
Ik sluit ditmaal mijn artikel met iets, dat wellicht een groote ketterij
gerekend zal worden. Er heeft zich een partij vóór en een partij tegen
do groote stukken van den Carlsruher Adolf von Meckel gevormd: die
Oostersche rotsen met de karavaan", die Water!" vindt en de zooge
naamde Beduïnsehe schoonen", met die vervaarlijke palm- en
varengewassen (of wat het zijn mag). Ik sta bij de voorstanders: toch niet om
dat de stuif ken ?6000 moesten opbrengen: maar hoe vreemd die lucht, die
natuur, die harde omtrekken ons hier mogen schijnen, onmogelijk
dunken ze mij niet, en ik kan kwalijk onderstellen, dat iemant, die zoo
goed schildert, al is het ook wat dekoratie!', zich dermate in «ju waar
neming vergissen zou.
9 Dec. '81. ALR. TH.
(Wordt vervolgd.)
UIT BELGIË.
Publieke vermakelijkheden. Laatste
woord aan den schilder Yaii Eoerg.
Men verkeert hier tegenwoordig in zesr nare omstandigheden. Z. M.
de Koning (om van boven af te beginnen) weet niet wat hij doen zal.
Moet hij aan de liberalen of aan de katholieken een zuur gezicht trek
ken. Moet hij lachen of weenen, wanneer op de feesten der hoogeschool
herhaaldelijk van de verwantschap tusschen wetenschap en volksregeering
wordt gerept? Moet hij weenen of lachen als men hem in 't boscli bij
Laken door eenen knal wil verschrikken? Moet Z. M. !;;ehen of weenen
over het ministerie, bij welks samenstelling zoo deerlijk werd geklaagd
over het kwetsen der constitutioneele rechten, een ministerie van wieu
het heet dat het geen haar beter of slechter is voor de liberalen dan dat
wiens plaats het heeft ingenomen? Waar is troost te vinden ? Z. M.
doet een wandelritje, en bezocht, om zich *e verzetten de tentoonstelling
van den demi-monde schilder Van Beers: eene eer die aan groote histo
rieschilders in Brussel niet to beurt viel. Maar wat zal men doen ? Koit
geleden zocht Z. M. het genot der kunsten door middel van den telephoon,
in Ostende te smaken. Dat kon toen in coynito geschieden; niemand
kon er tegen pruttelen, Maar die schoone dagen zijn voorbij, voorbij,
met al hun wonderkracht" zou Ledeganck zeggen.
En wat is er in de Monnate te hooren en te zien? 't Zou uauwlijks de
moeite waard zijn, daarvoor zijn oor aan den telephoon te leggen? Alle
waken krijgt men het bewijs dat de troep op een koopje is samengesteld.
De meeste nieuwe kunstenaars zijn onvoldoende in hunne rollen. Nieuwe
werken worden nog veel minder opgevoerd. Men belooft steeds Obcron
en de Meistersingcr von Nürnberg, waarvan de frausche tekst nu
eindelijk gereed is! Zou de schrijver dezes Z. M. durven raden in den
Koninklijken Parkschouwburg" het leed te gaan verdrijven wat de poli
tieke omstandigheden hem aandoen! Men geeft daar tegenwoordig Le,
(téputéde Bonibignac van den franschman Bissen. Bornbignac is een
plaatsje in het departement van Neder-Garonne, dus ver van het groote
middelpunt, de large tuve, zooals Barbier zegt, die men Parijs noemt.
Een zeker edelman, die een kasteel te Poitou bewoont, verveelt zich
deerlijk tusschen zijne vrouw en zijne schoonmoeder. Hij besluit deswege
op reis te gaan, ten einde zich te Parijs eens door en door te verlustigen.
