Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 393
»v
n
* \
l
TEN-TOON-STELLINQ DS ARTL']
,e . V. (Slot.)
Er ia niet altijd homogeniteit tnsschen redakteur en zetter. Of Heter
dézotter ia niet altgd konsequent. Hg bewijst met zijn touwtjen, dat die
?o die jM&ten er niet meer in kannen. De redakteur, die ook zijn hoofd
tel heeft, zwicht daarvoor, en zoo blijft een stuk acht dagen liggen.
Bmiddel» ia de zon-eklips voorbijgegaan; ces messieurs riont pas let
eomplaisance de recammencer en de kritiek der ten-toon-stelling wordt
morteit na de maaltijd. Maar er staat onder het stuk Wordt vervolgd,
On bet wordt er misschien niet met hand en tand onder bevestigd,
?sar het bhjft er onder. De lezer denkt niet: Kan dat ook slaan op den
aan, wiens initialen onmiddelijk boven dat bericht te vinden zijn?" Daar
bomt men niet op: want als een vervolgde heeft hij zich nooit aangesteld....
ondanks die aardappelen; nu, zoo lang het maar geen overrijp boomooffc
wordt, waarmee hij begroet wordt, laat men zich, vrolijk en wel, alles
gevallen bah, entre amia / Intusschen praatjens vullen geen
gaatjens, en ik sta te goed met het zetter-corps (letterzetters namelijk)
?m hun woord niet in eere te honden. Ik ben net als Alfïeri: ik voel
«ok de grootste dankbaarheid voor die trouwe handen, die mij alles ten
goede houden mjjn verkleiningen met tjens, mijn hoevèrten, mijn Jcajecs,
e* -ik weet niet welke absurde spellingen al meer, ja, die somtijds mijne
denk* of schrijffouten zich als druk-dito latea aanrekenen. Weest gezegend,
brave gezellen!
?.Maat nu weer tot andere kinderen van Sint Lucas: Heeren fijnsch
dÉsra. 'DéHeeren en Dames van het landschap komen er, dit maal, genadig
a£ De heb wel de ten-toon-stelling een keer of twaalf bezocht; maar ik
tien gewoon, eer ik definitief de balans mijner indrukken en overwegingen
opmaak, nog eens, hier en daar, een kijkjeo te gaan nemen; en dat kan
nu niet meer gebeuren. Ik houd dus alles te-rug wat nog niet genoeg
tet wasdom bij mg gekomen is, en blader dep katalogus nog maar eens
tachtig door, om te zeggen, welke stukken $er slot van rekening, nog
meer bizonder mijne aandacht hadden getrokken.
119, Jan Hoynck van Papendrecht, Rotterdam, Schijfschieten aan boord
van'. Z. M. Artillerie-instructie-schip Het Loo". De Heer H. v. P. is ook
een lid van de jongere keurbende. Wil hij de hollandsche Bellangéworden
uitstekend. Het moeilijke onderwerp moeilijk ook van wege de
vele lichte lokale tinten aan boord van zoo'n schip is met smaak en
talent behandeld.
Lieden, die niet verder kijken dan hun neus lang is, en toch graag met
Goethe pronken, citeeren, tot vervelens toe: Greift nur hiuein ina volle
Menschenleben, Und wo Ihr's packt, da ist's interessant", en voelen niet,
dat dit eigenlijk met een satyiïsche bedoeling gezegd wordt: maar
zender tot het onbeduidende, min verkieslijke te vervallen, is er toch nog
cao veel waar te nemen en te-rug te geven uit het dagelijksch leven om
ons heen: als men maar een beetjeu heeft wat de Franschen Ie sixicmc
s«ns noemen. Maar daar schort 'et 'em juistf: men kan geen hazepeper
maken zonder haas; en als men dat toch gaarne doet, zenden de lui u
dramatische aardappelen" thuis. Maar ik kan het niet helpen, ik heb
het toch aardig gevonden.
248 is een XVIIe-eeuwscb doorzicht, met drie figuren, van dea Heer
J. A. Stroebel in den Haag. Ik vind het niet te veel eer, aan onze huizen
uit Vondels en Tesselschades tijd bewezen, dat er n heele en bekwame
sdhilder is, die er zich uitsluitend aan wijdt. Onze deftige standen weten
er weinig genoeg van, om mij te doen toejuichen, dat op geen ten-toon
stelling zoo'n Pieter de Hoochjen ontbreke. De lieden zullen toch moeten
eindigen met niet maar alleen op een afstand te bewonderen; zij zullen
moeten gaan in-zich-opnemen, denkbeelden ten-uitvoer-brengen en voort
planten.
Een mooi Javaansch stukjen heeft de Heer Mari tenKatebijgedragen:
een jonge achoone, die op den Gamlang speelt. Toon en manier van
dacn breng ik gelijkelijk mijn hulde. De prijs is boyendien matig.