Om zijn voornemen geheim te houdea stelt hij zich als katholiek
lepitimist voor de aanstaande keuze te Bombiprnac; zendt echter, tenv\ji hij
naar Parijs trekt, zijnen secretaris Pinteau in zijne plaats, om hier on
daar redevoeringen te honden. Doch Pinteau is in 't geheim een aanhan
ger der principes immortels de 89", en weet de kiezers van Bonibiguac
200 te bepraten, dat fcii tjiinleJiJk w o/dj; gekyzen ju'egwjs, zijnen
ri^uMkeinsclien geest. Nu komt Cliantelaur van Parijs terug en geraakt in de
grootste verlegenheid, welke ten slotte tot eens verzoening leidt met -?
vrouw en schoonmoeder.
Het stuk is niet onaardig aangelegd, doch de samenloop der omstandig
heden is onnatuurlijk; sommige oogenblikken doen echter hartelijk en
onschuldig lachen s.,. 't Zou toch zoo kwaad niet zijn indien Z. M. hier
zyn verdriet zocht te verzetten, daar de Parkschouwburg toch Koninklijk"
is.... Maar de prinsesjes van Van Beers gaan voor!
A-propos van Van Beers! Een nieuwe kamper is tegen hem ter verde
diging dar ernstige kunst, ia 't strijdperk getreden, in den persoon van
Théodore Hannou, die aan den schilder la prostitution de l'art verwijt.
Hiermede nemen wij afscheid van de zaak.
Brussel, 3 Dcc. '34.
Vlaamsch XooHtclnieutts,
Ds oude vlaanisclie jaarboeken en overleveringen weten veel te berichten
van de liefde tot de dramatische kunst, die bij de voorouders heersclite.
Sommige steden in Vlaanderen meenen dat hunne tooneelgezelschapjpcn
opklimmen tot de dertiende en twaalfde eeuw. Het is eene dwaling,
gesproten uit een aantal bijzonderheden, die op deze plaats niet kuii<.'"i
opgesomd, veel minder beschreven worden, 't Is nochtans zeker ds er
in de laatste middeleeuwen ternauwernood eene plaats was van ?"'
inwoners welke niet haar Tooneel- of rederijkersgezelschap bezat, en '-1.it
deze smaak, ondanks alle tegenwerking, ondanks alle omwenteling, door
de achttiende eeuw heen tot op den dag van heden, heeft standgehouden.
In het jaar 1833, den 24en December, is van regeeringswege opnieuw
een reglement op de Vlaamsche tooneelgezelschappen maatschappijen"
genoemd, uitgegeven, met de lyst dergenen welke als regelmatig ingesteld
en erkend moesten worden beschouwd. Daarin komt Antwerpen voor
met elf Tooneeloiaatschappijen"; zestien andere in verschillende stedon
dar provincie. Brussel telt er zeven, de overige plaatsen der provincie
Brabant hebben er te zamen eveneens zestien aan te wijzen. Te
Hasselt vindt men er vier; in het overige belgisch Limburg nog zes.
Gent telt zes tooneelgezelschappen, het overige Oostvlaanderen nog negen.
Te Brugge heeft men slechts een enkel erkend tooneelgezelschap,
overigens vindt men er in Westvlaanderen nog acht. Dat in de provin
ciën Oost- en Westvlaanderen betrekkelijk minder dergelijke gezelschappen
voorkomen hangt te zamen met het verbod der geestelijkheid tot
grouding dier kringen.
To Antwerpen worden in de laatste weken onder anderen de volgende
voorstellingen gegeven. De maatschappij De Verbroedering" speeMa
Alva's gehcimschryKcr; Genoegen zij ons doel" gaf een actueel drama,:
Onder de schoohvct van F. van de Zande; De vrije kunst" voerde Ik'
Stiefmoeder. (Störenfried) vanllod. Benedixop; de Morgendstar" Lasaro
de Veehoeder. De heeren van Hoop en Liefde" droegen Se Zeekapïtein
van Alex. Dandois voor; nog eenaantal andere werken worden voor deseu
winter aangekondigd. Meu zou haast kannen zeggen: Al wat loeit,
wat ademt.... speelt." Eigenaardig is de belgische tooneel-lettcrkundo.