Dit laatste kon men niet zeggen van het stuk no. 236: een vrouw die
takkenbossen draagt en met het onderschrift Dagelijïcsche zorgen bij
QMS wordt ingeleid. Zij is of toont levensgroot. Was ze maar zoo
voortrenijk van opvatting en behandeling, dat men hierom het onbeduidende
der keus voorbijzag!
Hoe gaat het toch in de hersens van zulke schilders ? Zeggen zij: Ik
«il eens een vrij groot doek met lijst expozecren waar ik, zonder be
lachelijk te aijn, 1600 gulden voor vragen kan. Wat zal ik er op brengen ?
Dït welke waereldstreek zal ik een onderwerp kiezen ? Welke belangrijke
reerselen van het rijke menschelijke hart zal ik in beweging vertoonen?
Zal ik een historiesch charakter aan mijne kompozitie geven ? Zal ik een
zinrijke fabel in beeld brengen ? Zal ik door schoonheid van vormen oog
?B hart bekoren, op het gevaar af van sensueel te worden ? Is dit gevaar
aio groot ? Zie Rafaël, met al zijn naakten! Zie zelfs Rubens, eeu
braaf huisvader. Denken zij over dat alles na ? Zoeken zij, als Re in
brandt mooye kostuumdétails bij-elkaar, al trekt hun de
betoovennde verlichting meer aan dan de als schoon gereputeerde menschelijka
Termen? En zeggen ze dan, per slot van rekening: wel neen!
laat ons een leelijke vrouw in getemperden toon, levensgroot, schil
deren, die een takkebos draagt." Ik denk wel, dat het zoo gaat:
want ik weet anders zulke dingen niet te verklaren. Het zou echter ook
kannen wezen, dat een liefhebber bij een schilder kwam, en tot hem
mide; Mijnheer, ik ben mij eene onwederstaanbare zesthetische behoefte
bewust: U moest mij eene vuile vrouw van middelbare leeftijd schilderen,
liefst levensgroot; met een onduidelijk gezicht, zonder veel uitdrukking
i» hare houding een takkenbos dragende. Als een schilderij geen
endarwerp heeft, dan is er veel kans dat men zegt: ziedaar iets dat zus
a* zoo, prachtig van kleur, van sentiment is de Hollandsche Millet
?a God weet, of uw stuk over 50 jaren door den dan levenden (eeuwigen,
mytbischen) Rotschild geen 20,000 pd. eterl. betaald wordt."
Zóó gaat het misschien óók.
Ik heb de teekening van den Heer Witkamp No. 287 nog niot genoemd.
Dat ia eenvoudig een boerenmeid, die haar boezelaar \eratrikt maar
bier ontbreekt netje ne sais quoy niet, dat een met leven bedeeld kunstwerk;
van een ander onderscheidt.
Als men niet heel zeker is, of alles wat men maar aanraakt gond wordt;
doet men beter op eenige ideën, eenige kunstvormen verdacht te wezen, die
ook het koper waarde kunnen bijzetten.
Men moet een kritiek-artikel niet altijd vergelijken mj eene delibereerenda
vergadering; 't is somtijds ook wel een bloote stemming. Ieder-een heeft
het recht daar niet de minste waarde aan te hechten; maar dezerzijds
kan niemaut ons verbieden onze stem, zoo hier en daar, ook ongemoti
veerd te geven. BÜvoorbeeld:
Sommigen vinden, dat Louis Apol achteruitgaat. Ik veroorloof mij
zijn Zomernacht heel mooi te vinden. Waarom zou hy altgd sneeuw schilderen ?
Daar is veel natuur in het weelderig Aan de beek" van Mev.
Bildersvan Bosse.
Ik ben blij, dat mijn oude vriend Bombled nog leeft: 25 Estafette.
Drukt hij niot goed uit, wat hij bedoelt? Mijn kompliment aan den Heer
J. W. van Borselen voor zijn SMpwykscke plassen en zijn Haagsche
BoscJt; maar als hij nu (door Eochussen) bij de eerste eens de schatrijke
ffravia Moens, romantische nakomeling der amsterdamsche Otters, en bij
het andere Arnalia van Solms had laten schilderen ?
's Heeren Duchattels Zomerlandschap, 39, is zilver, 's Heeren Oppenoorths
Herfsttoonen, 185, goud. Een essayeur zou het eerst im zijn soort, aog
mooyer vinden dan het andere.
Maar ik zou niet van het landschap noch van verdere sints lang
weer ingepakte eu verzonden zaken spreken. Buitendien do meester
knecht is met zijn touwfjon in aantocht, en ik wil aan de eer blijven.
Den Heeren en Dames enfants de Vart dus mijn groet, en 't zij
meer of minder welkom: a vivederci!
26 D. '81. Alb. Th.'
DE DECORATIEVE CERAMIEK IN HET PANORAMA-GEBOUW.
II.
Wij zullen de tentoonstelling nu naar de volgorde der nummers door
gaan en bij hetgeen wij beschouwenswaardigs ontmoeten een oogenblik
stilstaan.
Mejufvr, V. C. Basserio te Mans (nos. 3?7) heeft een sprekend voor
beeld geleverd van het aardig tijdverdrijf voor dames, dat men
porcelein-schilderkunst" noemt en waarvoor handleidingen bij de firma vaa
Goor te Gouda verschijnen. Zij schildert vijf zedige, vrome voorstellingen
naar Moreau van Tours, Pits, Haraman, Maignan ea Luim. Dat mejufvr.
Basserie, waarschijnlijk een jonge dame met godvruchtig gemoed, bij het
bezoeken van schilderij-exposities of musea getroffen wordt door sommige
ascetische voorstellingen aan de kerkgeschiedenis of ..et hedendaagse!»
kerkelijke leven ontleend door min of meer beroemde schilders, dat zij
daarop het plan vormt om, in plaats van een en ander na te borduren,
dit nu eens in porcelein te schilderen en het dan in haar kamer op t»
hangen dit is een gedachte en een daad, waarvan de beoordeeliag
miet valt binnen het terrein der kunstcrit-ek, maar de aldus verkregen
resultaten in het openbaar als kunstvoorwerpen uit te stallen, is een
pogen, v-aarmede ik mij niet kan vereenigen. Dit is geen ceramiek, het is een
vermenging van ds kunst van schilderen en van de industrie der
pottebakkerij, die onmogelijk tot een gelukkige uitkomst kan leiden. Ik zal
zoo straks aanstippen hoe uit het wezen der twee kunsten de onhoud
baarheid eener combinatie vo.'gb,
Do inzending der firma, C. Cossa te Amsterdam (noa. 14?23) vermeldde
ik reeds in het vorig artikel. Vooral de nos. 14, 15, 16 en 22, vier
fai'encevazen, waarvan tvyee van het beste tegenwoordig gefabriceerde bleu de
Sèvres, verdienen ten volle bezichtiging.
No. 24 is een nagemaakte antieke kast van Italiasnsche afkomst, van
rationeele en sierlijke constructie, maar / 500 is wel duur.
Op No. 2üzijn buiten programma ingezonden" eenige stukken
oudDelftsch van de verzameling Broeker Huis." Wanneer men het nage
maakt Delftech, ouder hoogere nummers hier aanwezig, naast dit echt
Delftsch stelt, hoezeer valt dan 't verschil in 'toog! Al het warm-blanke,
het blank-gele, dat men maav voor den fond van aardewerk wenscben
kan en waarop de zacht-blauwe figuren zoo harmonisch uitkomen, vindt
men bij het oude en wordt bij het nieuwe gemist. Het oude Delftsch
schijnt een stof die leeft, het nieuwe een doodo. Ik wil niet kieskeurig wezen
of hooger eisehen stellen aan de moderne industrie, dan zij vervullen kan,
maar fabrikanten, die de voortbrengselen hunner werkplaatsen naast d.o
oude oorspronkelijke modulen in liet openbaar tentoonstellen, noodigen
immers tot vergelijkingen maken uit! In het helder licht der
PanoramaKunstzaal is dadelijk te besmeuren ter wier gunste die zullen uitvallen.
Nos. 26?65 omvatten de uitgebreide inzending van den heer A. M. A.
Dekker te Amsterdam, vertegenwoordiger van het fransche huis
Boulenger & Co. De majoiica's dezer firma zijn van een uitmuntende indus
trie. Zij zijn tot iu kleinigheden voltooid, zij zijn af. Dit zegt, bij
roajolica's, dio vaak zondigen door verwarring der gebroken kleuren, het
natte groen, het doffe blauw, het bleeke rood, dat ben kenmerkt, veel.
Dit is goede kunstnijverheid."
De heer P. Delin, voor het kunstnijverheid-onderwijs aan de
Quellinnsechool te dezer stede verbonden, doet zich hier ook kennen onder de
nos. 66?72, waarbij eenige verdienstelijke i'aïance-schotels. Zijn copijen
naar Rubbens en van Dyck bewijzen echter wederom o.a. dat, al kiest
men eerste meesters om na te volgen, al bezit men een zoo uitstekende
kunstvaardigheid a's dezo heer, al spant men zich daarbij nog tot bet
uiterste in, men zijn pogingen op bet valsche beginsel ziet schipbreuk
lijr'en, dateec gelijk efl'ect van faïence te verkrijgen zou zijn, als hetwelk
ons bewonderend naar paneel of doek doet zien. Wanneer de heer Delin
de antieke ceramiek bestudeert, er bet karakter van in zich opneemt,
hetgeen hij ongetwijfeld reeds sedert lang deed en hij blijft slechts in
dat karalrfer \verkcn, 'fc zij oude, 't zij nieuwo onderwerpen behandelend,
dan zul hij m-ii \va;ij'se!iijulijk in ton krachtiger waardeering van de zijde