Zij heeft de hoofdeigenschap van op de goede burgerij berekend te zijn.
Merkwaardig is do tegenstelling van tooueeleu als die van 't Pare oi' de
Galeries (om van de Slonnaïs niet te spreken) en het Vlaamsche
Nationaal tooneel" in de Alhambra. Ja waarlijk is dit een nationaal
tooneel. Wat men er voorstelt wordt door 't volk verstaan, meegeleefd,
genoten. Door en door zedelijk, naief, sonis kinderlijk, zijn er de
voorstellinïon, en meii vraagt zich af: Hoe kan een zoo onbedorven volk
zich dien hemt gout van 't fransche tooneel, die basterd voorstelling-en
laten welgevallen? Zijn de Eelgen hier, of zijn ze ginds te zoeken?
Bederft het fransche onderwijs op zoo deeriijke wijs de natie? Of be
zoeken de kostschoolplanten den schouwburg niet? Zeker! maar men laat
zich de voorstellingen welgevallen, als andere slechte reuk waaraan men
zich went. Wij zagen nog voor korten tijd wat een Vlaamsen werk bij
een nationaal publiek vermag, dooi- de voorstelling van Stella, geschreven
door den jongen auteur Tierlinck-Stijns, met muziek versierd docr
\VaIlput. ('t, Is ook e?ne eigenaardigheid, dat voor 't volk letteren eu
muziek onafscheidelijk zijn. Geone redevoering zonder muziek".)
Stella is een meisje dat in hare kindsheid gestolen en onder Zigeuners
werd opgevoed. Hare zoogenaamde moeder (eene soort van tooverheks)
zoekt haar, voor eene goede som gelds, aan eenen rijken jongeling, met
name Zcgor van Beersel, eenen Brusselaar, in handen te leveren. Deus
Olga, de tooverheks, geelt haar te dien einde eenen slaapdrank, doch
op het oogenblik dat Stella nu weggevoerd zal worden klopt de gravin
van Beersel, Stella's eigene moeder, Zegers tante, aan Olga's woning, om
door de zwarte kunst te vernemen, waar haar voor vele jaren gestolen
kind zich bevindt. Het valt natuurlijk aan de heks niet moeilijk daarvan
een en ander te openbaren, want het gezochte kiüd is btella zelve,welke
toenmaïils den naam van Joanna droeg.
Na dit tafrcül doet Zeger nu eene poging Stella weg te sleepen- doch
de slaapdrank heeft intusschen uitgewerkt, en de schaker wordt in zijn
voornemen gestuit.
In 't volgende bedrijf komt nu ras de waarheid aan 't licht. Olga
bekent voor de gravin, dat zij zelve in der tijd het kind had gestolen,
om zich er over te wreken dat het rijtuig der gravin Olga's kind had
overrcuon. Men heeft aan de gravin intusscheu een parelsnoer ter haud
gesteld; dit wordt door Zeger erkend als een snoer dat hij bij een Jood
gekocht had, om het aan Stella te schenken. De jood kocht het voor
vele jaren van Olga. Het is Let parelsnoer dat Joan.ua als kiiid had
gedragen.
Stella-Joanna wordt ntt door de gravin geliefkoosd, die zij vask in
den dioom had gezien. Zeger wordt daarna ,;als een booswicht" door
fcitella ielve aan de deur gewezen.
In 't 4e bedrijf zien wij, hoe het meisje, liaar Zigeunerleven niet knn«'
nende vergttsn, in een herberg de Brusselaars aanspoort haren vriend'
..den zanger Otitlei'' uit het gevang te gaan verlossen, waar Jiij >:-::-ïde
(he,t stuk. £e eelt in 17.19J i§jr